De Nederlandse economie in 2019

6. Huishoudens

De cao-lonen zijn in 2019 gestegen met 2,6 procent. Dat is de grootste stijging na 2009. In dat jaar, het eerste volle crisisjaar, lag de cao-loonstijging hoger (2,8 procent). Vanaf de tweede helft van 2017 liep de cao-loonstijging vrijwel elk kwartaal op.

In 2019 waren de consumentenprijzen 2,6 procent hoger dan in 2018. Dat was de grootste stijging van de consumentenprijzen na 2002. Dit hangt samen met de verhoging van het lage btw-tarief en de energiebelasting in januari 2019. Doordat de consumentenprijzen even hard stegen als de cao-lonen, bleven de reële cao-lonen op hetzelfde niveau als een jaar eerder.

De stijging van inflatie in 2019 was vooral toe te schrijven aan de prijsontwikkeling van eten en drinken. Voedingsmiddelen en alcoholvrije dranken in de supermarkt waren in 2019 gemiddeld 4 procent duurder dan een jaar eerder. Dat was de sterkste prijsstijging inruim tien jaar tijd. Voedingsmiddelen maken ruim 10 procent uit van alle consumptieve bestedingen. Daardoor telt de sterkere prijsstijging zwaar mee in de totale prijsontwikkeling van de consumentengoederen- en diensten. Daarnaast was de prijsstijging in restaurants,cafés en bedrijfskantines 4,6 procent, tegen 2,4 procent in 2018. De grotere prijsstijging van eten en drinken hangt samen met de verhoging van het lage btw-tarief per 1 januari 2019, van 6 naar 9 procent.

In totaal viel 22,5 procent van alle consumptieve bestedingen (zoals voedingsmiddelen)onder het lage btw-tarief. Goederen en diensten die onder het lage btw-tarief vielen waren in 2019 gemiddeld 4,1 procent duurder dan in 2018. Ter vergelijking: in dezelfde periode was de prijsstijging van producten die onder het hoge btw-tarief vielen gemiddeld 2,3 procent.

6.0.1 Cao-lonen en consumentenprijzen
JaarReële cao-lonen per uur incl. bijzondere beloningen (%-verandering)Cao-lonen per uur incl. bijzondere beloningen (%-verandering)Consumentenprijzen (%-verandering)
20030,72,82,1
200401,31,3
2005-10,71,7
20060,921,1
20070,52,11,6
20080,83,32,5
20091,62,81,2
201001,31,3
2011-1,21,12,3
2012-1,11,42,5
2013-1,31,22,5
2014-0,10,91
20150,81,40,6
20161,51,80,3
201701,41,4
20180,321,7
201902,62,6


In 2019 was het netto reële beschikbaar inkomen van huishoudens 1,6 procent hoger dan een jaar eerder. De inkomensgroei is voor het zesde jaar op rij positief. Het netto reële beschikbaar inkomen is het inkomen van huishoudens na aftrek van belastingen en premies,beschikbaar voor consumptie of besparingen, gecorrigeerd voor prijsveranderingen (inflatie).Dit betreft naast loon ook inkomen uit vermogen (rente, dividend) en uitkeringen, zoals pensioenen en werkloosheidsuitkeringen. Het gaat dus om al het inkomen van alle huishoudens samen.

Zowel de beloning van werknemers (4,7 procent) als het inkomen van zelfstandigen (5,3 procent) was hoger dan een jaar eerder. De groei van de beloning van werknemers en het inkomen van zelfstandigen kwam vooral op het conto van het aantal banen. Het aantal banen in Nederland was in 2019 gemiddeld 188 duizend hoger dan in 2018. Onder meer doordat er meer mensen aan het werk waren en de maximale WW-duur werd verkort, was het bedrag aan werkloosheidsuitkeringen lager. Toch namen de totale ontvangen uitkeringen toe met 3,4 procent. Dat komt vooral doordat het aantal arbeidsongeschikten en AOW’ers toenam.

Sinds 2014 loopt de groei van het beschikbaar inkomen per hoofd van de bevolking redelijk gelijk op met die van het bbp. Alleen in 2017 bleef de groei van het beschikbaar inkomen duidelijk achter bij de bbp-groei. Dit betekent dat huishoudens, als sector, in de meeste jaren net zoveel wisten te profiteren van de economische voorspoed als andere sectoren, zoals bedrijven. De cijfers over de gestandaardiseerde koopkracht in 2019 brengt het CBS later dit jaar uit.

6.0.2 Bbp en netto reëel beschikbaar inkomen (per hoofd)
JaarReëel beschikbaar inkomen (netto) (2007=100)Bbp (constante prijzen 2015) (2007=100)
2007100100
2008100,6101,8
2009101,197,5
2010100,598,3
2011100,599,4
201299,898
201398,597,6
201499,998,6
2015101,2100,1
2016103,1101,8
2017103,5104,1
2018105106,2
2019105,9107,4

6.1 Woningmarkt trekt verder aan

De prijzen van bestaande koopwoningen stegen ook in 2019. Gemiddeld waren bestaande koopwoningen 6,9 procent duurder dan in 2018. De prijsstijging was wat minder sterk dan in 2018, toen de prijsstijging op 9 procent uitkwam. De huizenmarkt is door de lage hypotheekrente en de inhaalvraag de afgelopen jaren sterk aangetrokken. De prijzen stegen sinds juli 2013 bijna onafgebroken. In mei 2018 was de prijsindex bestaande koopwoningen voor het eerst hoger dan de piek in augustus 2008. In totaal zijn er ruim 218 duizend woningen van eigenaar gewisseld in 2019, nagenoeg evenveel als in 2018.

6.1.1 Prijsontwikkeling en verkopen van bestaande koopwoningen
   Prijsindex (2015=100)Aantal verkopen (12 maanden voortschrijdend gemiddelde) (2015=100)
2008 119119,6
2008119120
2008119,4117,8
2008119,5119,5
2008119117,4
2008119,3116,4
2008120,3116
2008120,9113,6
2008120,5114,2
2008120,2114
2008119,3110,2
2008119,5108,5
2009120,1106,4
2009118,9102,7
2009117,7100,3
2009116,895,3
200911693,1
2009114,889,7
2009114,987,1
2009114,283,6
2009113,880,7
2009113,977,6
2009113,476,6
2009112,775,8
201011375,2
2010113,375,2
2010113,176,1
2010113,976,7
2010113,176,5
2010112,977,1
2010113,676,5
2010113,777
2010112,976,6
2010112,475,8
2010112,175,8
2010111,875
2011111,675,4
2011111,275,8
2011111,775,4
2011111,274,8
2011111,174,8
2011110,974
201111172,9
2011110,372,6
2011109,473
2011109,272,7
2011108,472,3
2011107,271,8
2012107,671
2012107,470
2012105,869,2
201210568,1
2012104,368,2
2012105,372,2
2012101,270,4
2012100,869,5
2012100,267,6
201299,967
2012100,567,2
201299,869,7
201396,969,2
201398,169,3
201398,269,2
201396,868,2
201395,567,1
20139561,8
201396,163,1
201396,364
201396,165,3
201395,966,2
201395,566,6
201396,165,5
201496,467
201496,468,3
201496,169
201496,971,5
201496,873,6
201497,176,1
201497,978,6
201497,980
201497,782,2
20149884,8
201497,785,4
201497,991,3
201598,491,6
201598,792,6
201598,894,6
201599,195,8
201599,496,3
201599,698,5
2015100,5101,2
2015100,4103,3
2015101,2105,3
2015101,4106,5
2015101,5108,2
2015101,1106
2016102,4107,5
2016102,5109,4
2016103111
2016103,2113,2
2016103,7115,1
2016104,3116,7
2016105,5117,5
2016106,4119,9
2016107,2122,7
2016107123,3
2016107,5125,5
2016107,9127,7
2017108,9130,5
2017109,3132,2
2017110,5135,5
2017110,9135,6
2017111,7138
2017112,5140,2
2017113,5140,4
2017114,6140,9
2017115140,7
2017115,8142,3
2017116,4143,1
2017116,8143,8
2018118,6143,5
2018119,7142,5
2018120,1141,5
2018120,6141,3
2018121,7140,3
2018122,5138,3
2018123,7138,1
2018125,4138,1
2018125,7135,7
2018126,2134,9
2018127,4134,1
2018126,6129,9
2019128,8129,4
2019128,7129
2019129,2127,1
2019129,8127,8
2019130,4128,6
2019130,9126,9
2019132,4127,8
2019132,5127
2019133,4128,1
2019134,1128,1
2019134,8128,1
2019134,8130
2019
2019

6.2 Hypotheekschulden grootste deel schulden van huishoudens

De totale leningen van huishoudens stegen in 2019 met bijna 10 miljard euro. De leningen van huishoudens bestaan voornamelijk uit hypotheken. De hypotheekschulden stegen in 2019 met 8,3 miljard tot 722,7 miljard euro. Deze toename was 1,2 miljard euro lager dan een jaar eerder. Doordat de economie harder groeide dan de woninghypotheken namen de hypotheekschulden als percentage van het bbp verder af, van 92,3 procent in 2018 naar 89,0 procent in 2019. Dit niveau van de schuldquote is sinds 2003 niet zo laag geweest.Destijds was de hypotheekschuld 446,7 miljard euro, oftewel 87,1 procent van het bbp.

6.3 Consumentenvertrouwen veel lager

Het vertrouwen van de Nederlandse consumenten was in 2019 een stuk lager dan in 2018.Het consumentenvertrouwen geeft de opvatting van consumenten weer over de gehele economie en hun eigen financiële situatie. Gemiddeld stond het vertrouwen in 2019 op –1,terwijl het in 2018 op 20 uitkwam. Vooral het oordeel over de economie verslechterde sterk. Ook het oordeel over hun eigen financiële situatie verslechterde, maar veel minder sterk.

De aanhoudende onzekerheden, zoals de brexit, het handelsbeleid van de VS en de afkoelende economie in Duitsland, hebben mogelijk hun weerslag gehad op het consumentenvertrouwen. Ook de stijging van de btw en de energiebelasting in 2019, de onduidelijkheid over het klimaatbeleid en de toenemende flexibilisering van de arbeidsmarkt hebben mogelijk het consumentenvertrouwen in 2019 negatief beïnvloed(CPB, 2019).

6.3.1 Consumentenvertrouwen, seizoengecorrigeerd
Jaar  Consumentenvertrouwen (gemiddelde van de deelvragen)
2008 1
2008-4
2008-5
2008-7
2008-12
2008-16
2008-26
2008-28
2008-25
2008-25
2008-26
2008-26
2009-27
2009-28
2009-30
2009-26
2009-22
2009-19
2009-19
2009-14
2009-12
2009-14
2009-11
2009-7
2010-4
2010-6
2010-6
2010-7
2010-9
2010-13
2010-11
2010-7
2010-8
2010-7
2010-3
2010-7
2011-4
20110
20111
2011-2
2011-4
2011-6
2011-8
2011-16
2011-27
2011-34
2011-35
2011-36
2012-37
2012-36
2012-36
2012-32
2012-34
2012-37
2012-33
2012-31
2012-28
2012-29
2012-33
2012-38
2013-37
2013-41
2013-41
2013-37
2013-32
2013-33
2013-35
2013-32
2013-31
2013-26
2013-16
2013-11
2014-6
2014-2
20141
20144
20146
20146
20145
20142
2014-2
20141
2014-2
2014-4
2015-2
2015-1
20157
201510
201511
201514
201513
201513
201511
201512
201514
201513
201611
20166
20162
20166
20167
201611
20169
20169
201612
201617
201620
201621
201721
201722
201724
201726
201723
201723
201725
201726
201723
201723
201722
201725
201824
201823
201824
201825
201823
201823
201823
201821
201818
201815
201813
20189
2019 0
2019 -2
2019 -4
2019 -3
2019 -3
2019 0
2019 2
2019 0
2019 -2
2019 -1
2019 -2
2019 -2