Auteur: Hans Schmeets
De lage deelname aan de samenleving in Heerlen

Technische toelichting

Participatie: sociaal, organisaties, politiek

De bevindingen over de deelname aan de samenleving zijn vooral gebaseerd op het grootschalige onderzoek Sociale Samenhang en Welzijn (SSW) dat in de periode 2012-2022 onder 83.667 personen van 15 jaar of ouder is uitgevoerd. (zie: https://www.cbs.nl/nl-nl/onze-diensten/methoden/onderzoeksomschrijvingen/korte-onderzoeksbeschrijvingen/sociale-samenhang-en-welzijn).

Sociale participatie en informele hulp

Aan de personen is gevraagd hoe vaak zij contact hebben met familie- of gezinsleden die niet bij hen in huis wonen. Hierbij is aangegeven dat het zowel gaat om persoonlijke ontmoetingen, telefonische en schriftelijke contacten als om contact via bijvoorbeeld e-mail, sms, chat of door berichtjes te sturen. Ze konden kiezen uit de volgende antwoordopties: (1) dagelijks, (2) minstens 1x per week, maar niet dagelijks, (3) minstens 1x per maand, maar niet wekelijks, (4) minder dan 1x per maand, en (5) zelden of nooit. Vergelijkbare vragen zijn gesteld over het contact met vrienden, vriendinnen of echt goede kennissen en het contact met buren.

De deelname aan informele hulp is bepaald met de vraag: 
U kunt in uw vrije tijd ook buiten organisaties om onbetaalde hulp geven aan anderen buiten uw eigen huishouden, zoals aan zieken, buren, familie, vrienden en bekenden. Heeft u in de afgelopen vier weken dergelijke hulp gegeven?

Deelname in organisaties: vrijwilligerswerk, lidmaatschap en actief in verenigingen

Aan de personen is gevraagd of ze vrijwilligerswerk hebben gedaan voor 13 verschillende soorten organisaties. Daarbij gevraagd of ze dat gedaan hebben in ‘het afgelopen jaar’ (zie essay 12 voor de exacte vraagformuleringen in de periode 2012 tot en met 2021 en de aanpassingen die in 2022 zijn doorgevoerd).

Aan de personen is gevraagd of ze lid zijn van één of meerdere verenigingen. Dit betreft de volgende verenigingen:

  • Politieke partij of organisatie;
  • Werkgeversvereniging, middenstandsorganisatie of beroepsvereniging;
  • Vakbond;
  • Consumentenorganisatie, zoals de ANWB, de Consumentenbond of Vereniging Eigen Huis;
  • Patiëntenvereniging;
  • Organisatie op het gebied van natuur en milieu, zoals Greenpeace, het Wereld Natuur Fonds,
  • Natuurmonumenten of de vogelbescherming;
  • Sportvereniging;
  • Zang-, muziek- of toneelvereniging;
  • Hobbyvereniging, bijvoorbeeld een auto-, handwerk- of computerclub;
  • Jeugd- of jongerenorganisatie, zoals de scouting;
  • Gezelligheidsvereniging, bijvoorbeeld een personeelsvereniging, carnavalsvereniging of studentenvereniging;
  • Lid van een andere vereniging dan de zojuist genoemde.

Hoe vaak neemt u deel aan activiteiten van één of meer verenigingen?

  1. Minimaal 1 keer per week;
  2. Minimaal 1 keer per maand;
  3. Minder dan 1 keer per maand;
  4. Nooit.

Politieke betrokkenheid: acties en stemmen

De politieke betrokkenheid is vastgesteld aan de hand van twee kenmerken: (1) het stemmen voor Tweede Kamerverkiezingen; en (2) deelname aan politieke acties. De deelname aan politieke acties is bepaald met de antwoorden op de volgende vraag: ‘Er zijn verschillende manieren om iets politiek aan de orde te stellen of invloed uit te oefenen op politici of de overheid. Hieronder staat een aantal van deze mogelijkheden. Wilt u telkens aangeven of u in de afgelopen 5 jaar, hiervan gebruik heeft gemaakt?’. (1) radio, tv of krant ingeschakeld; (2) politieke partij of organisatie ingeschakeld; (3) inspraakbijeenkomst of hoorzitting bijgewoond; (4) contact opgenomen met een politicus of ambtenaar; (5) meegedaan aan een actiegroep; (6) deelname aan een demonstratie of protestactie; (7) meegedaan aan handtekeningenactie; (8) via internet of e-mail meegedaan aan een politieke actie; (9) iets anders heeft gedaan om iets politiek aan de orde te stellen. In 2022 is, naast een aantal andere kleine wijzigingen, de eerste vraag aangepast door: ‘de media benaderd om invloed uit te oefenen’. De activiteiten 1 tot en met 4 worden beschouwd als conventionele politieke activiteiten; de activiteiten 5 tot en met 8 als onconventionele activiteiten. Daarnaast is de deelnemers aan het onderzoek gevraagd of ze hebben gestemd bij de meest recente Tweede Kamerverkiezingen. In de periode 2012-2016 waren dat de verkiezingen in 2010 en 2012. In het onderzoeksjaar 2017 is in de periode tot 15 maart gevraagd of ze van plan waren te gaan stemmen, en daarna of ze gestemd hadden voor de verkiezingen. In de daaropvolgende jaren, 2018 tot 2023 is gevraagd of er gestemd is bij de verkiezingen van 2017 en 2021.