Auteur: André Mares
De Nederlandse economie in 2022

5. De arbeidsmarkt

De werkloosheid is in 2022 verder afgenomen en bereikte een nieuw laagterecord. Er waren gemiddeld 350 duizend werklozen, 58 duizend minder dan in 2021. Het werkloosheidspercentage daalde van 4,2 procent in 2021 naar 3,5 procent in 2022. Het gaat bij werklozen om mensen zonder betaald werk die hier recent naar hebben gezocht en direct beschikbaar zijn om aan de slag te gaan.

Tijdens de eurocrisis in 2014 bereikte de werkloosheid een piek met 762 duizend. Daarna liep tot 2020 het aantal werklozen gestaag terug. In 2020 nam door de coronacrisis de werkloosheid tijdelijk toe. Het steunbeleid van de overheid voorkwam een sterkere stijging van de werkloosheid en met het snelle economische herstel werd in de laatste maanden van 2020 de dalende trend van de werkloosheid weer opgepakt. Hierdoor waren er in 2021 alweer minder werklozen dan in 2019.

5.1 Aantal werklozen (15 tot 75 jaar)
JaarWerkloze beroepsbevolking (x 1 000)
2003500
2004576
2005597
2006525
2007466
2008427
2009489
2010547
2011544
2012622
2013754
2014762
2015724
2016646
2017546
2018459
2019423
2020465
2021408
2022350

Het aantal werkenden is in 2022 gegroeid tot een recordhoogte van gemiddeld ruim 9,5 miljoen. Dat is 72,2 procent van alle 15- tot 75-jarigen. In 2021 was het aandeel nog 70,4 procent. Het deel van de bevolking van 15 tot 75 jaar dat betaald werk heeft, wordt de nettoarbeidsparticipatie genoemd. Niet eerder was die zo hoog als in 2022.

De nettoarbeidsparticipatie van jongeren, 15 tot 25 jaar, is het sterkst toegenomen. In 2022 had 75,5 procent betaald werk. Voor het eerst ook sinds 2003 lag de nettoarbeidsparticipatie van jonge mannen hoger dan die van jonge vrouwen, 75,7 procent om 75,3 procent. Ook in de leeftijdsgroepen 25 tot 45 en 45 tot 75 jaar was de gemiddelde nettoarbeidsparticipatie in 2022 hoger dan in 2021.

5.2 Nettoarbeidsparticipatie (15 tot 75 jaar)
Jaar15 tot 25 jaar (%)25 tot 45 jaar (%)45 tot 75 jaar (%)
201972,88659,1
202069,985,759,3
202171,786,459,7
202275,587,361,2

Ook in 2022 was de arbeidsmarkt krap. Dat blijkt niet alleen uit de lage werkloosheid en hoge arbeidsparticipatie, maar ook uit een relatief groot aantal openstaande vacatures. Na een lichte verruiming in het derde kwartaal werd de arbeidsmarkt in het vierde kwartaal van 2022 weer iets krapper. Er waren 13 duizend werklozen minder dan een kwartaal eerder. Ook het aantal openstaande vacatures liep terug, maar minder hard. Eind december stonden er tegenover 442 duizend openstaande vacatures 359 duizend werklozen, dat komt neer op 123 vacatures per 100 werklozen.

5.3 Spanning op de arbeidsmarkt
JaarkwartaalVacatures (vacatures per 100 werklozen)
20131e kwartaal14
20132e kwartaal12
20133e kwartaal12
20134e kwartaal12
20141e kwartaal13
20142e kwartaal14
20143e kwartaal15
20144e kwartaal16
20151e kwartaal17
20152e kwartaal18
20153e kwartaal19
20154e kwartaal20
20161e kwartaal22
20162e kwartaal23
20163e kwartaal26
20164e kwartaal28
20171e kwartaal32
20172e kwartaal36
20173e kwartaal40
20174e kwartaal45
20181e kwartaal50
20182e kwartaal54
20183e kwartaal57
20184e kwartaal60
20191e kwartaal66
20192e kwartaal68
20193e kwartaal66
20194e kwartaal67
20201e kwartaal56
20202e kwartaal43
20203e kwartaal41
20204e kwartaal45
20211e kwartaal56
20212e kwartaal78
20213e kwartaal93
20214e kwartaal106
20221e kwartaal133
20222e kwartaal143
20223e kwartaal121
20224e kwartaal123

In 2022 lagen de cao-lonen 3,3 procent hoger dan in 2021. Dat is de grootste toename na 2008. Gedurende het jaar liep de stijging steeds wat verder op: in het laatste kwartaal van 2022 waren de cao-lonen 3,7 procent hoger dan in hetzelfde kwartaal een jaar eerder. Dit is de grootste cao-loonstijging in bijna 21 jaar. In het eerste kwartaal van 2002 was de stijging met 4,2 procent voor het laatst hoger. Ongeveer 8 op de 10 werknemers vallen onder een cao.

De inflatie was in 2022 echter flink hoger dan in 2021. De gemiddelde prijsstijging van consumentengoederen en -diensten kwam in 2022 uit op 10,0 procent. Daarmee bedroeg de reële cao-loonontwikkeling (de cao-loonontwikkeling gecorrigeerd voor inflatie) ongeveer -6 procent in 2022. Sinds de start van de publicatie van deze jaarcijfers in 1973 is zo’n groot verschil tussen cao-loonstijging en inflatieontwikkeling nog niet voorgekomen.

De hoge inflatie en de lagere cao-loonontwikkeling hadden een negatief effect op de koopkracht van werknemers in 2022. Inflatie en lonen zijn echter niet de enige externe factoren die de koopkracht beïnvloeden. Ook het beleid van de overheid, denk aan het prijsplafond voor energie, is van invloed. Daarnaast kan de koopkracht ook door persoonlijke omstandigheden veranderen: bijvoorbeeld een baan krijgen of verliezen, wisselen van baan, samenwonen of kinderen krijgen.

5.4 Reële cao-loonontwikkeling
JaarReële cao-loonontwikkeling (% verandering t.o.v. een jaar eerder)Cao-lonen per uur inclusief bijzondere beloningen (% verandering t.o.v. een jaar eerder)Consumentenprijzen (% verandering t.o.v. een jaar eerder)
2001-0,14,44,5
20020,23,63,4
20030,72,82,1
20040,11,31,2
2005-10,71,7
20060,921,1
20070,52,11,6
20080,83,32,5
20091,62,81,2
201001,31,3
2011-1,21,12,3
2012-1,11,42,5
2013-1,31,22,5
2014-0,10,91
20150,81,40,6
20161,51,80,3
201701,41,4
20180,321,7
2019-0,12,52,6
20201,62,91,3
2021-0,62,12,7
2022-6,13,310