Aardgasverbruik glastuinbouw in Nederland

8. Bijlagen

8.1 Methodebeschrijving aardgasstatistieken glastuinbouw tot 2021

Een significant deel van het totaal aardgas in Nederland gaat naar de glastuinbouw. Een groot deel hiervan wordt in WKK-installaties omgezet in warmte (voor de teelt) en elektriciteit (belichting). Een deel van de elektriciteit vloeit terug naar het openbaar net. Daarmee leveren de tuinders tezamen een belangrijk deel van de totale elektriciteitsopwekking in Nederland. Daarnaast nemen glastuinders ook veel elektriciteit af van het openbaar net. Gezien de rol als significante gasafnemer, elektriciteitsproducent en steeds meer ook als elektriciteitsconsument zijn statistieken over het energieverbruik in de glastuinbouw (als onderdeel van de sector landbouw) al jaren relevant.

In de Energiebalans publiceert het CBS cijfers over de totale landbouw, aansluitend op Europese afspraken, maar niet regulier over de glastuinbouw. De meest recente cijfers over de glastuinbouw zijn te vinden in een aanvullende CBS-publicatie over belastingschijven (CBS, 2022). 

In het momenteel lopende project om de glastuinbouw beter in kaart te brengen worden de energiestatistieken gecombineerd met landbouwstatistieken en gegevens over bodemgebruik. Bovenstaande publicatie bevat echter enkel energiecijfers die niet consistent gemaakt zijn met de landbouwstatistieken en minder intensief vergeleken zijn met gegevens over bodemgebruik. Hieronder wordt beschreven hoe tot op heden het energieverbruik van de glastuinbouw wordt bepaald.

8.1.1 Methodebeschrijving energiestatistieken algemeen

Jaarlijks ontvangt het CBS gegevens uit het CAR. Het CAR is een gezamenlijk register van alle netbeheerders om gegevens van elektriciteits- en aardgasaansluitingen te beheren. Het CBS ontvangt per aansluiting een aantal kenmerken waaronder de naam van de energieverbruiker, een adres en de hoeveelheid geleverde elektriciteit/aardgas.

Het CAR bevat geen systematische indeling naar type verbruiker. Om toch te achterhalen wie de energie verbruikt, combineert het CBS de gegevens uit het CAR met allerlei aanvullende bronnen. Zo wordt een koppeling gelegd met het ABR, een CBS-register waar gegevens van o.a. de KVK in zijn verwerkt. Ook wordt een koppeling gelegd met de BAG van het Kadaster, waar een achttal type gebruiksfuncties worden gehanteerd waaronder wonen. Met behulp van de BAG valt goed onderscheid te maken tussen woningen, bedrijven en bijvoorbeeld gevangenissen. 

Daarnaast wordt Locatus gebruikt. Dit is een goed onderhouden en volledig bestand van met name de retail- en horecasector. Eveneens wordt gebruik gemaakt van Dataland, een samenwerking van gemeenten voor het registreren van vastgoedinformatie. Tot slot wordt in toenemende mate gebruik gemaakt van sectorspecifieke bronnen. Zo zijn met gegevens uit de sector alle zorginstellingen, onderwijsinstellingen en sportcomplexen in kaart gebracht.

Naast de veelheid aan bronnen die het CBS tot zijn beschikking heeft, worden door het CBS zelf lijsten aangelegd met bedrijfsnamen en typische woorden als ‘café’ en ‘basisschool’. Ook worden jaarlijks de meest significante bedrijven met de hand ingedeeld naar sector en opgeslagen. Sinds deze statistiek begon in 2010 is zo een hele set van aansluitingen ontstaan die handmatig zijn bekeken en ingedeeld naar type verbruiker.

8.1.2 Methodebeschrijving energiestatistieken glastuinbouw

De statistieken van de glastuinbouw lopen in principe jaarlijks mee met de andere sectoren. Hieronder zijn voor het ABR en Locatus toegelicht hoe deze bronnen zich verhouden tot de glastuinbouw. Daarna wordt ingegaan hoe specifiek glastuinbouwaansluitingen zijn geïdentificeerd.

8.1.2.1 Glastuinbouwers typeren via het ABR
Het ABR is een relatief goede bron om aansluitingen van landbouwbedrijven te identificeren. Dit komt doordat landbouwbedrijven vaak een familiebedrijf zijn met een uniek adres en naam die overeenkomen met de geregistreerde gegevens in het CAR. Daarnaast zijn deze bedrijven vaak solitair gelegen buiten de stad, waardoor via het adres minder snel een foutieve koppeling wordt gemaakt.

Specifiek voor de glastuinbouw geldt dat tuinders weliswaar vlak naast elkaar liggen, en dat een koppeling op adres hierdoor mis kan gaan, maar dat de sector als geheel duidelijk herkenbare gebieden kent. Hierdoor is op bedrijfsniveau de koppeling misschien niet perfect, maar dit heeft het weinig invloed op de sectorindeling.

8.1.2.2 Locatus sluit retail zoveel mogelijk uit
Het databestand Locatus bevat vrijwel alle winkels in Nederland. In Locatus worden verschillende categorieën gehanteerd om de winkels in onder te verdelen, waaronder ‘tuincentrum’. Door het CAR te koppelen aan Locatus wordt dus in het reguliere proces meegenomen waar de kassen van tuincentra liggen. Hiermee worden deze kassen ingedeeld bij handel en niet bij de glastuinbouw.

8.1.2.3 Uitsplitsing glastuinbouw en overige landbouw
De reguliere statistieken die met de jaargegevens uit het CAR worden gemaakt  hebben geen onderverdeling tussen glastuinbouw en overige landbouw, alles wordt samengenomen in de sector A Landbouw, bosbouw en visserij. Door toenemende aandacht voor de glastuinbouw en een door de ministeries van Financiën en Economische Zaken en Klimaat gefinancierd project over belastingschijven van twee jaar geleden is extra tijd gestoken in het verder uitsplitsingen van de landbouw in glastuinbouw en overige landbouw (bosbouw en visserij is verwaarloosbaar). Sindsdien wordt de glastuinbouwpopulatie apart bijgehouden.

In eerste instantie is de populatie samengesteld uit bestaande lijsten van glastuinbouwaansluitingen. Zo is in 2011-2012 eerder een GIS-analyse uitgevoerd op basis van de statistiek bodemgebruik waarbij alle aansluitingen rondom kassen zijn geselecteerd. Ook zijn elektriciteitsaansluitingen van WKK-installaties en bijbehorende aardgasaansluitingen meegenomen (zie volgende paragraaf). Daarnaast zijn in een vooronderzoek een aantal aansluitingen van tuinders gevonden door een proefbestand van het CO2-sectorsysteem te koppelen aan het CAR en zijn gegevens van de Nederlands Emissieautoriteit (NEa) gebruikt om tuinders te vinden die deelnemen of hebben genomen aan het ETS. 

Tot slot zijn alle aansluitingen in de sector landbouw geselecteerd die nog niet getypeerd waren als glastuinbouw en met een aardgaslevering groter dan 88 000 m3. Deze zijn handmatig onderzocht en via satellietbeelden bekeken om te bepalen of de betreffende aansluiting bij een kas hoort. Met deze handmatige analyse zijn bijna 300 aansluitingen toegevoegd aan de glastuinbouwpopulatie. Al met al zijn zo een veelheid aan gegevens gebruikt om de populatie van glastuinbouwbedrijven af te bakenen.

8.1.2.4 Analyses WKK-installaties
Zoals gezegd wekken de WKK-installaties in de glastuinbouw een belangrijk deel van de elektriciteit op in Nederland (grofweg een tiende). Voor elektriciteit beschikt het CBS over maandgegevens van terugleverende grootverbruikaansluitingen (waaronder WKK-installaties). Terugleverende aansluitingen met zonnestroom en windenergie zijn via CertiQ bekend. De resterende terugleverende aansluitingen met een piekteruglevering tot ongeveer 0,5 MW worden met de hand onderzocht op de aanwezigheid van (nieuwe) glastuinbouwlocaties. Voor de helft van de glastuinbouw aansluitingen heeft het CBS ook beschikking over de bruto productie, voor de andere helft is deze geschat (met een steekproefmarge van 5 procent) op basis van de piekteruglevering. Hiermee is op maandbasis bekend hoeveel elektriciteit is opgewekt. 

Twee jaar geleden is een link gelegd tussen de elektriciteitsaansluiting van de WKK-installaties en de bijbehorende aardgasaansluiting. Dit gaat niet altijd goed, omdat de aardgasaansluiting op een ander adres of zelfs bij een ander bedrijf geregistreerd staan, maar hieruit is (op een nieuwe manier) wel op te maken welke aansluitingen tot de glastuinbouw behoren.

8.1.2.5 Jaarlijkse actualisering glastuinbouwpopulatie
Jaarlijks worden opvallende en nieuwe aansluitingen met significante energielevering nader bekeken. Dit betekent ook dat niet getypeerde/nieuwe aansluitingen van tuinders met een relatief hoge levering in jaarlijkse controles naar boven komen en met de hand gelinkt worden aan de sector. Dit wordt gedaan aan de hand van de naam uit het CAR, gegevens uit het ABR en door te zoeken naar de locatie op satellietbeelden. Op deze manier blijft, naast de reguliere automatische koppelingen, de huidige populatie van aansluitingen in glastuinbouw actueel.

8.2 Voorstel dataset

Met het zo volledig mogelijk in kaart brengen van het glastuinbouwareaal en het scherper afbakenen van de aardgasaansluitingen voor de glastuinbouw wil het CBS een betrouwbare, robuuste en representatieve dataset opleveren. Het doel van deze dataset is inzicht bieden in waar de bestaande methodes voor de berekening van de CO2-emissie van de glastuinbouw verbeterd en afgestemd kunnen worden. Hierbij is het belangrijk om te beoordelen of het specifiek energieverbruik per bedrijf per gewas per m2 ongeveer klopt. Naast aardgas is vooral elektriciteit van belang. Andere, iets kleinere, bijdragen aan het energieverbruik leveren onder andere warmte, aardwarmte en biomassa.

Essentieel voor deze dataset, die de basis moet worden voor het CO2-emissiecijfer, is zicht op de totalen van de onderstaande zes variabelen voor de glastuinbouwsector:

  1. recordID/unieke code [LBT/GO] van het bedrijf, eventueel met IDs van bij het bedrijf horende kassen en hun oppervlakte [TOP10NL];
  2. areaal per gewas 1, 2, 3 ... 30 (in m2 of hectare) [LBT/GO];
  3. hoeveelheid aangevoerd aardgas totaal (in m3; met vermelding of dit met of zonder calorische correctie is) [LBT/GO/EAN-code];
  4. hoeveelheid aardgas die is ingezet in WKK-installaties (in m3; met vermelding of dit met of zonder calorische correctie is) [netwerk/EAN-code] en de productie van elektriciteit en WKK-warmte hiermee;
  5. hoeveelheid aangevoerde (ingekochte) elektriciteit (in kWh) [netwerk/EAN-code];
  6. hoeveelheid afgeleverde (verkochte) elektriciteit (in kWh) [netwerk/EAN-code].

Het belang van 5 en 6 volgt uit de grote rol die elektriciteit en de in WKK-installaties opgewekte warmte spelen in het energieverbruik van de glastuinbouw. Door dit belang van elektriciteit in de CO2-emissie is het daarnaast wenselijk om inzicht te krijgen in belichting op een bedrijf per kas/gewas en nog verdergaand zicht op de inzet van andere energiebronnen. De glastuinbouw heeft extra CO2 nodig voor de groei van de gewassen. Deze CO2 komt vrij bij de verbranding van aardgas, maar kan ook ingekocht worden bij derden.

Het is wenselijk dat de doortelling van kas naar bedrijf naar sector klopt, maar het zal lastig zijn om voor alle kassen en gasaansluitingen op microniveau het plaatje sluitend te krijgen. In het datamodel zal iets bedacht moeten worden om dit expliciet te maken en hiermee om te gaan.

Aanvullend op vervolgonderzoek naar het elektriciteits- en WKK-warmteverbruik van de glastuinbouw kan de dataset uitgebreid kan worden met de volgende variabelen:

  1. belichting (ja/nee) [LBT/GO];
  2. areaal belichting (in m2 of hectare) [LBT/GO];
  3. diverse data met betrekking tot de inzet van warmte van derden, hernieuwbare energie en extern ingekochte CO2 [nog niet uniform geregistreerd].
4) Zie bijvoorbeeld Statlinetabel Levering aardgas, elektriciteit via openbaar net; bedrijven, SBI2008, regio.