2. Energieleveringen vanuit het CAR/C-ARM
De brongegevens voor de bestaande statistieken van het energieverbruik van woningen zijn de aansluitingenregisters van de netbeheerders, namelijk het Centraal Aansluitingen Register (CAR) en het C-ARM (Centrale Allocatie en Reconciliatie Meetdata), die in beheer zijn van EDSN. Deze dataset is integraal (omvat alle aansluitingen van elektriciteit en gas) en wordt door het CBS op adresniveau gekoppeld aan verschillende intern beschikbare registers, waaronder de Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG), waarmee particuliere woningen kunnen worden herkend, inclusief de bijbehorende woningeigenschappen.
Energieleveranciers stellen minimaal ééns per twaalf maanden een meterstand vast voor alle kleinverbruiksaansluitingen, waaruit de energielevering of -teruglevering kan worden bepaald. Dat gebeurt in ieder geval wanneer een klant wisselt van leverancier of verhuist, of wanneer de levering op de aansluiting begint of wordt beëindigd. In veel gevallen is dat echter niet voldoende om aan de eis van één meterstand per jaar te voldoen. Dan wordt een meterstand alsnog vastgesteld. Voor woningen met een slimme meter kan deze meterstand (in vrijwel alle gevallen) worden uitgelezen. Wanneer dat niet lukt, wordt een schatting van de meterstand gemaakt op basis van historisch verbruik.
Omdat de peildata van de meterstanden (meestal) niet samenvallen met het verslagjaar waarover het CBS publiceert, namelijk van 1 januari tot en met 31 december, moet de energielevering over het verslagjaar worden afgeleid. Dit gaat in een aantal stappen. Voor het maken van de bestaande jaarstatistiek ontvangt het CBS vanuit het CAR en c-ARM voor alle kleinverbruiksaansluitingen niet de daadwerkelijke (terug)levering, maar een standaardjaarverbruik (SJV; voor aardgasleveringen), standaardjaarafname (SJA; voor elektriciteitsleveringen) of standaardjaarinvoeding (SJI; voor terugleveringen). Deze gestandaardiseerde leveringen zijn bepaald op basis van de eerder doorgegeven meterstanden, op basis van een periode van minimaal 300 dagen tussen twee meterstanden, met voor aardgas als extra vereiste dat daarin de traditionele stookmaanden januari en februari vallen. Het aardgasverbruik wordt gecorrigeerd voor de calorische waarde, omdat de hoeveelheid energie die verstookt kan worden met een kubieke meter aardgas niet uniform is (Download Calorische Gaswaarden). Daarnaast wordt gecorrigeerd voor het weer aan de hand van profielfracties. Op deze manier wordt het standaardjaarverbruik bepaald, wat een schatting is van wat het aardgasverbruik zou zijn in een jaar met normale weersomstandigheden. Het CBS rekent de daadwerkelijke, niet voor temperatuur gecorrigeerde verbruiken terug met diezelfde profielfracties.
Een belangrijke kanttekening bij de gestandaardiseerde leveringen is dat er per woning grote verschillen zijn in de actualiteit van de meest recent doorgegeven meterstand. In bepaalde gevallen is de laatst écht uitgelezen meterstand zelfs ouder dan 12 maanden, en is een inschatting van de meterstand gemaakt om te voldoen aan de verplichting om jaarlijks een meterstand door te geven (periodieke opname). Om deze reden zijn er grote verschillen in de betrouwbaarheid van een standaardjaarverbruik, en lopen de ontwikkelingen in alle gestandaardiseerde verbruiken per definitie achter op de (ontwikkeling in de) werkelijke verbruiken. Met name voor aardgasaansluitingen is dit een probleem.