Auteur: Sabrina de Regt, Brenda Bos, Lucille Mattijssen, Renske Verweij
Profiel en sociale omgeving van ZVH-cliënten

Samenvatting

Er zijn in Nederland ongeveer 30 Zorg- en Veiligheidshuizen (ZVH’en). Dit zijn samenwerkingsverbanden die partners uit de strafketen, zorgketen en gemeenten met elkaar verbinden. Het doel van de ZVH’en is om personen met domein overstijgende en complexe problemen beter te kunnen helpen door middel van een integrale aanpak. 

De ZVH’en hebben behoefte aan meer informatie over de kwetsbaarheid van de personen die zij helpen. Dit om gerichter en beter beleid te kunnen ontwikkelen. Hierbij is het belangrijk dat niet alleen naar de kwetsbaarheid van de personen zelf gekeken wordt, maar ook naar de kwetsbaarheid van hun sociale omgeving. ZVH’en streven ernaar om in hun integrale aanpak ook rekening te houden met deze sociale omgeving. 

Om in deze behoefte te voorzien heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en ICTU in 2021 gevraagd om een pilotonderzoek uit te voeren. De vraag was of een datagedreven aanpak, die eerder succesvol ingezet was bij Zicht op Ondermijning, ook ingezet zou kunnen worden om meer zicht te krijgen op de kwetsbaarheid van cliënten van een ZVH. In het pilotonderzoek over cliënten van het ZVH Regio Utrecht (ZVHRU) bleek dat dit inderdaad het geval was. Om de resultaten wat betreft kwetsbaarheid in perspectief te kunnen plaatsen, zijn in dit pilotonderzoek cliënten van ZVHRU vergeleken met personen die niet geholpen werden door het ZVH, maar die wel een vergelijkbaar demografisch profiel hadden. Hieruit kwam naar voren dat cliënten op meerdere domeinen (bijvoorbeeld wat betreft criminaliteit, sociaaleconomische positie en zorggebruik) kwetsbaarder waren dan de personen in de vergelijkingsgroep. Hetzelfde gold voor hun sociale omgeving. Hierbij werd naar meerdere type netwerken gekeken (huishouden, familieleden, buren en klasgenoten). 

BZK en ICTU hebben het CBS naar aanleiding van deze pilot gevraagd om een vervolgonderzoek. Is de ontwikkelde datagedreven aanpak ook voor andere ZVH’en bruikbaar? En zijn de resultaten vergelijkbaar? In het huidige onderzoek is daarom een vergelijkbare analyse uitgevoerd voor jeugdige cliënten van het ZVH Hollands Midden (ZVHHM). Dit onderzoek is enerzijds een verbreding ten opzichte van het pilotonderzoek doordat een ander ZVH onderzocht is. Daarnaast is het ook een verdieping ten opzichte van het eerder uitgevoerde pilotonderzoek. In het huidige onderzoek wordt namelijk ook gekeken naar verschillende teams binnen het ZVH. Ook in dit onderzoek worden de cliënten van ZVHHM vergeleken met personen die niet geholpen worden door het ZVH, maar wel een vergelijkbaar demografisch profiel hebben. 

De resultaten van dit vervolgonderzoek tonen aan dat de datagedreven aanpak ook ingezet kan worden bij een ander ZVH om zo meer zicht te krijgen op de kwetsbaarheid van de cliënten en hun omgeving. Het onderzoek laat daarnaast zien dat de cliënten van ZVHHM in demografisch opzicht anders zijn ten opzichte van de cliënten van ZVHRU. Zo zijn de cliënten van ZVHHM jonger, vaker vrouw en hebben vaker een Nederlandse herkomst. Net als bij ZVHRU zijn de cliënten van ZVHHM kwetsbaarder dan de vergelijkingsgroepen. Wel lijken de cliënten van ZVHHM gemiddeld genomen iets minder kwetsbaar dan de cliënten van ZVHRU. Hetzelfde geldt voor de sociale omgeving van de cliënten van ZVHHM.

Binnen ZVHHM worden meerdere teams onderscheiden. Het Jeugd Preventie Team (JPT) biedt trajectbegeleiding aan jongeren tussen de 8 en de 18 jaar die in aanraking zijn gekomen met de politie of die vatbaar zijn om crimineel gedrag te ontwikkelen. Het team Veiligheidshuis focust op personen met multiproblematiek en een delictgeschiedenis. Het Team Veiligheidshuis biedt niet direct hulp aan de cliënt, maar doet dit (indirect) door de samenwerking tussen de partners te vergroten. Zo kunnen aangemelde personen met deze partners besproken worden zodat een integraal plan van aanpak opgesteld kan worden. Het onderzoek bevestigt dat er verschillen zijn tussen de groepen cliënten die door de twee verschillende teams geholpen worden. Personen die worden aangemeld en besproken bij het team Veiligheidshuis zijn vaker man, zijn ouder, hebben minder vaak een Nederlandse herkomst en zijn minder vaak thuiswonend dan jongeren die geholpen worden door het JPT. Ook zijn personen die besproken worden door het team Veiligheidshuis kwetsbaarder (zowel zelf als hun sociale omgeving) dan jongeren die door het JPT geholpen worden.

Dit vervolgonderzoek leert dus dat de eerder ontwikkelde aanpak ook bij andere ZVH’en ingezet kan worden. BZK heeft de wens uitgesproken om dergelijk onderzoek in de toekomst eventueel voor meer ZVH’en uit te voeren. Dit lijkt mogelijk met deze aanpak. Hier zijn wel enkele voorwaarden aan verbonden (zo moet de groep cliënten per ZVH voldoende groot zijn). Dergelijke analyses kunnen ZVH’en helpen om hun eigen beleid te staven en, waar mogelijk en nodig, aan te scherpen. Ook is duidelijk dat de vergelijking tussen ZVH’en overeenkomsten en verschillen aan het licht brengt. Een op data gebaseerde vergelijking van aanpakken tussen ZVH’en kan, waar mogelijk en nodig, ZVH’en helpen de aanpakken verder te optimaliseren.