Aardgasverbruik glastuinbouw in Nederland

3. Deelonderzoek areaal

3.1 Inleiding

Zoals aangegeven in de inleiding is een belangrijk onderdeel van dit onderzoek het beter in kaart brengen van het glasareaal. Daarom is er in 2022 gestart met het koppelen van gegevens uit verschillende geodatasets. Voor meer informatie over de gebruikte databestanden, zie paragrafen 2.1 Databronnen en 3.1.1. Programmatuur en inputbestanden. De belangrijke onderdelen daarvan zijn:

  • gebruikmaken van topografische kaarten om kassen te lokaliseren en te koppelen aan adressen;
  • deze gegevens koppelen aan de locatiegegevens van RVO met een glastuinbouwactiviteit uit de GO.

Het doel is om het aantal m2 glastuinbouwareaal uit de topografische kaart als bron te gebruiken. De opgave van RVO zal als een extra referentie fungeren voor het controleren van het areaal. 

3.1.1 Programmatuur en inputbestanden

Om de data in te lezen en te bewerken is gebruik gemaakt van ArcGIS Pro 3.0. De ruimtelijke koppelingen zijn gemaakt met behulp van Arcpy van ArcGIS Pro en bewerkingen zijn vervolgens gedocumenteerd met Python 3.9.

De gebruikte bestanden met peildatum van de genoemde bronnen zijn:

  • verblijfsobjecten en nummeraanduiding: betreft geometrische punten en een tabel uit de BAG waarvan de verblijfsobjecten geldig zijn op 8 april 2022;
  • pand: betreft geometrische vlakken uit de BAG waarvan het pand al dan niet in gebruik is volgens de registratie bij het Kadaster op 8 april 2022;
  • perceel: geometrische vlakken van de kadastrale kaart uit de BRK, van 1 januari 2022;
  • GEBOUW_TYPEGEBOUW: geometrische vlakken, met als kenmerk “kas, warenhuis” uit de TOP10NL van 1 november 20221). De TOP10NL is een topografische kaart van een schaal van 1 op 10 000 wat het laagste beschikbare schaalniveau is;
  • kaslocaties en areaal glas: uit de GO, laatste exporttabel van 7 februari 2023 waarvan de opgave is gedaan op basis van peildatum 15 mei 20222).

Meer informatie over de databronnen en definities is te vinden onder paragraaf 2.1 en paragraaf 2.2.

Uit de TOP10NL zijn kassen gedefinieerd onder de variabele GEBOUW_TYPEGEBOUW als “kas, warenhuis”. Volgens de TOP10NL zijn er in Nederland 12 515 afzonderlijke kassen te lokaliseren, waarvan 8 232 groter dan 0,1 hectare zijn. Van alle gelokaliseerde kassen is het totaal areaal 132 216 190 m2 of 13 221,62 hectare. Van de kassen groter dan 0,1 hectare is het totaal areaal 130 140 138 m2 of 13 014,01 hectare. 

Veel kassen uit de TOP10NL zijn als grote gehelen ingetekend, waarbij een kas dus feitelijk uit meerdere delen bestaat. Hierdoor waren nog datacorrecties nodig, zie paragraaf 3.1.2.

3.1.1.1 Voorbeeld Westland selectie GEBOUW_TYPEGEBOUW: “kas, warenhuis” uit TOP10NL (in groen aangegeven)

Deze figuur toont een TOP10NL-kaart van het Westland met daarop groene vlakken die de selectie GEBOUW_TYPEGEBOUW: “kas, warenhuis” aangeven.

3.1.2 Datacorrecties en toegepaste filters

De volgende correcties zijn toegepast op de inputbestanden voor de ontwikkelde methode:

  • Kassen uit de TOP10NL die kleiner zijn dan 1 000 m2 zijn uit het bestand verwijderd. Dit is een (gemiddelde) ondergrens die Eurostat hanteert voor de Integrated Farm Statistics (de Europese Landbouwtelling).
  • Daarnaast zijn in de TOP10NL kassen soms als grote gehelen ingetekend waarbij bij de controle blijkt dat de kas uit verschillende delen bestaat. De kassen uit de TOP10NL zijn daarom opgeknipt op basis van de contouren van panden uit de BAG. Heel kleine stukken kas zijn verwijderd en stukjes kas zijn toegevoegd aan aangrenzende kassen met behulp van Arcpy GIS-tools. Na deze correctie zijn er 9 432 kassen groter dan 0,1 hectare, met een totaal areaal van 12 964 hectare. 
  • Om de orde van grootte te bepalen van de niet-meegenomen kassen (kleiner dan 1 000 m2 of 0,1 hectare) is er nog een extra analyse gedaan: 8 274 kassen zijn kleiner dan 0,1 hectare, met een totaal van 247 hectare. Binnen deze groep zijn er 6 237 kassengroepjes te vormen van kassen die binnen 20 meter van elkaar af liggen. Van deze 6 237 groepjes zijn er 304 kassengroepjes te vinden met een areaal groter dan 0,1 hectare, met een totaal van 50 hectare. Deze kassen zijn niet meegenomen in de analyse.
  • De verblijfsobjecten in de BAG krijgen van de gemeente een gebruiksfunctie (woonfunctie, industriefunctie, winkelfunctie etc.). Daarvan zijn verblijfsobjecten met een logiesfunctie – een gebruiksfunctie voor het bieden van recreatief verblijf of tijdelijk onderdak aan personen – niet meegenomen als potentieel verblijfsobject met een glastuinbouwactiviteit en uit het bestand gefilterd.
  • Uit de GO met opgave kassen zijn de adressen gekoppeld met verblijfsobjecten uit de BAG. Zoals aangegeven in paragraaf 2.2 heeft 85 procent van de kassen namelijk geen verblijfsobject. Van de 4 541 binnengekomen adressen met een relatie van RVO zijn 4 454 gekoppeld met een verblijfsobject uit de BAG. 87 konden niet gekoppeld worden door een fout in het opgegeven adres. Van de binnengekomen adressen zijn 4 321 uniek. Op de andere 133 adressen bevinden zich meerdere relaties van RVO. Alle 4 321 adressen zijn gekoppeld met de geografische dataset verblijfsobjecten uit de BAG.

3.1.3 Koppelen

Door de kassen uit de TOP10NL naast de geografische dataset verblijfsobjecten uit de BAG te leggen kan gekeken worden wat een aannemelijk verblijfsobject is voor elke kas. 

Voor deze benadering zijn er twee GIS-methodes opgesteld voor het koppelen van kassen met een verblijfsobject:

  • Methode A: het verblijfsobject vinden bij de kas, waarmee vanuit de geografische dataset kassen wordt gezocht naar omliggende adressen, en;
  • Methode B: de kas vinden bij het verblijfsobject uit de GO, waarmee vanuit de geografische dataset verblijfsobjecten wordt gezocht naar omliggende kassen, andersom vergeleken met methode A.

Bij beide methodes is vervolgens een handmatige koppeling gemaakt met de verblijfsobjecten van locaties met een opgegeven areaal bij RVO. 

3.1.4 Eerste verkenning koppelen kassen en verblijfsobjecten

Door de verschillende bestanden naast elkaar te leggen (Figuur 3.1.4.1) kunnen verschillende keuzes worden gemaakt over welke kas met welke verblijfsobject gekoppeld moet worden. De perceelgrenzen kunnen daarbij helpen voor het bepalen van een koppeling op basis van het gedeelde perceel.

3.1.4.1 Weergave van TOP10NL, Percelen en Verblijfsobjecten

Deze figuur toont een fragment van een kaart uit TOP10NL met daarop perceelgrenzen, kassen en verblijfsobjecten aangegeven. Voor verblijfsobjecten wordt onderscheid gemaakt naar functie: woonfunctie, industriefunctie, winkelfunctie, of kantoorfunctie. Hieruit blijkt dat sommige kassen zich bevinden op een perceel met één of meer verblijfsobjecten, of zelfs met een verblijfsobject overlappen. Andere kassen liggen op een perceel zonder verblijfsobject. Sommige kassen overlappen verschillende percelen.

Er zijn verschillende situaties verkend: 

  • kassen met een verblijfsobject; 
  • kassen liggend op percelen met een of meer verblijfsobjecten, en; 
  • kassen die verschillende percelen overlappen. 

Daarnaast zijn er:

  • kassen op percelen zonder een verblijfsobject, maar die wellicht wel bij een ‘buurkas’ horen.

3.2 Methode A: Verblijfsobject vinden bij kas

Door een verblijfsobject te vinden bij de kas kunnen veel verblijfsobjecten gevonden worden liggend rond of op de kas. Het doel is om het meest aannemelijke verblijfsobject(en) te selecteren in de koppelingen, maar in sommige gevallen is niet te achterhalen wat het meest aannemelijke verblijfsobject is en worden verschillende verblijfsobjecten meegenomen in de koppelingen. 

De volgende stappen zijn gevolgd voor het koppelen van een verblijfsobject uit de BAG met een kas:

  • Stap 1: verblijfsobject bevindt zich binnen de kas;
  • Stap 2: verblijfsobject bevindt zich op hetzelfde perceel;
  • Stap 3: koppelen binnen 20 meter;
  • Stap 4: koppelen binnen 35 meter;
  • Stap 5: koppelen binnen 50 meter;
  • Stap 6: koppelen van kassen met kassen (groeperen van kassen);
  • Stap 7: koppelen met dichtstbijzijnde verblijfsobject.

Bij de eerste koppeling worden kassen gekoppeld met een verblijfsobject liggend op de kas en deze kassen worden ook meegenomen voor het zoeken naar verblijfsobjecten liggend op hetzelfde perceel (Stap 1 en 2). Dit zijn ‘one-to-many’ koppelingen waar dus verschillende verblijfsobjecten worden gekoppeld met één kas, als ze op de kas liggen of op hetzelfde perceel. 

De kassen die in deze stappen gekoppeld zijn worden niet meegenomen met de volgende koppelingen. Zodoende houd je het aantal mogelijke koppelingen met verblijfsobjecten liggend rondom de kas kleiner, maar worden nog wel verblijfsobjecten op hetzelfde perceel meegenomen als een kas na Stap 1 al gekoppeld is. Nadat de kassen gekoppeld zijn op basis van de verschillende afstanden (Stap 3 tot en met 5) worden kassen die al een verblijfsobject hebben, gekoppeld met kassen die dat nog niet hebben (Stap 6). Een kas wordt verder gekoppeld met nog een kas. Hierdoor worden verschillende kassen bij elkaar gevoegd en krijgen zij hetzelfde verblijfsobject toegewezen. In Stap 7 worden de overgebleven kassen, die nog niet gekoppeld zijn in Stap 1 tot en met 6, met het dichtstbijzijnde verblijfsobject gekoppeld.

Voorbeelden van de koppelingen zijn te zien in de volgende figuren. Hier zijn de verblijfsobjecten te zien en op basis van de ligging kunnen de koppelingen gemaakt worden; binnen hetzelfde perceel, binnen 20 meter, 35 meter, 50 meter en dichtstbijzijnde op meer dan 50 meter.

3.2.1 Verblijfsobject op kas en verblijfsobject op perceel (verblijfsobject = punten, perceel = zwarte lijnen)

Deze figuur toont fragmenten van kaarten uit TOP10NL. Het eerste fragment bevat een voorbeeld van een verblijfsobject op een kas. Het tweede fragment laat twee voorbeelden zien van kassen met een verblijfsobject op hetzelfde perceel (maar niet op de kas zelf).

3.2.2 Verblijfsobject binnen 20 meter, 35 meter en 50 meter

Deze figuur toont drie fragmenten van kaarten uit TOP10NL, met verblijfsobjecten binnen respectievelijk 20, 35 en 50 meter van een kas.

3.3 Resultaten methode A

Van de verschillende koppelingen kan de volgende tabel worden samengesteld, die het totaal aantal koppelingen aangeeft tussen verblijfsobjecten en kassen, met het gevonden areaal in m2. Alle kassen hebben hierdoor een of meer verblijfsobjecten kunnen koppelen. 

3.3.1 Koppelingen kassen volgens Methode A
Aantal kassenAreaal kassen (duizend m2)Areaal kassen (hectare)
Totaal9 432129 63812 965
Stap 1: VBO op kas1 22721 1912 119
Stap 21): VBO op perceel5 53079 8567 986
Stap 3: VBO binnen 20 meter8469 936994
Stap 4: VBO binnen 35 meter754 8 666867
Stap 5: VBO binnen 50 meter3893 529353
Stap 6: Groeperen van kassen2593 589359
Stap 7: Dichtstbijzijnde VBO > 50 meter4272 871287
1) Kassen die al gekoppeld waren bij stap 1 zijn ook nog meegenomen bij stap 2. Dit leverde nog extra verblijfsobjecten op voor 454 kassen met een areaal van 881 hectare. 

3.3.1 Adressen uit de GO en methode B

Methode A zoekt uit de ruim 9 miljoen verblijfsobjecten de meest aannemelijke verblijfsobject(en) bij de kas. Hierdoor zijn er veel verblijfsobjecten gevonden rond de kassen, die voor verdere analyses gebruikt worden. 

Daarnaast is er beschikking tot de GO waarin een kas is opgegeven met een areaal glas. Door deze te gebruiken voor de koppeling kan er veel gerichter een kas uit de TOP10NL gezocht worden bij het adres van de GO. Dit gaf aanleiding tot het ontwikkelen van methode B. Daarnaast blijft methode A een bruikbare methode om verblijfsobjecten te vergelijken uit andere registers en om te zien welke kassen bij welke verblijfsobjecten horen. Om na te gaan welke kassen niet tot de glastuinbouw behoren, is een koppeling gemaakt met verblijfsobjecten uit het register van niet-landbouwbedrijven. Zie paragraaf 3.7 voor kwaliteitsbeoordeling van de koppelingen.

3.4 Methode B: Kas vinden bij verblijfsobject uit de GO

In de GO zijn er bij RVO opgaven gedaan van kassen met een adres. Deze opgaven zijn een belangrijke bron voor methode B om de juiste kas met een verblijfsobject te koppelen. De opgave van areaal kan namelijk worden gebruikt om op basis van grootte te bepalen welke kassen gekoppeld moeten worden. Dit levert een interessante vergelijking op tussen de opgave bij RVO en wat op de TOP10NL daadwerkelijk aan areaal gevonden is bij het desbetreffende adres.

3.4.1 Nieuwe methode

Waar bij methode A verblijfsobject(en) worden gezocht bij een kas, koppelt methode B andersom: kas(sen) zoeken bij een verblijfsobject. Bij het zoeken naar een verblijfsobject bij de kas (methode A) op basis van adressen uit de GO kunnen verkeerde koppelingen ontstaan, omdat niet alle kassen in de GO worden opgegeven. Daardoor kan een kas verder gekoppeld worden met een nabijgelegen kas, zie Figuur 3.4.1.1.

3.4.1.1 Methode A – Vind verblijfsobject bij kas

Deze figuur laat kassen en verblijfsobjecten zien. Pijltjes van de kassen naar de verblijfsobjecten geven aan hoe er gekoppeld wordt volgens methode A. Er wordt onderscheid gemaakt tussen verblijfsobjecten die in de GO bij RVO zijn opgegeven en verblijfsobjecten die niet zijn opgegeven. De figuur laat ook zien hoe onjuiste koppelingen kunnen ontstaan. Een kas die niet is opgegeven in de GO wordt gekoppeld met een nabijgelegen kas die wel bij RVO bekend is en met het verblijfsobject dat daarbij hoort. Deze koppeling lijkt onjuist te zijn omdat er naast de niet-opgegeven kas een verblijfsobject ligt wat waarschijnlijk bij deze kas hoort, maar niet gekoppeld wordt.

Door te koppelen vanuit het verblijfsobject, met een opgave kas uit de GO, op basis van de ligging worden verder gelegen kassen buiten beschouwing gelaten, zie Figuur 3.4.1.2. Hier is een kas te zien naast een adres zonder een opgave uit de GO. Deze kas zal niet gekoppeld worden met een verblijfsobject doordat de opgegeven verblijfsobjecten reeds met een dichtbijgelegen kas zijn gekoppeld.

3.4.1.2 Methode B – Vind kas bij verblijfsobject

Deze figuur laat kassen en verblijfsobjecten zien. Pijltjes van de verblijfsobjecten naar de kassen geven aan hoe er gekoppeld wordt volgens methode B. Er wordt onderscheid gemaakt tussen verblijfsobjecten die in de GO bij RVO zijn opgegeven en verblijfsobjecten die niet zijn opgegeven.

3.4.2 Koppelingen methode B

De genomen stappen zijn vergelijkbaar met methode A met enkele accentverschillen:

  • Na Stap 1 worden de gekoppelde verblijfsobjecten niet nogmaals gekoppeld op basis van Stap 2, zoals in methode A. In deze methode zijn de reeds gekoppelde verblijfsobjecten bij elke volgende stap niet meer meegenomen. De koppelingen zijn zogeheten ‘one-to-many’-koppelingen waardoor meerdere kassen meegenomen kunnen worden als het verblijfsobject bijvoorbeeld een perceel deelt met meerdere kassen. 
  • Na Stap 1 tot en met 5 zijn er nog kassen die niet gekoppeld zijn. Deze liggen vaak naast kassen die al gekoppeld zijn en kunnen bij deze kassen horen. Hiervoor zijn ‘one-to-one’-koppelingen uitgevoerd, waarbij per gekozen afstand een kas erbij wordt gezocht. Om deze koppeling te maken wordt de opgave van de GO gebruikt. 

Als voorbeeld (Figuur 3.4.2.1) is te zien dat er een opgave is gedaan bij RVO van 62 609 m2 kas. Er is op basis van Stap 1 een kas van 1 164 m2 gevonden en vervolgens worden kassen erbij gezocht om een areaal te vinden van rond 62 609 m2

  • In Stap 6a is er een areaal gevonden binnen 20 meter en binnen de marge van 25 procent tot 110 procent van de opgave. Een kas wordt gekoppeld als het qua grootte binnen de marge van 25 procent tot 110 procent van de opgegeven areaal in de GO valt: 1 164 m2 + 20 002 m2 = 21 166 m2.
  • In Stap 6b wordt er verder gekoppeld en is er 1 164 m2 + 20 002 m2 + 24 277 m2 = 45 443 m2 gevonden binnen de marge van 50 procent tot 110 procent van de totale opgave.
  • In Stap 6c is er nog een kas gekoppeld binnen 50 meter, van 17 268 m2, waardoor er in totaal vier kassen zijn gevonden met een totaal areaal van 1 164 m2 + 20 002 m2 + 24 277 m2 + 17 268 m2 = 62 711 m2 wat overeenkomt met de opgave uit de GO, namelijk 62 609 m2.

Door het groeperen van kassen op basis van de opgave in de GO krijgt men een duidelijk beeld welke kassen bij welke opgave en bij welke adres horen. 

3.4.2.1 Kassen groeperen op basis van opgave in GO

Deze figuur laat zien hoe kassen gegroepeerd worden op basis van de opgave in de GO. De figuur toont een kas met daarop een verblijfsobject, en drie andere, nabijgelegen kassen en de bijbehorende arealen. Pijlen gegeven aan dat in drie stappen de nabijgelegen kassen gekoppeld worden totdat het areaal ongeveer overeenkomt met de opgave uit de GO.

De stappen voor het groeperen van kassen zijn toegevoegd als stap 6a tot en met 6e. De andere stappen komen overeen met methode A:

  • Stap 1: kas ligt op het verblijfsobject;
  • Stap 2: kas bevindt zich op hetzelfde perceel;
  • Stap 3: koppelen binnen 20 meter;
  • Stap 4: koppelen binnen 35 meter;
  • Stap 5: koppelen binnen 50 meter;
  • Stap 6a: koppelen van kassen met kassen binnen 20 meter – binnen opgavemarge 25 procent tot 110 procent;
  • Stap 6b: koppelen van kassen met kassen binnen 30 meter – binnen opgavemarge 50 procent tot 110 procent;
  • Stap 6c: koppelen van kassen met kassen binnen 50 meter – binnen opgavemarge 70 procent tot 110 procent;
  • Stap 6d: koppelen van kassen met kassen binnen 110 meter – binnen opgavemarge 85 procent tot 110 procent;
  • Stap 6e: koppelen van kassen met kassen binnen 150 meter – binnen opgavemarge 95 procent tot 110 procent.

3.5 Resultaten methode B

Bij elke kaslocatie uit de GO is gezocht naar areaal uit de TOP10NL. Bij Stap 1 tot en met 5 is de eerste kas gevonden op basis van de ligging, zie Tabel 3.5.1. Hier is te zien dat er in totaal een areaal gevonden is van 7 430 hectare. Vervolgens zijn er meer kassen gekoppeld bij de kaslocatie om kassen te groeperen (Stap 6a tot en met 6e) en om meer areaal erbij te zoeken als er areaal ontbreekt in vergelijking met de opgave in de GO. Deze extra kassen zijn erbij gekoppeld zoals afgebeeld in Figuur 3.4.2.1 met de resultaten in Tabel 3.5.2.

3.5.1 Gevonden areaal bij opgegeven kaslocatie (GO)
Aantal kaslocaties (GO)Gevonden areaal (hectare)Gevonden areaal, cumulatief (hectare)
Totaal3 6057 4307 430
Stap 1: VBO op kas3091 0711 071
Stap 2: VBO op perceel1 9394 0455 115
Stap 3: VBO binnen 20 meter5288976 013
Stap 4: VBO binnen 35 meter5931 0497 061
Stap 5: VBO binnen 50 meter2363687 430

3.5.2 Kassen erbij gekoppeld bij opgegeven kaslocaties (GO) van stap 1 tot en met 6
Aantal kaslocaties (GO)Gevonden areaal (hectare)Gevonden areaal, cumulatief (hectare)
Totaal4 3879 1049 104
Stap 1 tot en met 5 (zie Tabel 3.5.1)3 6057 4307 430
Stap 6a: Groeperen van kassen (20 meter)5141 0898 518
Stap 6b: Groeperen van kassen (30 meter)1623688 887
Stap 6c: Groeperen van kassen (50 meter)591439 029
Stap 6d: Groeperen van kassen (110 meter)39719 100
Stap 6e: Groeperen van kassen (150 meter)859 104

Samenvattend zijn er in totaal 3 605 kaslocaties met een totaal gevonden areaal van 7 430 hectare gekoppeld op basis van Stap 1 tot en met 5. Voor 782 van de 3 605 kaslocaties zijn er meer kassen bij gekoppeld met een extra gevonden areaal van 1 675 hectare, komend tot een totaal gevonden glastuinbouwareaal van 9 104 hectare op basis van methode B.

3.6 Kwaliteit

3.6.1 Ruimtelijk koppelen

De gekozen koppelingen in methode A en B zijn ruimtelijke koppelingen. Dat houdt in dat de koppelingen zijn gedaan op basis van de ligging van de adressen en de kassen, en daarmee zijn ook perceelgrenzen in aanmerking genomen. De benadering is dat het adres dat het dichtst bij een kas ligt bij deze kas hoort, en een ander adres dat verder weg ligt niet. Verder is de benadering dat een adres dat op hetzelfde perceel ligt als een kas ook bij deze kas hoort, en een adres dat niet op het perceel ligt niet. In de praktijk is dit natuurlijk niet altijd de werkelijkheid, zoals blijkt uit de analyse in paragraaf 5.3, gezien de relatief hoge foutmarge bij ruimtelijk koppelen.

Waar methode A alle adressen in overweging neemt en rond de kassen zoekt naar adressen, en dus veel adressen vindt binnen 20 meter, 35 meter en 50 meter en op het perceel, kiest methode B ervoor om het adres met een glastuinbouwactiviteit als uitgangspunt te nemen en van daaruit ruimtelijk te koppelen en kassen erbij te zoeken. Daarnaast is er op dit adres in de GO een opgave gedaan van het areaal glas, wat kan worden meegenomen in de koppeling. Dit heeft verschillende voordelen, namelijk dat:

  • het aantal mogelijke adressen voor de ruimtelijke koppeling een stuk kleiner is dan wanneer alle adressen meegenomen worden, en er dus gerichter gekoppeld wordt;
  • uitsluitend adressen worden gebruikt waar daadwerkelijk een kaslocatie is aangemeld bij RVO;
  • de opgave in de GO als controle kan dienen om te checken in hoeverre de juiste kassen zijn gekozen in de gekozen methode.

Door deze bron te gebruiken kan een extra controleslag worden gemaakt. De resultaten hiervan staan onder paragraaf 3.7.3.

3.7 Aanvullende analyses

3.7.1 (Non-)respons GO

Om de data in te lezen, te bewerken en te analyseren is gebruikt gemaakt van R (versie 4.1.3). 

De volgende bestanden, met versiedatum 7 februari 2023, zijn gebruikt:

  • aanschrijfbestand RVO; 
  • kaslocaties uit de GO (peildatum opgave 15 mei 2022);
  • areaal glas uit de GO (peildatum opgave 15 mei 2022);
  • de LBT. 

Het aanschrijfbestand RVO bevat alle relaties die zijn aangeschreven om de GO in te vullen. Tevens staat vermeld om welke reden de relatie is aangeschreven. Dit bestand bestaat uit 60 323 relaties, waarvan 5 684 zijn aangeschreven op basis van het CO2-sectorsysteem. Van de 5 684 relaties, hebben er 4 284 de GO ingevuld. Hiermee kan overigens nog niet de werkelijke non-respons worden vastgesteld, omdat hier nog geen rekening is gehouden met administratieve non-respons en reële non-respons. Onder administratieve non-respons vallen onder meer bedrijven die tussen het moment van aanschrijven en het indienen van de GO niet LBT-plichtig meer zijn, omdat ze geen agrarische SBI meer in het Handelsregister hebben, of bedrijven die hun registratie in het Handelsregister hebben opgeheven. Daarnaast kan het zijn dat er verschillende bedrijven (KVK-nummers) aangeschreven zijn op hetzelfde adres, maar dat de respons via één KVK-nummer is binnengekomen. 

In het bestand kaslocaties staan de kaslocaties (postcode en huisnummer) zoals opgegeven door de relaties tijdens het invullen van de GO. Hierin staan de locaties van kassen van 3 845 unieke relaties. In het bestand areaal glas staat beschreven welk soort gewas in welke kas is verbouwd en hoeveel m2 hiervoor is gebruikt. Het komt voor dat relaties wel hun kaslocatie opgeven, maar niet welk gewas hier is verbouwd en hoeveel m2 hiervoor is gebruikt. Bijvoorbeeld omdat ze (tijdelijk) zijn gestopt met glastuinbouw, maar nog wel andere agrarische activiteiten hebben. Hierdoor bevat het bestand areaal glas minder unieke relaties, te weten 3 688, dan het bestand kaslocaties. In de LBT staat of relaties (tijdelijk) zijn gestopt met hun landbouwactiviteiten. 

Door het koppelen van bovenstaande bestanden kan uitgezocht worden waarom relaties volgens het aanschrijfbestand wel de GO hebben ingevuld, maar niet in de bestanden kaslocaties of areaal glas voorkomen, bijvoorbeeld omdat ze (tijdelijk) zijn gestopt. Om dit uit te zoeken zijn bovenstaande bestanden aan elkaar gekoppeld op basis van het relatienummer van RVO.

Uit analyse van het gekoppelde bestand bleek dat er 5 684 relaties waren aangeschreven op basis van het CO2 sectorsysteem. 

3.7.1.1 Responsoverzicht aanschreven relaties GO
Te onderscheiden groepen
relaties op basis van combinaties
van eigenschappen
Aangeschreven relaties (aantal)GO ingevuld?In LBT?In 'Kaslocaties'? In 'Areaal Glas'?Gestopt?
Totaal5 684
Groep 13 435JaJaJaJaNee
Groep 275JaJaJaNeeJa
Groep 374JaJaJaNeeNee
Groep 4213JaJaNeeNeeJa
Groep 5440JaJaNeeNeeNee
Groep 647JaNeeNeeNeeNee
Groep 73NeeJaJaJaNee
Groep 81 397NeeNeeNeeNeeNee

Van de aangeschreven 5 684 relaties zijn er:

  • 4 240 relaties in de LBT te vinden. Hierin zaten:
    • 288 relaties die hebben aangegeven (tijdelijk) te zijn gestopt. Daarom zijn deze relaties niet terug te vinden in het bestand areaal onder glas; van deze relaties zijn er 75 wel terug te vinden in het bestand kaslocaties
    • 440 relaties die volgens het CO2-aanschrijfbestand wel de GO hebben ingevuld, maar niet in de bestanden kaslocaties of areaal onder glas staan. Ze staan wel in de LBT. 
    • 3 relaties die niet de GO hebben ingevuld volgens het CO2 aanschrijfbestand, maar wel in de bestanden kaslocaties en areaal onder glas staan. 
  • 47 relaties die wel de GO hebben ingevuld volgens het CO2-aanschrijfbestand, maar die niet terug te vinden zijn in de andere bestanden. 
  • 1 397 relaties die de GO niet hebben ingevuld en ook niet in een van de bestanden staan. Redenen kunnen o.a. zijn dat een bedrijf geconsolideerd heeft opgegeven of dat een bedrijf geen opgave heeft gedaan omdat de SBI-code van het aangeschreven KVK niet de feitelijke activiteiten van het bedrijf aangeeft. Met andere woorden: het bedrijf teelt zelf geen producten onder glas, maar voert bijvoorbeeld beheeractiviteiten uit. 

3.7.2 Koppeling niet-landbouwbedrijven uit ABR

Kassen uit de TOP10NL die niet gekoppeld zijn aan een kaslocatie opgegeven in de GO, een tuincentrum of een kas waarin overige activiteiten plaatsvinden (zoals caravanopslag, onderzoek, etc.) zijn op basis van verblijfsobject of op basis van adres gekoppeld aan alle bedrijven uit het ABR. Er is gekeken welke bedrijven gevestigd zijn op het verblijfsobject of het adres van de kas en wat de SBI-code van deze bedrijven is. Met dit koppelresultaat lijkt het erop dat een oppervlakte van 2 228 hectare toe te schrijven is aan bedrijven zonder glastuinbouwactiviteiten. Vanwege de onzekerheid of gelegde koppelingen ook in werkelijkheid juist zijn, is dit resultaat slechts een indicatie.

3.7.3 Analyse methode B

Om te controleren in hoeverre met methode B het areaal per kaslocatie correct is bepaald, wordt het gevonden kasoppervlakte via de TOP10NL vergeleken met het door de relaties opgegeven kasoppervlakte via de GO door beide bestanden te koppelen aan het relatienummer van RVO. Als het via de GO opgegeven areaal ten minste 80 procent en ten hoogste 110 procent van het gevonden areaal in TOP10NL beslaat dan wordt aangenomen dat het opgegeven areaal overeenkomt met het gevonden areaal. Deze kaslocaties worden niet verder gecontroleerd op juistheid. 

Voordat beide bestanden gekoppeld worden eerst de 160 kassen van de bollenbroeiers uit het bestand areaal glas gehaald, om redenen genoemd in paragraaf 2.3. Bollenbroeiers geven geen kasoppervlakte op bij het invullen van de GO, maar geven aan hoeveel bollen ze hebben gebroeid in kilogram (narcissen) of stuks (overige bolgewassen). 

Zoals eerder vermeld waren er 5 684 relaties aangeschreven op basis van het CO2-sectorsysteem, waarvan 3 435 de GO hebben ingevuld en ook terug zijn te vinden in het bestand areaal glas. De kaslocaties opgegeven door deze relaties zijn gekoppeld aan fysiek glas met behulp van methode B. Nadat de kassen van de bollenbroeiers uit dit bestand waren verwijderd (n = 160) bleek dat voor 3 025 relaties de kaslocaties waren gekoppeld aan fysiek glas. 

Er waren 2 342 kaslocaties waarbij het opgeven areaal tussen 80 procent en 110 procent ligt van het gevonden areaal in TOP10NL. Bij 503 kaslocaties besloeg het opgegeven areaal minder dan 80 procent van het gevonden areaal. Van deze 203 kaslocaties hebben er 35 een areaal opgegeven dat minder dan 10 procent van het gevonden areaal bedroeg. Ook zijn er 610 kaslocaties waarbij het opgegeven areaal meer dan 110 procent van het gevonden areaal beslaat. Van deze kaslocaties zijn er 18 waarvan het opgegeven areaal meer dan 1 000 procent van het gevonden areaal bedraagt (zie Tabel 3.7.3.1).

3.7.3.1 Afwijking opgegeven areaal conform GO ten opzichte van het gevonden areaal TOP10NL
Afwijking (percentage)Aantal relatiesAantal kaslocatiesOpgegeven areaal (hectare)Areaal TOP10NL (hectare)Verschil in areaal (hectare)
Totaal3 0253 4559 1678 803364
minder dan 10 procent3535362-59
10 tot 80 procent453468451894-443
80 tot 110 procent1 9702 3426 3786 541-164
110 tot 1 000 procent5495922 2481 303945
1 000 procent of meer181887483

Door koppeling met methode B wordt een netto areaal van 9 167 hectare (bruto 8 803 hectare) succesvol gekoppeld. Met netto areaal wordt het areaal bedoeld dat in de GO is opgegeven. Het gaat dan om de oppervlakte die nodig is voor de teelt. Dat is inclusief de looppaden. Het bruto areaal is de oppervlakte die bij TOP10NL gemeten wordt. Dat is de totale glasoppervlakte inclusief de oppervlakte die niet direct voor de teelt nodig is, maar wordt gebruikt voor opslag, technische voorzieningen e.d. Het netto areaal is dus per definitie kleiner of gelijk aan het bruto areaal van een kas, tenzij het netto areaal bij de opgave in de GO naar boven is afgerond. In dat geval kan het opgegeven netto areaal iets hoger zijn dan het bruto areaal. 

Het resultaat van alle koppelingen met methode B geeft een netto areaal (9 167 hectare) dat groter is dan het bruto areaal (8 803 hectare), wat gezien de definitie van bruto en netto areaal niet logisch is. Blijkbaar is bij koppeling op basis van de in de GO opgegeven oppervlakte in zijn geheel groter dan de fysieke oppervlakte van de TOP10NL locaties. Een toets op oppervlakte per koppeling geeft hier meer inzicht in. De toets is een controle van het in de GO opgegeven beteelde areaal ten opzichte van het fysiek waargenomen glasareaal. Het beteelde areaal tussen 80 procent en 110 procent van het glasareaal wordt geaccepteerd als een geaccepteerde koppeling. Dit resulteert in netto areaal van 6 378 hectare (bruto 6 541 hectare). Hier is het bruto areaal wel hoger dan het netto areaal. Het deel glas dat bij de koppeling de oppervlaktetoets niet doorstaat is 2 789 hectare netto (bruto 2 262 hectare). 

Vanuit de LBT is bekend dat het totaal beteelde oppervlakte 10 637 hectare is. De LBT volgt de definitie van de GO, vandaar dat dit een netto totaal betreft. Het deel areaal dat niet volgens methode B gekoppeld is aan de LBT is daarom gelijk aan netto 1 470 hectare.

Bij het visueel analyseren van kaslocaties die grote verschillen lieten zien tussen het opgegeven areaal en het fysieke areaal bleek dat er in glastuinbouwgebieden veel niet-gekoppelde glaspanden tussen gekoppelde glaspanden liggen. Zo’n glastuinbouw gebied wordt in dit rapport een ‘vlek’ genoemd en de niet-gekoppelde glaspanden ‘grijs glas’. Bij de vergelijking van de, via de TOP10NL gevonden, totale glasoppervlakte van het fysiek aanwezig glas (inclusief grijs glas) in een dergelijke vlek en het via de GO opgegeven glas kwamen meer plausibele resultaten naar voren. Ook uit de resultaten van de koppeling volgens methode B blijkt dat een benadering op microniveau niet haalbaar is. De bruto oppervlakte (8 803 hectare) van de gekoppelde panden is namelijk lager dan de netto oppervlakte (9 167 hectare). Dat is op logische gronden niet mogelijk. De netto oppervlakte zou lager uit moeten komen, omdat een deel van het areaal binnen een kas niet binnen de definitie van het op te geven kasoppervlakte van de GO valt. 

Deze bevindingen zijn de reden geweest om over te gaan op een vlekkenbenadering, waarbij grijs glas dat ingeklemd ligt tussen glastuinbouwbedrijven in zo’n vlek wordt bestempeld als glastuinbouw. Een vlek bestaat uit een viercijferig postcodegebied. Hier is aan de hand van het gevonden bruto en netto glas per postcodevlak de controle uitgevoerd dat het totaal van dit glas overeenkomt met het beteelde areaal glastuinbouw uit de LBT (zie paragraaf 3.8).

3.8 Het areaal nader bekeken per postcodevlak

3.8.1 Methode

Omdat, zoals in paragraaf 3.7.3 beschreven, de koppeling volgens methode B niet altijd correct verliep (een kas werd bijvoorbeeld gekoppeld aan de kas van buren) is besloten om de kasoppervlakte op viercijferig postcodeniveau te vergelijken. Hierbij is het van belang om te realiseren dat toetsing in de praktijk – specifiek de bevindingen ten aanzien van de gevonden adressen terugkoppelen aan tuinders – door het CBS niet mogelijk is binnen de bestaande wettelijke kaders.

Door de oppervlaktes van de kassen in TOP10NL (inclusief grijze glaspanden) te vergelijken met de opgegeven oppervlaktes van de glastuinders per postcodevlak kan bepaald worden per postcodevlak hoeveel van het fysieke glas wordt gebruikt voor de glastuinbouw. Logischerwijs zal, als in een postcodegebied al het glas wordt gebruikt voor glastuinbouw en elke teler de GO juist heeft ingevuld, de beteelde oppervlakte iets lager liggen dan het fysieke glas. Dit komt omdat een teler ook ruimte nodig heeft voor opslag en werkzaamheden die niet direct nodig zijn voor de teelt. In de praktijk komt het echter ook voor dat een teler de gehele oppervlakte van zijn kas opgeeft en hierbij afrondt naar boven. Dit leidt er soms toe dat het beteelde oppervlakte iets meer bedraagt dan de oppervlakte van het fysieke glas. Wanneer de opgegeven oppervlakte tussen 80 procent en 100 procent bedraagt van het fysieke glas, wordt dit beschouwd als plausibel. 

3.8.2 Resultaten

Volgens TOP10NL zijn er 9 432 kassen in Nederland, samen hebben deze kassen een oppervlakte van 12 964 hectare. Deze kassen zijn verdeeld over 1 168 postcodevlakken (Nederland bevat 4 071 postcodevlakken), waarvan de meeste één kas bevatten (n = 474). Hiervan is 10 354 hectare toe te schrijven aan de glastuinbouw (80 procent). 

Volgens de LBT bestaat het areaal glas uit 10 637 hectare. Hiervan bestaat 250 hectare uit bijgeschatte non-respons en 84 hectare bestaat uit aardbeienteelt onder betreedbare plastic tunnels. Omdat er geen kaslocaties beschikbaar zijn van de telers die de GO niet hebben ingevuld (non-respons) zijn deze kassen niet meegenomen in de analyse per postcodevlak. Ook zijn de plastic betreedbare tunnels niet meegenomen omdat deze niet zijn weergegeven als kassen in TOP10NL. Het verschil tussen de LBT en de analyse op postcodeniveau bedraagt dus 10 hectare. Dit verschil is waarschijnlijk te verklaren doordat er in de LBT enkele bedrijven wegvallen vanwege bijvoorbeeld een te lage Standaard Opbrengst. In de LBT wordt een ondergrens van 3 000 euro Standaard Opbrengst gehanteerd. 

3.8.2.1 Percentage areaal RVO-glas ten opzichte van het areaal fysiek glas
Percentage areaalAantal postcodevlakkenOppervlakte fysiek glas (hectare)Oppervlakte RVO-glas (hectare)
Totaal1)1 16812 96410 354
minder dan 10 procent5304153
10 tot 20 procent407310
20 tot 30 procent4516641
30 tot 40 procent53351125
40 tot 50 procent39382169
50 tot 60 procent44546299
60 tot 70 procent58684444
70 tot 80 procent612 6632 004
80 tot 90 procent843 6103 077
90 tot 100 procent1132 8372 692
100 tot 110 procent49557581
110 procent of meer52681910
1) De oppervlaktes zijn afgerond op hectare. Hierdoor wijkt de som van de detailcijfers af van het totaal.

Tabel 3.8.2.1 laat zien dat er 530 postcodevlakken zijn waar het percentage RVO-glas minder dan 10 procent van het fysieke glas beslaat. Het merendeel van deze postcodevlakken (n = 349) bevat één kas, welke niet is gekoppeld aan een RVO-kaslocatie. Er zijn 197 postcodevlakken waarbij het percentage RVO-glas tussen 80 procent en 100 procent van het fysieke glas ligt. Deze postcodevlakken bevinden zich onder andere in het Westland, de Noordoostpolder, Noord-Limburg en Brabant (zie figuur 3.8.2.2). Daarnaast zijn er 52 postcodevlakken waarbij het RVO-glas meer dan 110 procent van het fysiek glas beslaat. Bij het interpreteren van deze cijfers dient men rekening te houden met het feit dat bollenbroeiers geen kasoppervlakte hebben opgegeven bij de GO. Daarnaast is alleen van de aardbeienteelt bekend welk deel van de teelt onder plastic betreedbare tunnels plaatsvinden, voor de overige gewassen is dit onbekend.

Figuur 3.8.2.2: Postcodevlakken in Nederland waar het RVO-areaal (A) minder dan 10 procent van het fysieke glasareaal bedraagt, (B) tussen 10 procent en 110 procent is ten opzichte van het fysieke glasareaal, (C) 110 procent of meer is ten opzichte van het fysieke glasareaal.

3.8.2.2 Postcodevlakken in Nederland

Deze figuur toont drie kaarten van Nederland, ingedeeld in postcodevlakken. Op de kaarten is het percentage RVO-areaal ten opzichte van het fysieke glas areaal aangegeven per postcode vlak. De eerste kaart toont postcodevlakken waar het RVO-areaal minder dan 10 procent van het fysieke glas areaal bedraagt. De tweede kaart toont postcodevlakken met een RVO-areaal van 10 tot 110 procent ten opzichte van het fysieke glas areaal. De derde kaart laat zien waar het RVO-areaal meer dan 110 procent van het fysieke glas areaal bedraagt. De bevindingen worden in de hoofdtekst in meer detail beschreven.

3.9 Samenvatting deelonderzoek areaal

3.9.1 Samenvattend kwantitatief overzicht glaslocaties

Zoals blijkt uit paragraaf 3.1.2 komt de totale oppervlakte die alle glaspanden groter dan 0,1 hectare in beslag nemen uit op 12 964 hectare. De LBT kent een totaal areaal van 10 637 hectare glastuinbouw met dezelfde ondergrens van 0,1 hectare. Dat is het totaal van respons en bijschattingen voor non-respons. De non-respons is bijgeschat door te kijken naar de opgaven van een of twee jaar geleden en is 250 hectare. Het verschil van 2 327 hectare is grijs glas, dit zijn de niet-gekoppelde glaspanden.

Een deel van het grijs glas is na analyse gevonden bij de tuincentra en overige activiteiten zoals caravanopslag. Dit deel is minimaal 367 hectare glas. Omdat sommige tuincentra ook teelt van bloemen en planten als activiteit hebben, zijn enkel de tuincentra meegenomen in het areaal die niet ook aan eenzelfde kas zijn gekoppeld als een opgave glastuinbouw van RVO. Resteert nog 1 960 hectare waarvan nog niet duidelijk is wat de bestemming is. In de GO is 84 hectare betreedbare plastic tunnels opgenomen. Die zitten niet in het fysieke glas. Resteert nog 1 876 hectare (bruto) fysiek glas dat nog geen bestemming heeft. Wat zijn mogelijke bestemmingen of verklaringen van dit areaal?

  • Er zijn vlekken die volledig bestaan uit grijs glas. Deze vlekken bestaan voor het grootste deel uit slechts één glaspand. Koppeling van deze vlekken met het gasverbruik op die locatie geeft aan dat slechts 4 van de 384 vlekken een gasverbruik hebben dat gebruikelijk is voor glastuinbouw. Het bekijken van een van die vlekken had als resultaat dat het geen glastuinbouwbedrijf was. Het totale areaal van deze groep is 160 hectare.
  • Een deel van de kassen die gebruikt worden voor de glastuinbouw staat leeg. Deels vanwege de hogere energieprijzen, maar ook door leegstand voor verkoop en overgang van eigenaarschap. Het energieverbruik zal lager liggen dan bij gewone teelt, maar de kas wordt wel verwarmd om bijvoorbeeld schade door vorst te voorkomen.
  • Er zit verschil tussen de fysiek gemeten oppervlakte en de oppervlakte die opgegeven wordt in de GO: de oppervlakte die gebruikt wordt voor de teelt. Voor de vlekken met slechts één glaslocatie is dat bekeken en daar was het opgegeven areaal 96 procent van het fysiek gemeten oppervlakte. Als dat voor al het opgegeven areaal van toepassing zou zijn dan zou daarmee bijna 500 hectare gemoeid zijn. Het is waarschijnlijk dat het procentuele verschil tussen bruto en netto groter is. 
  • Er zijn glastuinbouwbedrijven die naast de teelt ook ruimte in de kas gebruiken om de logistiek voor verkoop uit te voeren. Vooral bij de teelt van siergewassen kan dit de nodige oppervlakte in beslag nemen. Aanscherping van de definitie van de beteelde oppervlakte in de GO en verbeterde vraagstelling door RVO kan hier verbetering in brengen.
  • Een deel van de glaspanden zoals beschreven in paragraaf 3.7.2 waar geen agrarische bedrijven gevestigd zijn volgens koppeling met het ABR, is niet binnen de vlekkenbenadering gekoppeld en behoort ook niet tot de eerdergenoemde vlekken zonder koppelingen.

3.9.2 Samenvatting kwalitatieve resultaten analyses

Bij de analyses van de gekoppelde informatie met behulp van de QGIS-applicatie, Google Maps en websites van bedrijven kwamen enkele situaties in beeld die de nodige ruis in koppelingen en oppervlakte kunnen veroorzaken. Door het vele handwerk wat daarbij komt kijken zijn deze verschillen zijn niet allemaal kwantificeerbaar. Bovendien zijn de hierdoor ontstane verschillen gering, met slechts beperkte invloed op het totale gasverbruik.

RVO-glasoppervlakte groter dan gemeten oppervlakte
Bij de glaslocaties met slechts één pand bleek dat de oppervlakte van de GO regelmatig boven de fysiek gemeten oppervlakte uitkwam. Dat had te maken met afronding. Daarmee komt de vraag op of berichtgevers scherp hebben dat het bij de invulling gaat om de door RVO gedefinieerde teeltoppervlakte en niet de bruto oppervlakte van de kas. 

Aardbeienteelt
Bij aardbeienteelt kan geteeld worden in de volle grond, in plastic tunnels of onder glas. Soms wordt teelt in tunnels gezien als glas bij de fysieke glasbepaling. 

Bollenbroei
Bollenbroei is vaak een onderdeel van een landbouwbedrijf waarbij de bollen worden geteeld in de volle grond en soms op verschillende locaties. Daarnaast wordt er ook onder glas geteeld om de gebroeide bollen uit te laten groeien als snijbloemen. Dit glas wordt niet altijd in de GO meegenomen. 

Containervelden
Bij de teelt van tuinplanten is soms een combinatie te zien van een glaspand met daarnaast containervelden die overdekt kunnen worden. Dit geeft dan soms verschillen in de oppervlakte fysiek waargenomen glas en de opgave aan RVO.

Verschillen door meettijdstippen
De peilmomenten van databronnen lopen niet synchroon en daardoor ontstaan een beperkt aantal mismatches, waarbij er in sommige gevallen glas wordt waargenomen en in andere bronnen niet.

Andere activiteiten in de kas
Er zijn tuincentra die naast het verkopen van planten en bloemen ook een deel eigen teelt hebben. Het is niet altijd goed te onderscheiden welk deel van de oppervlakte van de waargenomen fysieke kas gebruikt wordt voor de teelt van bloemen en planten en welk deel bestemd is voor het tuincentrum. Dit geldt ook voor telers die een deel van de kas(sen) gebruiken voor andere activiteiten, zoals de verkoop van bloemen en planten in de kas of een oude kas gebruiken voor bijvoorbeeld caravanopslag. 

1) Hierbij moet de kanttekening worden geplaatst dat de actualiteit van de TOP10NL een vertraging heeft van een tot twee jaren. 
2) In de GO wordt gevraagd of de teler kassen nog niet heeft beteeld op 15 mei 2022. Als dit het geval is, wordt de teler verzocht om de eerstvolgende teelt op te geven die voor augustus 2022 ingezet wordt.