Financieringsmonitor 2023

4. Behoefte aan externe financiering

Het aandeel bedrijven met een financieringsbehoefte in het mkb in de business economy is vergelijkbaar met de vorige meting. Tussen juli 2022 en juli 2023 had 15 procent van die bedrijven behoefte aan externe financiering. In de vorige meting was dit nog 16 procent. Kijkend naar het gehele mkb is sinds 2020 een dalende trend zichtbaar. Deze trend verschilt tussen de grootteklassen. De meest voorkomende reden waarom bedrijven geen financieringsbehoefte hebben blijft ongewijzigd: er is geen aanleiding om nieuwe externe financiering aan te vragen. 

In dit hoofdstuk worden de resultaten van de eerste stap, behoefte, in de zoektocht naar financiering door het bedrijfsleven verder uiteengezet. De volgende figuur geeft de positie van dit hoofdstuk in het gehele proces weer.

4.1 Behoefte aan externe financiering niet verder afgenomen

De behoefte aan nieuwe externe financiering tussen juli 2022 en juli 2023 is vergelijkbaar met het voorgaande jaar. Toen had 16 procent van het mkb in de business economy financiering nodig, nu is dat 15 procent. Sinds 2020 is voor het mkb een dalende lijn zichtbaar. De trend verschilt wel tussen de grootteklassen. Voor het micro- en kleinbedrijf neemt het aandeel bedrijven met een externe financieringsbehoefte consistent af; voor het middenbedrijf neemt dit sinds 2021 juist toe. Het middenbedrijf had bijna twee keer zo vaak een nieuwe externe financieringsbehoefte als het microbedrijf, het kleinbedrijf zit hier tussenin. De verschillen tussen de grootteklassen binnen het mkb zijn groter geworden in de afgelopen jaren. In 2021 was de behoefte van het microbedrijf 5 procentpunten lager dan de behoefte van het middenbedrijf. In 2022 betrof dit 11 procentpunten en in 2023 is dit verschil toegenomen naar 14 procentpunten.  

4.1.1 Aandeel bedrijven met een externe financieringsbehoefte1)
 2023 (%)2023, marge (%)2022 (%)2022, marge (%)2021 (%)2021, marge (%)2020 (%)2020, marge (%)2019 (%)2019, marge (%)2018 (%)2018, marge (%)
Mkb15,013,0 – 17,016,414,3 – 18,418,916,3 – 21,522,019,6 – 24,519,617,3 – 21,923,621,0 – 26,3
Bedrijfsgrootte
Micro13,411,0 – 15,815,012,6 – 17,418,014,9 – 21,120,517,6 – 23,516,613,8 – 19,522,719,4 – 25,9
Klein21,218,3 – 24,121,818,7 – 24,823,020,2 – 25,928,825,8 – 31,830,227,0 – 33,526,623,6 – 29,6
Midden26,622,4 – 30,825,921,9 – 30,022,619,1 – 26,129,725,7 – 33,831,427,4 – 35,531,027,0 – 35,0
Groot23,017,3 – 28,726,019,9 – 32,217,912,7 – 23,029,723,6 – 35,928,722,8 – 34,623,217,4 – 28,9
1)Het gaat hier om 95%-betrouwbaarheidsinterval marges, zie de onderzoeksverantwoording voor meer toelichting op de weergegeven marges.
 

De behoefte aan nieuwe externe financiering binnen de business economy is dit jaar voor alle sectoren vergelijkbaar met de vorige meting. Bedrijven in de sectoren landbouw en nijverheid hebben net als vorig jaar het vaakst een financieringsbehoefte: respectievelijk 22 en 25 procent. Bedrijven in de sector zakelijke dienstverlening hebben, eveneens zoals vorig jaar, het minst vaak behoefte aan externe financiering (11 procent).

De financieringsbehoefte van zowel jongere (bedrijfsleeftijd jonger dan vijf jaar) als oudere bedrijven (bedrijfsleeftijd vijf jaar of ouder) is licht afgenomen ten opzichte van het voorgaande jaar. De daling is voor deze groepen ongeveer even groot, waardoor de verhouding van de behoefte tussen deze twee groepen niet is veranderd. Bij jongere bedrijven is het percentage bedrijven met financieringsbehoefte hoger (20 procent) dan bij oudere bedrijven (14 procent).

Snelle groeiers (32 procent) en sociale ondernemingen (26 procent) kunnen externe financiering het vaakst gebruiken, al is dit in het geval van snelle groeiers minder vaak dan het jaar hiervoor (38 procent). Ze hebben externe middelen nodig om groei te faciliteren of hebben een kleinere financiële buffer waardoor externe financiering eerder nodig is. Dochter- en familiebedrijven (respectievelijk 11 en 17 procent) hebben juist het minst vaak behoefte aan nieuw extern geld. Voor dochterbedrijven geldt dat zij gemakkelijker toegang hebben tot interne middelen binnen het concern. Dochterbedrijven zoeken om die reden minder vaak extern naar financiering. Het aandeel startups dat dit jaar een nieuwe externe financieringsbehoefte heeft (23 procent) ligt beduidend lager dan in de vorige meting (36 procent). Verschillen in financieringsbehoefte hangen ook samen met de levensfase waarin de ondernemingen zich bevinden. Zo hebben bedrijven in de succesfase minder vaak (9 procent) behoefte aan externe financiering dan bedrijven in de overlevingsfase (37 procent). Net als in de afgelopen jaren heeft deze groep en de groep bedrijven die aan het uitbouwen of opschalen is (30 procent) het vaakst behoefte aan nieuwe externe middelen. 

Liquiditeit en solvabiliteit lager voor bedrijven met een financieringsbehoefte 

Naast de hierboven genoemde verschillen in grootteklasse, sector, type onderneming en levensfase hangt de financieringsbehoefte samen met de financiële positie van het bedrijf. In figuur 4.1.2a en figuur 4.1.2b zijn de verschillen in solvabiliteit en liquiditeit weergegeven voor bedrijven met en zonder financieringsbehoefte. Bedrijven zonder deze behoefte hebben een relatief hoge solvabiliteit, dus veel eigen vermogen ten opzichte van het balanstotaal, in vergelijking met bedrijven met een financieringsbehoefte. Ook is de liquiditeit hoger (een gunstigere verhouding tussen de vlottende activa en het kort vreemd vermogen) voor de groep bedrijven zonder een financieringsbehoefte. Beide verschillen zijn statistisch significant. Een hogere liquiditeit en solvabiliteit biedt bedrijven meer mogelijkheden te financieren vanuit eigen middelen op zowel de korte als de lange termijn. 

4.1.2a Mediane solvabiliteit naar financieringsbehoefte, 20211)
behoefteSolvabiliteit (%)
Wel financieringsbehoefte36,0
Geen financieringsbehoefte60,0
Bron: CBS, Financieringsmonitor, NFO en SZO.
1)De mediane solvabiliteit is berekend op basis van gewinsorised data.
4.1.2b Mediane liquiditeit naar financieringsbehoefte, 20211)
BehoefteLiquiditeit (ratio vlottende activa /
kort vreemd vermogen)
Wel financieringsbehoefte1,59
Geen financieringsbehoefte2,81
Bron: CBS, Financieringsmonitor, NFO en SZO.
1)De mediane liquiditeit is berekend op basis van gewinsorised data.

Hoge kosten en verduurzaming als belemmering gaan vaak gepaard met financieringsbehoefte

Er is een samenhang tussen het al dan niet ervaren van hoge kosten als belemmering voor de bedrijfsvoering en de financieringsbehoefte van een bedrijf. Figuur 4.1.3 toont dat van de bedrijven in het mkb die hoge kosten (in meer of mindere mate) als een belemmering ervaren, 19 procent aangeeft een nieuwe externe financieringsbehoefte te hebben. Voor bedrijven die hoge kosten niet als belemmerend ervaren is dit 7 procent. Dit verschil is statistisch significant. Van de bedrijven die verduurzaming als (zeer) belemmerend ervaren geeft 21 procent aan een nieuwe externe financieringsbehoefte te hebben, van bedrijven die verduurzaming niet als belemmering zien heeft 14 procent een financieringsbehoefte. Ook dit verschil is statistisch significant.

4.1.3 Aandeel bedrijven met financieringsbehoefte, naar type kostenbelemmering1)
selectieaandeel bedrijven met financieringsbehoefte (%)
mkb15,0
bedrijven die hoge kosten als belemmerend zien19,0
bedrijven die hoge kosten niet als belemmerend zien6,6
1)Bedrijven die 'neutraal' hebben ingevuld bij hoge kosten als belemmering, worden hier niet specifiek getoond.

4.2 Start en uitbreiding wederom belangrijkste financieringsdoel 

Er zijn drie hoofddoelen voor financiering mogelijk, deze zijn weergegeven in figuur 4.2.1. Bedrijven kunnen meerdere hoofddoelen tegelijkertijd hebben voor de beoogde financiering. Hoofddoelen worden verder onderverdeeld in subdoelen, ook hier geldt dat bedrijven meerdere doelen kunnen hebben. In deze paragraaf zal steeds eerst het hoofddoel worden uitgelicht, vervolgens worden daarbij de belangrijkste subdoelen besproken.

Het vaakst geven bedrijven aan dat start en uitbreiding het hoofddoel is (71 procent), gevolgd door 66 procent continuering en 59 procent vernieuwing. Voor het hoofddoel vernieuwing is het percentage ten opzichte van vorig jaar licht toegenomen, voor de andere twee doelen nemen de percentages licht af. Start en uitbreiding als hoofddoel komt vaker voor bij de kleinere bedrijven, vernieuwing juist bij de grotere ondernemingen. Daarnaast hebben jongere bedrijven vaker een behoefte aan financiering voor start en uitbreiding en vernieuwing, oudere bedrijven daarentegen vaker voor continuering. 

4.2.1 Hoofddoelen financiering voor bedrijven met een financieringsbehoefte, mkb in de business economy1)
CategoriePercentage
start en uitbreiding 71
continuering 66
vernieuwing 59
1)Bedrijven kunnen meerdere hoofddoelen tegelijkertijd hebben voor hun financiering.

Voor bedrijven in het mkb die start en uitbreiding als hoofddoel hebben, is uitbreiding het meest voorkomende subdoel (21 procent). Dit aandeel neemt toe naarmate de grootteklasse toeneemt. Zo heeft 19 procent van de microbedrijven en 38 procent van de grootbedrijven dit als subdoel. Ook binnen de sectoren verschillen de subdoelen sterk. Zo heeft ruim een derde van de bedrijven in de sector informatie en communicatie innovatie als subdoel, voor het mkb als totaal is dit bij slechts 8 procent van de bedrijven het geval. Ook wordt door bedrijven binnen het mkb met start en uitbreiding als hoofddoel in 8 procent van de gevallen duurzaamheid als subdoel aangegeven, bij bedrijven in de sectoren landbouw (33 procent) en onroerend goed (21 procent) ligt dit aandeel een stuk hoger.

Continuering is door 66 procent van de bedrijven als hoofddoel genoemd. Van de groep bedrijven die een financieringsbehoefte heeft, geeft ruim vier op de tien aan dat voorraden het belangrijkste subdoel is. Voor bijna alle uitsplitsingen, met uitzondering van de sector onroerend goed, geldt dat dit de belangrijkste reden is onder het hoofddoel continuering. Het overbruggen van de coronaperiode wordt dit jaar (22 procent) beduidend minder vaak genoemd dan vorig jaar (31 procent).

Bij het hoofddoel vernieuwing komt aannemen of opleiden van personeel het vaakst voor als subdoel: voor 15 procent van de bedrijven die een financieringsbehoefte heeft is dit een subdoel. Dit aandeel neemt af naarmate de grootteklasse toeneemt. Wanneer vernieuwing het hoofddoel is, is bij het grootbedrijf vaak onroerend goed of verduurzaming het subdoel. Ook bedrijven in de sector landbouw (34 procent) hebben vaker verduurzaming als doel dan het mkb in de business economy. Bedrijven die zichzelf zien als een startup (32 procent) of als innovatief (39 procent) geven innovatie en/of research & development (R&D) vaker als doel voor financieringsbehoefte aan dan het gehele mkb (8 procent).

4.3 Meeste bedrijven zien geen aanleiding voor een financieringsaanvraag

Van het mkb in de business economy heeft veruit het grootste deel dit jaar geen externe financieringsbehoefte: 85 procent. Dit aandeel is iets toegenomen ten opzichte van vorig jaar (84 procent). Ook toen was de meest voorkomende reden hiervoor dat er geen aanleiding was om nieuwe externe financiering aan te vragen. Hierbij geldt: als de grootteklasse toeneemt, wordt het aandeel bedrijven dat om deze reden geen financieringsbehoefte heeft lager. Daarnaast is er dit jaar voor drie op de tien bedrijven toch geen financieringsbehoefte omdat dit kon worden gefinancierd met intern eigen vermogen.

4.3.1 Motivatie van bedrijven zonder financieringsbehoefte, mkb in de business economy
CategoriePercentage
geen aanleiding voor financiering47
intern eigen vermogen30
onafhankelijk van financier6
geen groei(kansen) a.g.v. coronavirus5
bestaande financiering5
geen groei(kansen) anders dan a.g.v. coronavirus4
moedermaatschappij2
versneld aflossen1