Auteur: André Mares

De Nederlandse economie in 2022

Over deze publicatie

"De Nederlandse economie” is een reeks artikelen waarin actuele macro-economische fenomenen worden beschreven en geduid. De artikelen zijn grotendeels gebaseerd op de uitkomsten van de nationale rekeningen. Deze editie is het economisch jaaroverzicht van 2022.

Samenvatting

De Nederlandse economie groeide in 2022 met 4,5 procent. De groei was groter dan gemiddeld in de Europese Unie. In 2021 groeide de Nederlandse economie met 4,9 procent. Ondanks een hoge inflatie en historisch laag consumentenvertrouwen droeg de consumptie door huishoudens voor ruim de helft bij aan de groei. Huishoudens hadden vooral meer te besteden doordat meer mensen in 2022 werkten en hogere lonen ontvingen.

Zwaar getroffen branches door corona, zoals de horeca, het vervoer, de recreatie- en cultuursector, en de reis- en uitzendbranche droegen in 2022 substantieel bij aan de economische groei. Verder lag de productie van de industrie in 2022 gemiddeld hoger dan in 2021 en werd in april 2022 het hoogste niveau ooit bereikt. Het conjunctuurbeeld kantelde in juli 2022 en was begin 2023 negatief, onder andere door een laag consumentenvertrouwen en een afkoelende woningmarkt.

1. Inleiding

In dit artikel wordt de economische ontwikkeling van Nederland in 2022 beschreven op basis van de uitkomsten van de nationale rekeningen. Dit is het officiële boekhoudkundig systeem waarmee de huishouding van Nederland wordt berekend en gepubliceerd door het CBS. Waar nodig wordt deze informatie aangevuld met cijfers uit andere CBS-bronnen. Op deze manier ontstaat een compleet en samenhangend macro-economisch beeld van Nederland in 2022. Het gaat hierbij dus om de totalen van de Nederlandse economie. Het beeld voor individuele huishoudens en bedrijven kan verschillen.

Allereerst zal de ontwikkeling van de Nederlandse economie in 2022 in grote lijnen worden geschetst aan de hand van het bbp en de bestedingscategorieën, in het bijzonder de particuliere consumptie. In paragraaf 3 wordt de Nederlandse groei afgezet tegen die van verschillende buitenlandse economieën. In paragraaf 4 wordt ingezoomd op de ontwikkeling van het bedrijfsleven aan de hand van de toegevoegde waarde en omzet. Vervolgens wordt kort de arbeidsmarkt behandeld. De inflatie en de woningmarkt komen aan bod in paragraaf 6 en 7. Het artikel wordt afgesloten met het huidige conjunctuurbeeld, inclusief de vertrouwensindicatoren van consumenten en producenten.

Alle ontwikkelingen die in dit artikel worden beschreven betreffen volumeontwikkelingen, tenzij anders aangegeven. Dit betekent dat voor prijsveranderingen is gecorrigeerd.

2. Economische groei en bestedingen

De Nederlandse economie is in 2022, voor prijsveranderingen gecorrigeerd, met 4,5 procent gegroeid. Dat was iets minder dan in 2021, toen de economie met 4,9 procent groeide. Twee jaar op rij met deze groeicijfers is echter deze eeuw nog niet voorgekomen. Nadat de Nederlandse economie in 2020 en 2021 werd belemmerd door de coronapandemie, was 2022 het eerste jaar dat grotendeels vrij was van coronamaatregelen. De economische ontwikkeling werd echter verstoord door de oorlog in Oekraïne, de energiecrisis en de hoge inflatie.

Door het snelle herstel van de coronarecessie in 2021 en de oorlog in Oekraïne in 2022 stegen de energieprijzen sinds het najaar van 2021 ongekend hard. Dit zorgde voor de hoogste inflatie sinds de eerste helft van de jaren zeventig. Consumenten voelden in de loop van het jaar de prijsstijgingen steeds meer in hun portemonnee. Ook bedrijven kregen steeds meer te maken met de hoge energieprijzen. Grote industriële bedrijven die normaal gesproken veel aardgas verbruiken, verbruikten in 2022 ruim een kwart minder aardgas dan een jaar eerder. De groei van de economie nam in de loop van 2022 af door de aanhoudende onzekerheid en snel stijgende energieprijzen. In het derde kwartaal kromp de economie licht, maar in het laatste kwartaal werd dit weer goedgemaakt.

Net als in 2020 en 2021 werd het groeicijfer in 2022 beïnvloed door corona. In een deel van 2021 en het begin van 2022 waren namelijk nog maatregelen tegen de verspreiding van het coronavirus van kracht. Zo gold er van januari tot eind april 2021 en van 19 december 2021 tot halverwege januari 2022 in Nederland een harde lockdown. Daarna werd de samenleving geleidelijk opengesteld en in maart 2022 vervielen de laatste coronamaatregelen.

De economie kan groeien doordat er in meer wordt gewerkt en/of doordat werkenden productiever zijn geworden. Nog meer dan in 2021 was in 2022 de groei van de economie toe te schrijven aan een stijging van de werkgelegenheid. De arbeidsproductiviteit, hier berekend als het bbp per gewerkt uur, was 0,6 procent hoger dan in 2021. De toename van het aantal gewerkte uren kwam uit op 3,8 procent.

2.1 Bbp, arbeidsproductiviteit en gewerkte uren
JaarBbp (% verandering t.o.v. een jaar eerder)Arbeidsproductiviteit (% verandering t.o.v. een jaar eerder)Gewerkte uren (% verandering t.o.v. een jaar eerder)
20012,311,3
20020,20,7-0,5
20030,21,3-1,1
200421,70,3
20052,12,4-0,3
20063,51,51,9
20073,80,92,9
20082,20,61,6
2009-3,7-2,3-1,4
20101,32,1-0,7
20111,60,60,9
2012-1-0,1-0,9
2013-0,10,8-0,9
20141,40,70,7
2015211
20162,2-0,22,3
20172,90,52,3
20182,4-0,32,7
20192-0,72,6
2020-3,9-1,1-2,8
20214,91,53,3
20224,50,63,8

Bestedingen

Ondanks de hoge inflatie was de consumptie door huishoudens de groeimotor in 2022. De economische groei was voor ruim de helft te danken aan de kooplust van huishoudens. Ook het handelssaldo (uitvoer-invoer) leverde een substantiële bijdrage. De positieve bijdrage van de investeringen was beperkter. De overheidsconsumptie, ten slotte, droeg slechts licht bij. De groei van deze bestedingscategorie viel behoorlijk terug in vergelijking met 2021.

2.2 Bestedingen naar categorie (volume)
Categorie2022 (% verandering t.o.v. jaar eerder)2021 (% verandering t.o.v. jaar eerder)
Bruto binnenlands product4,54,9
Invoer goederen en diensten4,34
Consumptie huishoudens6,63,6
Uitvoer goederen en diensten5,25,2
Investeringen in vaste activa3,13,2
Consumptie overheid0,35,2

Huishoudens hebben vorig jaar, voor prijsveranderingen gecorrigeerd, 6,6 procent meer besteed dan in 2021. Ze gaven vooral meer uit aan diensten zoals horeca, recreatie, cultuur, vervoer en communicatie. Dat hangt samen met feit dat in 2022 bijna het hele jaar de samenleving weer ‘open’ was. In 2021 gold in vijf van de twaalf maanden een harde lockdown. Consumenten gaven noodgedwongen minder uit aan diensten omdat die niet of nauwelijks beschikbaar waren. Dat lockdowneffect is vooral zichtbaar in de maandelijkse CBS-cijfers van de consumptie. In januari, februari, maart, april en december van 2022 groeide de consumptie door huishoudens een stuk sterker ten opzichte van dezelfde maanden in 2021, dan in de overige maanden.

Aan voeding hebben consumenten, gecorrigeerd voor prijsveranderingen, minder besteed dan in 2021. De uitgaven aan deze producten hadden veel minder te lijden onder de lockdowns in 2021 dan de uitgaven aan diensten. Aan duurzame goederen, vooral aan kleding en schoenen, gaven huishoudens wel meer uit dan een jaar eerder. In tegenstelling tot bijvoorbeeld supermarkten hadden kleding- en schoenenwinkels wel last van winkelsluitingen in 2021.

Verder verbruikten huishoudens in 2022 een kwart minder aardgas dan in 2021. Een deel van deze daling komt door het warmere weer (10 procent). Als rekening wordt gehouden met de hogere temperaturen, was het verbruik 15 procent lager dan in 2021. Dit kwam grotendeels door de sterk gestegen gasprijzen.

2.3 Binnenlandse consumptie door huishoudens (volume, koopdaggecorrigeerd)
jaarmaand%-verandering (% verandering t.o.v. een jaar eerder)
2020januari1
2020februari2,1
2020maart-7,2
2020april-17
2020mei-11,9
2020juni-7,1
2020juli-2,4
2020augustus-2
2020september-3,7
2020oktober-5,8
2020november-6,2
2020december-11,2
2021januari-12,4
2021februari-11,6
2021maart-0,1
2021april12,1
2021mei11,2
2021juni6,9
2021juli2,6
2021augustus3,4
2021september4,7
2021oktober9,1
2021november9,2
2021december4,8
2022januari12,3
2022februari15,3
2022maart12,7
2022april11,7
2022mei6,8
2022juni5,1
2022juli4,1
2022augustus2,2
2022september2,4
2022oktober0,9
2022november2,3
2022december9,9

De overheidsbestedingen groeiden vorig jaar met 0,3 procent. Dat was een stuk minder dan de groei van 5,2 procent in 2021. Dit komt onder meer doordat er minder is uitgegeven aan coronatesten, en vaccinaties. Ook de collectieve consumptie door de overheid was lager dan in 2021. Dit betreft met name uitgaven voor diensten op het gebied van openbaar bestuur, beveiliging, ordehandhaving, wet- en regelgeving, etcetera.

De uitvoer van goederen en diensten lag vorig jaar 5,2 procent hoger dan in 2021. Er zijn vooral meer diensten uitgevoerd. Hieronder vallen ook de uitgaven van toeristen in Nederland. Bij de goederen was vooral de export van (elektrotechnische) machines en apparaten hoger. Ook werden meer voedingsmiddelen, transportmiddelen en chemische producten uitgevoerd. De export van Nederlands fabricaat kromp met 0,3 procent, terwijl de wederuitvoer (de uitvoer van eerder ingevoerde producten) 5 procent hoger uitkwam.

De invoer van goederen en diensten was 4,3 procent hoger dan een jaar eerder. Er werden vooral meer diensten ingevoerd, zoals de bestedingen van Nederlandse toeristen in het buitenland. De groei van de uitvoer was groter dan die van de invoer. Hierdoor had het handelssaldo een positieve bijdrage van ruim 1 procentpunt aan de economische groei.

In 2022 zijn de investeringen in vaste activa met 3,1 procent gegroeid. Er werd vooral meer geïnvesteerd in bedrijfsgebouwen. Ook de investeringen in machines, software en R&D waren hoger dan in 2021.

3. Internationaal

De groei van de Nederlandse economie in 2022 was groter dan in de omringende landen en ook groter dan gemiddeld in de Europese Unie. Van de drie grote economische blokken groeide de economie in de Europese Unie (EU27) met 3,6 procent het hardst. In China en de Verenigde Staten bedroeg de groei respectievelijk 3,0 en 2,1 procent. In alle genoemde landen was de groei kleiner dan in 2021.

In 2021 was de economische groei in Nederland nog wat kleiner dan in de rest van de Europese Unie, maar dat kwam vooral doordat de economische krimp door corona in 2020 in Nederland ook relatief klein was.

3.1 Economische groei in naburige Europese landen en in de drie grote economische blokken
 2022 (% verandering t.o.v. een jaar eerder)2021 (% verandering t.o.v. een jaar eerder)
Nederland4,54,9
VK47,6
België3,16,1
Frankrijk2,66,8
Duitsland1,82,6
EU27*3,65,4
China38,4
VS2,15,9
Bron: CBS, Eurostat
* 2022 op basis van seizoengecorrigeerde kwartaalcijfers

4. Bedrijfsleven

De groei van de Nederlandse economie is ook te meten via de productie van bedrijven en instellingen. Alles wat in Nederland aan waarde wordt toegevoegd door middel van productie, plus het saldo van productgebonden belastingen en subsidies, telt op tot het bbp in marktprijzen. De bruto toegevoegde waarde (het verschil tussen productie en verbruik van energie, materialen en diensten) van bedrijven en instellingen groeide in 2022 met 4,8 procent. De bedrijfstak handel, horeca, vervoer en opslag en de zakelijke dienstverlening droegen van alle bedrijfstakken het meest bij aan de groei van de economie in 2022. Deze bedrijfstakken groeiden weliswaar niet het hardst, maar drukten vanwege hun omvang een grote stempel op de economische ontwikkeling.

4.1 Toegevoegde waarde naar bedrijfstak (volume, basisprijzen)
 2022 (% verandering t.o.v. jaar eerder)2021 (% verandering t.o.v. jaar eerder)
Cultuur, sport, recreatie en overige diensten34-4
Energiebedrijven9,86,3
Zakelijke dienstverlening8,87,1
Handel, horeca, vervoer en opslag78,2
Informatie en communicatie4,37,1
Verhuur en handel onroerend goed3,82,5
Industrie2,96,9
Bouwnijverheid2,92,1
Overheid, onderwijs en zorg2,44,6
Landbouw, bosbouw en visserij-1,12,4
Financiële instellingen-1,4-0,7
Water en afval-2,40,4
Delfstoffenwinning-11-17

De toegevoegde waarde van de bedrijfstak cultuur, sport, recreatie en overige diensten groeide in 2022 met 34 procent het hardst van alle bedrijfstakken. Deze bedrijfstak was een van de zwaarst door de coronamaatregelen getroffen sectoren. Zowel in 2020 als in 2021 konden evenementen, festivals, voorstellingen en dergelijke een deel van het jaar niet doorgaan, of slechts voor kleine groepen gehouden worden. Na de forse krimp in 2020 kwam er in 2021 nog een krimp overheen. De groei in 2022 maakt het verlies van de twee voorgaande coronajaren niet helemaal goed. Per saldo lag de toegevoegde waarde van deze bedrijfstak nog net iets onder het niveau van voor corona.

De zakelijke dienstverlening groeide in 2022 met bijna 9 procent. Binnen de deze bedrijfstak vallen twee andere zwaar door de coronamaatregelen getroffen branches: de reissector en de uitzendbranche. De specialistische zakelijke dienstverlening (zoals management- en adviesbureaus, en architecten- en ingenieursbureaus) en de uitzend- en reisbranche droegen sterk bij aan de economische groei in 2022. De toegevoegde waarde van de reisbureaus groeide ook in 2021 al fors.

De toegevoegde waarde van de sector handel, vervoer en horeca lag vorig jaar 7,0 procent hoger dan in 2021. Vooral de horeca en vervoersector groeiden in 2022, de toegevoegde waarde van de handel groeide nauwelijks. In het eerste kwartaal van 2021 kromp de horeca nog fors door een strenge lockdown. Vanaf het tweede kwartaal van 2021 trad echter een sterk herstel op, dat in 2022 doorzette met een groei van de toegevoegde waarde van ongeveer 60 procent. 

De vervoersector bestaat naast het goederenvervoer uit sterk door de coronacrisis getroffen branches als het openbaar vervoer en de luchtvaart. Doordat de angst en maatregelen voor corona grotendeels waren verdwenen, werden er in 2022 aanzienlijk meer passagiers vervoerd door de luchtvaartmaatschappijen. Vorig jaar reisden 61,3 miljoen passagiers van en naar de vijf nationale luchthavens in Nederland. Dat is ruim 2 keer zoveel als in 2021, maar nog altijd een kwart minder dan in 2019. Ook in het openbaar vervoer werden vorig jaar meer personen vervoerd dan in 2021.

4.2 Passagiers van en naar de 5 nationale luchthavens in Nederland
JaarAantal passagiers (miljoen)
200850,4
200946,5
201048,6
201153,9
201255,7
201358
201460,9
201564,6
201670,3
201776,2
201879,6
201981,2
202023,6
202129,1
202261,3

De handel groeide in 2022 nauwelijks. Binnen deze sector was de detailhandel in de coronajaren een van de meest opvallende branches. Hoewel de verschillen binnen de detailhandel zeer groot waren, behaalden winkels in 2020 en 2021 hogere groeicijfers dan in de jaren voor corona. In 2022 kromp het volume van de omzet weer. Daarnaast kromp ook de onlineomzet met bijna 8 procent. In de coronajaren groeide die juist sterker dan tevoren. De winkelsluitingen zorgden voor een (tijdelijke) verschuiving van offline naar online consumptie.

4.3 Omzet detailhandel* (volume, koopdaggecorrigeerd)
JaarVolume (% verandering t.o.v. jaar eerder)
20051,2
20064,4
20073,1
20080,2
2009-4,9
2010-0,6
2011-1,4
2012-2,5
2013-3,1
20141,9
20152,5
20161,6
20173,4
20182,9
20192,3
20203,9
20213
2022-0,6
*exclusief tankstations en apotheken

De toegevoegde waarde van de industrie groeide in 2022 met bijna 3 procent. Dat is een lagere groei dan in 2021. De groei in 2022 was bijna helemaal te danken aan de machine-industrie. De productie van de industrie bereikte in mei 2020 een dieptepunt. Daarna werd een stijgende lijn ingezet en in april 2022 werd het hoogste niveau ooit behaald. Sindsdien lijkt de trend omgeslagen te zijn, maar ligt de productie relatief gezien nog op een hoog niveau.

4.4 Seizoengecorrigeerde gemiddelde dagproductie industrie (volume)
jaarmaandindex (2015=100)
2019januari109,6
2019februari109,2
2019maart108,8
2019april108,9
2019mei108,5
2019juni107,3
2019juli107,5
2019augustus107,8
2019september109,5
2019oktober109,7
2019november108,4
2019december106,5
2020januari109
2020februari108,4
2020maart106
2020april97,4
2020mei96,5
2020juni99,4
2020juli103,4
2020augustus104
2020september104,2
2020oktober106,2
2020november106,3
2020december107,1
2021januari110,9
2021februari106,8
2021maart110
2021april110,3
2021mei112,1
2021juni115
2021juli116,2
2021augustus113,6
2021september115,2
2021oktober116,6
2021november117,6
2021december120
2022januari119,0
2022februari118,4
2022maart118,2
2022april124,8
2022mei123,1
2022juni121,6
2022juli122,4
2022augustus120,4
2022september120,9
2022oktober120,3
2022november118,4
2022december120,3

In 2022 zijn 2.145 bedrijven en instellingen, inclusief eenmanszaken, failliet verklaard. Dat is het op een na laagste aantal sinds de start van de statistiek in 1981. Bedrijven konden in het begin van 2022 nog gebruikmaken van coronasteunmaatregelen. In vergelijking met 2021 lag het aantal faillissementen wel 18 procent hoger. Toen bedroeg het aantal faillissementen 1.818. De piek in het aantal faillissementen, van 9.431, werd tijdens de eurocrisis in 2013 bereikt.

4.5 Aantal faillissementen van bedrijven en instellingen (incl. eenmanszaken)
 Aantal
20014330
20024963
20036386
20046648
20056780
20065941
20074602
20084637
20097987
20107147
20116883
20128346
20139431
20147621
20156006
20165012
20173867
20183633
20193792
20203177
20211818
20222145

In de Conjunctuurenquête van het CBS, de Kamer van Koophandel, het Economisch Instituut voor de Bouw, MKB-Nederland en VNO-NCW wordt elk kwartaal gevraagd welke belemmeringen ondernemers ervaren bij de productie en bij zakelijke activiteiten.

Net als in 2021 was ook in 2022 voor veel bedrijven de krapte op de arbeidsmarkt het grootste knelpunt voor het uitvoeren van hun activiteiten. Begin 2023 gaf ruim een derde van de ondernemers aan dat ze werden belemmerd door een tekort aan arbeidskrachten. In de luchtvaart liep dit zelfs op tot bijna 9 op de 10.

5. De arbeidsmarkt

De werkloosheid is in 2022 verder afgenomen en bereikte een nieuw laagterecord. Er waren gemiddeld 350 duizend werklozen, 58 duizend minder dan in 2021. Het werkloosheidspercentage daalde van 4,2 procent in 2021 naar 3,5 procent in 2022. Het gaat bij werklozen om mensen zonder betaald werk die hier recent naar hebben gezocht en direct beschikbaar zijn om aan de slag te gaan.

Tijdens de eurocrisis in 2014 bereikte de werkloosheid een piek met 762 duizend. Daarna liep tot 2020 het aantal werklozen gestaag terug. In 2020 nam door de coronacrisis de werkloosheid tijdelijk toe. Het steunbeleid van de overheid voorkwam een sterkere stijging van de werkloosheid en met het snelle economische herstel werd in de laatste maanden van 2020 de dalende trend van de werkloosheid weer opgepakt. Hierdoor waren er in 2021 alweer minder werklozen dan in 2019.

5.1 Aantal werklozen (15 tot 75 jaar)
JaarWerkloze beroepsbevolking (x 1 000)
2003500
2004576
2005597
2006525
2007466
2008427
2009489
2010547
2011544
2012622
2013754
2014762
2015724
2016646
2017546
2018459
2019423
2020465
2021408
2022350

Het aantal werkenden is in 2022 gegroeid tot een recordhoogte van gemiddeld ruim 9,5 miljoen. Dat is 72,2 procent van alle 15- tot 75-jarigen. In 2021 was het aandeel nog 70,4 procent. Het deel van de bevolking van 15 tot 75 jaar dat betaald werk heeft, wordt de nettoarbeidsparticipatie genoemd. Niet eerder was die zo hoog als in 2022.

De nettoarbeidsparticipatie van jongeren, 15 tot 25 jaar, is het sterkst toegenomen. In 2022 had 75,5 procent betaald werk. Voor het eerst ook sinds 2003 lag de nettoarbeidsparticipatie van jonge mannen hoger dan die van jonge vrouwen, 75,7 procent om 75,3 procent. Ook in de leeftijdsgroepen 25 tot 45 en 45 tot 75 jaar was de gemiddelde nettoarbeidsparticipatie in 2022 hoger dan in 2021.

5.2 Nettoarbeidsparticipatie (15 tot 75 jaar)
Jaar15 tot 25 jaar (%)25 tot 45 jaar (%)45 tot 75 jaar (%)
201972,88659,1
202069,985,759,3
202171,786,459,7
202275,587,361,2

Ook in 2022 was de arbeidsmarkt krap. Dat blijkt niet alleen uit de lage werkloosheid en hoge arbeidsparticipatie, maar ook uit een relatief groot aantal openstaande vacatures. Na een lichte verruiming in het derde kwartaal werd de arbeidsmarkt in het vierde kwartaal van 2022 weer iets krapper. Er waren 13 duizend werklozen minder dan een kwartaal eerder. Ook het aantal openstaande vacatures liep terug, maar minder hard. Eind december stonden er tegenover 442 duizend openstaande vacatures 359 duizend werklozen, dat komt neer op 123 vacatures per 100 werklozen.

5.3 Spanning op de arbeidsmarkt
JaarkwartaalVacatures (vacatures per 100 werklozen)
20131e kwartaal14
20132e kwartaal12
20133e kwartaal12
20134e kwartaal12
20141e kwartaal13
20142e kwartaal14
20143e kwartaal15
20144e kwartaal16
20151e kwartaal17
20152e kwartaal18
20153e kwartaal19
20154e kwartaal20
20161e kwartaal22
20162e kwartaal23
20163e kwartaal26
20164e kwartaal28
20171e kwartaal32
20172e kwartaal36
20173e kwartaal40
20174e kwartaal45
20181e kwartaal50
20182e kwartaal54
20183e kwartaal57
20184e kwartaal60
20191e kwartaal66
20192e kwartaal68
20193e kwartaal66
20194e kwartaal67
20201e kwartaal56
20202e kwartaal43
20203e kwartaal41
20204e kwartaal45
20211e kwartaal56
20212e kwartaal78
20213e kwartaal93
20214e kwartaal106
20221e kwartaal133
20222e kwartaal143
20223e kwartaal121
20224e kwartaal123

In 2022 lagen de cao-lonen 3,3 procent hoger dan in 2021. Dat is de grootste toename na 2008. Gedurende het jaar liep de stijging steeds wat verder op: in het laatste kwartaal van 2022 waren de cao-lonen 3,7 procent hoger dan in hetzelfde kwartaal een jaar eerder. Dit is de grootste cao-loonstijging in bijna 21 jaar. In het eerste kwartaal van 2002 was de stijging met 4,2 procent voor het laatst hoger. Ongeveer 8 op de 10 werknemers vallen onder een cao.

De inflatie was in 2022 echter flink hoger dan in 2021. De gemiddelde prijsstijging van consumentengoederen en -diensten kwam in 2022 uit op 10,0 procent. Daarmee bedroeg de reële cao-loonontwikkeling (de cao-loonontwikkeling gecorrigeerd voor inflatie) ongeveer -6 procent in 2022. Sinds de start van de publicatie van deze jaarcijfers in 1973 is zo’n groot verschil tussen cao-loonstijging en inflatieontwikkeling nog niet voorgekomen.

De hoge inflatie en de lagere cao-loonontwikkeling hadden een negatief effect op de koopkracht van werknemers in 2022. Inflatie en lonen zijn echter niet de enige externe factoren die de koopkracht beïnvloeden. Ook het beleid van de overheid, denk aan het prijsplafond voor energie, is van invloed. Daarnaast kan de koopkracht ook door persoonlijke omstandigheden veranderen: bijvoorbeeld een baan krijgen of verliezen, wisselen van baan, samenwonen of kinderen krijgen.

5.4 Reële cao-loonontwikkeling
JaarReële cao-loonontwikkeling (% verandering t.o.v. een jaar eerder)Cao-lonen per uur inclusief bijzondere beloningen (% verandering t.o.v. een jaar eerder)Consumentenprijzen (% verandering t.o.v. een jaar eerder)
2001-0,14,44,5
20020,23,63,4
20030,72,82,1
20040,11,31,2
2005-10,71,7
20060,921,1
20070,52,11,6
20080,83,32,5
20091,62,81,2
201001,31,3
2011-1,21,12,3
2012-1,11,42,5
2013-1,31,22,5
2014-0,10,91
20150,81,40,6
20161,51,80,3
201701,41,4
20180,321,7
2019-0,12,52,6
20201,62,91,3
2021-0,62,12,7
2022-6,13,310

6. Inflatie

Het economisch herstel na de coronarecessie en de oorlog in Oekraïne leidden in 2022 tot een uitzonderlijke hoge inflatie van gemiddeld 10,0 procent. In 2021 kwam de inflatie nog uit op 2,7 procent. De inflatie in 2022 was de hoogste na 1975. In dat jaar waren consumentengoederen en diensten gemiddeld 10,2 procent duurder dan een jaar eerder. Hoewel de inflatie in de loop van het jaar verbreedde naar andere producten zoals voeding, droeg vooral de snelle prijsstijging van energie bij aan de hoge inflatie in 2022.

6.1 Consumentenprijsindex (CPI)
Jaar% (% verandering t.o.v. jaar eerder)
20014,1
20023,3
20032,1
20041,3
20051,7
20061,1
20071,6
20082,5
20091,2
20101,3
20112,3
20122,5
20132,5
20141
20150,6
20160,3
20171,4
20181,7
20192,6
20201,3
20212,7
202210

Energie (elektriciteit, gas en stadsverwarming) was in 2022 gemiddeld 114 procent duurder dan in 2021. De bijdrage van energie aan de totale inflatie van 10,0 procent in 2022 was 4,6 procentpunt. Ook voedingsmiddelen en motorbrandstoffen waren duurder. Onder meer door de zachte winter daalden de energieprijzen aan het eind van 2022.

In 2022 waren motorbrandstoffen 18,1 procent duurder dan het jaar daarvoor. Een liter benzine kostte gemiddeld 1,82 euro in 2021, in 2022 was die prijs 2,07 euro. De prijs van een liter diesel steeg van 1,46 euro in 2021 naar 1,96 euro in 2022.

De hogere prijzen voor energie en motorbrandstoffen werkten steeds meer door in de prijzen van overige producten, zoals voeding. Voor productie, opslag en distributie van deze producten is immers ook energie nodig. In 2022 waren consumentengoederen en –diensten exclusief energie en motorbrandstoffen 5,1 procent duurder.

Voeding was 10,8 procent duurder dan een jaar eerder. De prijsstijging van voedingsmiddelen werd vooral veroorzaakt door vlees, zuivel, groente, brood en granen. In de loop van het jaar liepen de prijzen van voedingsmiddelen steeds sterker op.

6.2 Inflatie uitgesplitst in motorbrandstoffen, energie en overige goederen en diensten, 2021
   Overige goederen en diensten (%-punt)Energie (elektriciteit, gas, stadsverwarming) (%-punt)Motor- en vloeibare brandstoffen (%-punt)
2021jan1,92-0,15-0,21
2021feb1,87-0,070,01
2021mrt1,550,010,33
2021apr1,260,080,54
2021mei1,430,110,58
2021jun1,30,180,52
2021jul0,450,430,54
2021aug1,360,470,55
2021sept1,420,680,61
2021okt1,491,120,82
2021nov2,162,030,99
2021dec2,242,640,84
2022jan2,523,120,78
2022feb2,662,750,77
2022mrt2,925,641,18
2022apr3,854,90,81
2022mei4,093,780,9
2022jun4,363,051,15
2022jul5,334,120,82
2022aug5,575,830,57
2022sept6,078,070,39
2022okt6,47,660,26
2022nov6,233,67-0,03
2022dec6,813,01-0,24

7. Woningmarkt

Een bestaande koopwoning was in 2022 gemiddeld 13,6 procent duurder dan in 2021 en kostte gemiddeld 428 591 euro. De prijsstijging was kleiner dan in 2021, toen de prijzen gemiddeld 15,2 procent hoger lagen. De prijsstijging in 2022 is echter nog wel de op drie na grootste sinds 1995, de start van de meting volgens de huidige methode. Hoewel de gemiddelde prijsstijging in 2022 relatief groot was, begon gaandeweg het jaar de woningmarkt af te koelen.

In juni 2013 bereikten de huizenprijzen een dieptepunt. Daarna stegen de prijzen vrijwel elke maand tot en met juli 2022. Toen bereikte de prijsindex bestaande koopwoningen het hoogste niveau sinds de start van de statistiek in 1995. De stijgende prijzen van de afgelopen jaren hingen samen met de lage hypotheekrente, de schaarste op de woningmarkt en de tijdelijke verlaging van de overdrachtsbelasting voor starters, maar ook met de lage werkloosheid en de hogere arbeidsparticipatie. In de loop van 2022 liepen hypotheekrente, energiekosten en inflatie op, waardoor de financieringsruimte van kopers afnam. In december 2022 daalden de prijzen van bestaande koopwoningen voor de vijfde maand op rij. Ten opzichte van november daalden de prijzen met 2,3 procent. Dit was de sterkste daling in tien jaar.

7.1 Prijsindex bestaande koopwoningen
JaarMaand 2015=100 (2015=100)
2013 96,9
201398,1
201398,2
201396,8
201395,5
201395
201396,1
201396,3
201396,1
201395,9
201395,5
201396,1
201496,4
201496,4
201496,1
201496,9
201496,8
201497,1
201497,9
201497,9
201497,7
201498
201497,7
201497,9
201598,4
201598,7
201598,8
201599,1
201599,4
201599,6
2015100,5
2015100,4
2015101,2
2015101,4
2015101,5
2015101,1
2016102,4
2016102,5
2016103
2016103,2
2016103,7
2016104,3
2016105,5
2016106,4
2016107,2
2016107
2016107,5
2016107,9
2017108,9
2017109,3
2017110,5
2017110,9
2017111,7
2017112,5
2017113,5
2017114,6
2017115
2017115,8
2017116,4
2017116,8
2018118,6
2018119,7
2018120,1
2018120,6
2018121,7
2018122,5
2018123,7
2018125,4
2018125,7
2018126,2
2018127,4
2018126,6
2019128,8
2019128,7
2019129,2
2019129,8
2019130,4
2019130,9
2019132,4
2019132,5
2019133,4
2019134,1
2019134,8
2019134,8
2020 136,9
2020 137,2
2020 138,3
2020139,3
2020140,4
2020140,9
2020142,2
2020143,4
2020144,8
2020146,3
2020146,8
2020146,1
2021 149,7
2021 151,4
2021153,9
2021155,3
2021158,4
2021161,4
2021165,3
2021168,9
2021171,5
2021173,2
2021176,3
2021175,8
2022 181,3
2022182,1
2022183,9
2022185,9
2022188,2
2022188,3
2022189,2
2022189
2022187,6
2022186,7
2022184,9
2022180,6
Bron: CBS, Kadaster

Vorig jaar zijn ruim 193 duizend bestaande koopwoningen verkocht, bijna 15 procent minder dan in 2021. Het aantal woningtransacties bereikte in 2017 een piek met bijna 242 duizend woningen.

7.2 Aantal woningtransacties bestaan koopwoningen
JaarAantal woningtransacties
1995154568
1996175751
1997185634
1998192622
1999204538
2000189358
2001195737
2002198386
2003193406
2004191941
2005206629
2006209767
2007202401
2008182392
2009127532
2010126127
2011120739
2012117261
2013110094
2014153511
2015178293
2016214793
2017241860
2018218491
2019218595
2020235511
2021226087
2022193103

In 2022 werden ruim 74 duizend nieuwbouwwoningen opgeleverd. Dat is het hoogste aantal nieuwbouwwoningen sinds 2012. De nieuwbouwcijfers worden sinds 2022 op een iets andere manier berekend. Door registraties conform BAG 2.0 kan nog preciezer de typering van een woning worden gevolgd. Via de oude methode komt het aantal nieuwe woningen voor 2022 uit op ruim 73,5 duizend woningen.

Het hogere aantal opgeleverde nieuwbouwwoningen in 2022 is in lijn met het hogere aantal vergunde nieuwbouwwoningen in 2020 en 2021, na een relatief forse afname in 2019. In 2022 werd voor ruim 63 duizend nieuw te bouwen woningen een vergunning afgegeven. Dat was 16 procent minder dan in 2021, toen met bijna 76 duizend het hoogste aantal in jaren werd bereikt. Het aantal vergunde nieuwbouwwoningen is een indicator voor de bouw in de nabije toekomst. De gemiddelde doorlooptijd vanaf de vergunningverlening is circa twee jaar.

7.3 Nieuwbouwwoningen
JaarNieuwbouwwoningen (x 1 000)Nieuwbouwwoningen (nieuwe methode) (x 1 000)
201248,7
201349,3
201445,2
201548,4
201654,8
201763,0
201866,6
201971,5
202070,0
202171,2
2022*73,5
2022*74,2
* voorlopige cijfers, in 2022 zowel via oude als nieuwe methode geteld

8. Conjunctuurbeeld

Het CBS bepaalt het conjunctuurbeeld aan de hand van de Conjunctuurklokindicator. Dit is het ongewogen gemiddelde van de indicatoren (exclusief het bbp) in de Conjunctuurklok van het CBS. Hierin zitten enkele vertrouwensindicatoren, bestedingscategorieën en indicatoren over de arbeidsmarkt. De conjunctuurklokindicator wordt elke maand aangevuld en bijgesteld met de nieuwste informatie.

Door de coronacrisis in 2020 raakte Nederland in een diepe laagconjunctuur. Al vrij snel veerde de Nederlandse economie op en in augustus 2021 was het conjunctuurbeeld volgens de conjunctuurklokindicator van het CBS weer positief. De oorlog in Oekraïne leverde opnieuw verstoringen in de economie op, onder meer door een extra druk op de inflatie. Het conjunctuurbeeld kantelde in juli 2022 en was begin 2023 negatief.

De inval van Rusland in Oekraïne had invloed op het vertrouwen en economische gedrag van bedrijven en huishoudens. De oorlog zorgde onder meer voor extra druk op de energieprijzen, bovenop de prijsstijgingen die ontstonden door het snelle herstel van de economie na de coronacrisis. Om de inflatie te beteugelen, verhoogden wereldwijd centrale banken de rente. Dat maakte geld (en hypotheken) duurder. Mede hierdoor koelde de woningmarkt in de loop van 2022 af en daalden de huizenprijzen.

8.1 Conjunctuurklokindicator (ongewogen gemiddelde van de indicatoren in de Conjunctuurklok)
jaarmaandcyclus (afwijking van de langetermijntrend (=0))
2016januari-0,2
2016februari-0,18
2016maart-0,15
2016april-0,13
2016mei-0,08
2016juni-0,08
2016juli-0,04
2016augustus0,01
2016september0,05
2016oktober0,08
2016november0,14
2016december0,18
2017januari0,22
2017februari0,29
2017maart0,33
2017april0,37
2017mei0,42
2017juni0,45
2017juli0,48
2017augustus0,54
2017september0,58
2017oktober0,62
2017november0,69
2017december0,74
2018januari0,78
2018februari0,83
2018maart0,86
2018april0,86
2018mei0,87
2018juni0,86
2018juli0,84
2018augustus0,85
2018september0,84
2018oktober0,82
2018november0,82
2018december0,78
2019januari0,74
2019februari0,71
2019maart0,67
2019april 0,64
2019mei0,62
2019juni0,58
2019juli0,55
2019augustus0,5
2019september0,47
2019oktober0,45
2019november0,4
2019december0,49
2020januari0,38
2020februari0,31
2020maart0,2
2020april-0,35
2020mei-1,05
2020juni-2,01
2020juli-2,02
2020augustus-1,32
2020september-1,16
2020oktober-0,95
2020november-0,89
2020december-0,66
2021januari-0,77
2021februari-1,02
2021maart-0,98
2021april-0,84
2021mei-0,58
2021juni-0,38
2021juli-0,07
2021augustus0,14
2021september0,24
2021oktober0,35
2021november0,45
2021december0,5
2022januari0,49
2022februari0,18
2022maart0,36
2022april0,42
2022mei0,56
2022juni0,56
2022juli0,46
2022augustus0,42
2022september0,28
2022oktober0,13
2022november0,08
2022december-0,02
2023januari-0,12

Van alle conjunctuurindicatoren viel onder andere de tegenstelling tussen het vertrouwen van consumenten en producenten in 2022 op. Op een paar maanden na overtreft sinds 2019 het aantal consumenten dat negatief oordeelt over het economisch beeld en de eigen financiën het aantal optimisten. Na de coronaklap in maart 2020 klapte het vertrouwen in elkaar met de sterkste daling in een maand tijd ooit. Vervolgens begon in het laatste kwartaal van 2020 het vertrouwen enigszins te herstellen. Dat hield ongeveer een jaar aan. Per saldo bleven consumenten echter negatief.

Toen de inflatie aan het eind van 2021 begon op te lopen tot boven de 5 procent zette het consumentenvertrouwen opnieuw een daling in. Door de oorlog in Oekraïne steeg de inflatie in 2022 nog verder naar recordhoogtes en daalde het consumentenvertrouwen naar het laagste niveau ooit gemeten. Na oktober 2022 is het vertrouwen vier maanden op rij minder negatief geworden, maar is het nog steeds uitzonderlijk laag.

8.2 Consumentenvertrouwen, seizoengecorrigeerd
jaarmaandsaldo (gemiddelde van de deelvragen)
2019maart-3
2019april-3
2019mei-3
2019juni-1
2019juli1
2019augustus-1
2019september-2
2019oktober-1
2019november-2
2019december-2
2020januari-2
2020februari-2
2020maart-3
2020april-23
2020mei-31
2020juni-27
2020juli-26
2020augustus-29
2020september-28
2020oktober-30
2020november-26
2020december-19
2021januari-19
2021februari-19
2021maart-18
2021april-14
2021mei-9
2021juni-3
2021juli-4
2021augustus-6
2021september-5
2021oktober-10
2021november-20
2021december-26
2022januari-28
2022februari-30
2022maart-39
2022april-48
2022mei-47
2022juni-50
2022juli -51
2022augustus-54
2022september-59
2022oktober-59
2022november-56
2022december-52
2023januari-49
2023februari-44

Bij de industriële ondernemers was het vertrouwen net als in 2021 positief. Na de dip in april 2020 hadden de positieve ondernemers in januari 2021 alweer de overhand. Binnen een jaar tijd was het producentenvertrouwen weer nagenoeg terug op het niveau van voor de coronacrisis. Het producentenvertrouwen bereikte in november 2021 zelfs de hoogste waarde ooit. Ondanks de oorlog in 2022 bleef het vertrouwen van industriële ondernemers in de eerste helft van dat jaar redelijk op peil. Na juli 2022 ging het niveau wel omlaag, maar bleven ondernemers per saldo positief.

8.3 Producentenvertrouwen industrie (seizoengecorrigeerd)
jaarmaandsaldo (gemiddelde van de deelvragen)
2019februari6,3
2019maart6,1
2019april6,7
2019mei4,7
2019juni3,3
2019juli3,9
2019augustus3,9
2019september3,3
2019oktober3,6
2019november2,8
2019december2,9
2020januari2,5
2020februari3,7
2020maart0,2
2020april-28,7
2020mei-25,1
2020juni-15,1
2020juli-8,7
2020augustus-5,4
2020september-4,8
2020oktober-5,6
2020november-3,8
2020december-0,4
2021januari0,6
2021februari0,1
2021maart3,4
2021april6,5
2021mei8,8
2021juni11,5
2021juli12,3
2021augustus9,6
2021september11,1
2021oktober12,3
2021november12,7
2021december10,2
2022januari9
2022februari8,5
2022maart8,7
2022april10,8
2022mei9,9
2022juni8,1
2022juli8,4
2022augustus4,6
2022september2,6
2022oktober2,5
2022november3
2022december3,3
2023januari3,6

9. Conclusie

In maart 2022 werden de laatste coronabeperkende maatregelen opgeheven. Tegelijkertijd trad in februari een nieuwe economische verstoring op toen Rusland Oekraïne binnenviel. Toch groeide de Nederlandse economie in 2022 met 4,5 procent maar iets minder hard dan de 4,9 procent in 2021. Twee jaar op rij met dergelijke groeicijfers is deze eeuw nog niet voorgekomen. De groei van de Nederlandse economie in 2022 was groter dan gemiddeld in de Europese Unie.

Aanvankelijk overheerste het positieve effect van het heropenen van de economie na corona, maar in de tweede helft van 2022 vertraagde de groei. Dat ging samen met de aanhoudende geopolitieke onzekerheid en de sterk oplopende energieprijzen. In het derde kwartaal kromp de economie. In het vierde kwartaal groeide de economie echter weer. Net als in 2021 werd in 2022 de groei van de economie vooral gerealiseerd door een stijging van het aantal gewerkte uren. De productiviteit nam nauwelijks toe.

Ondanks de hoge inflatie was de consumptie door huishoudens de motor achter de groei in 2022. Huishoudens gaven vooral meer uit aan diensten zoals horeca, recreatie, cultuur, vervoer en communicatie. In 2021 waren deze diensten in een aantal maanden niet of nauwelijks beschikbaar. Verder droeg ook de toename van het handelssaldo substantieel bij aan de economische groei.

Zwaar getroffen branches door corona, zoals de horeca, het vervoer, de recreatie- en cultuursector, de reis- en uitzendbranche hadden in 2022 een sterke groei van de toegevoegde waarde en droegen hiermee substantieel bij aan de economische groei. Verder lag de productie van de industrie in 2022 gemiddeld hoger dan in 2021 en bereikte in april 2022 het hoogste niveau ooit. In 2022 bleef het aantal faillissementen laag.

De arbeidsmarkt bleef ook in 2022 ongekend krap. De werkloosheid was historisch laag en het aantal openstaande vacatures juist onverminderd groot. Ook het deel van de bevolking van 15 tot 75 jaar dat betaald werk heeft, was niet eerder zo hoog als in 2022. In 2022 lagen de cao-lonen 3,3 procent hoger dan in 2021. De inflatie was in 2022 echter flink hoger zodat de reële cao-loonontwikkeling (de cao-loonontwikkeling gecorrigeerd voor inflatie) ongeveer -6 procent bedroeg in 2022. Sinds de start van de publicatie van deze jaarcijfers in 1973 is zo’n groot verschil tussen cao-loonstijging en de inflatie nog niet voorgekomen.

Al vrij snel na de coronacrisis veerde de Nederlandse economie op en in augustus 2021 was het conjunctuurbeeld volgens de Conjunctuurklokindicator van het CBS weer positief. De oorlog in Oekraïne leverde echter opnieuw verstoringen in de economie op, onder meer door extra druk op de inflatie. Het conjunctuurbeeld kantelde in juli 2022 en was begin 2023 negatief, onder andere door een laag consumentenvertrouwen en een afkoelende woningmarkt.