Aardgasverbruik glastuinbouw in Nederland

7. Aanbevelingen

Directe aanleiding voor dit onderzoek was het verschil in cijfers over CO2-emissie en daarmee samenhangend aardgasverbruik uit de Energiemonitor van de Nederlandse glastuinbouw van WEcR enerzijds en de energiestatistieken/emissieregistratie welke de basis vormen van de KEV anderzijds. Er is veel inzicht verkregen in de betrouwbaarheid van cijfers over areaal en aardgasverbruik, maar het is niet gelukt het verschil tussen beide cijfers te begrijpen. Om het verschil tussen beide cijfers te kunnen begrijpen is inzicht nodig in het aardgasverbruik per gewas en de van aardgas nauw afhankelijke elektriciteitshuishouding. Daarom volgen in paragraaf 7.1 een aantal aanbevelingen om te komen tot dit inzicht. 

Cijfers over het areaal en energieverbruik glastuinbouw worden niet alleen gebruikt voor het volgen van het halen van klimaatdoelen zoals onder andere beschreven in de KEV en de Energiemonitor van de Nederlandse glastuinbouw. De cijfers worden ook gebruikt voor het begrijpen van de energiehuishouding van glastuinders en om de effecten van mogelijke beleidsmaatregelen te onderzoeken. Ook zijn deze cijfers wezenlijk onderdeel van de nationale en regionale landbouw- en energiestatistieken van het CBS (beiden ingebed in Europese kaders) en de daarmee samenhangende emissieregistratie. Tot slot hebben het Rijk en de glastuinbouwsector afgesproken om het huidige CO2-sectorsysteem om te vormen tot een systeem waarbij tuinders individueel worden afgerekend op hun CO2-emissies. Gedurende het project heeft het CBS samen met de andere betrokkenen aandacht besteed aan deze bredere doelen. Met het oog op deze doelen zijn aanvullende aanbevelingen geformuleerd.

7.1 Aanbevelingen voor vervolgonderzoek

Tot op heden is het niet gelukt om betrouwbare kengetallen zoals het aardgasverbruik per hectare per gewas af te leiden. Voor een goede vergelijking met de gegevens van WEcR en voor modelberekeningen van het PBL en WEcR is dit nuttige informatie. Om tot het juiste inzicht te komen is verder onderzoek hiernaar noodzakelijk.

7.1.1 Onderzoek naar gemiddelden verbruiken per hectare per gewas voor verslagjaar 2022

Voor het begrijpen van de verschillen tussen de energiestatistieken van het CBS en die van WEcR is het wenselijk om te bepalen wat het gemiddelde gasverbruik per type gewas is volgens beide methoden (het zogeheten specifiek energieverbruik). Dit zou ook kunnen helpen bij de validatie van de data en is ook zeer waardevol voor modelstudies naar toekomstig energieverbruik in de glastuinbouw en het duiden van ontwikkelingen. Het is binnen het tijdsbestek van dit onderzoek helaas niet gelukt om deze gemiddelden te berekenen en een dergelijke exercitie zou ook beperkingen kennen, omdat de beschikbare data over aardgasverbruik per kaslocatie uit 2021 stammen en die over het areaal uit 2022, en omdat er kaslocaties zijn met meerdere gewassen. Een andere beperking kan zijn dat voor het bepalen van dit specifiek energieverbruik alternatieve warmtevoorziening, levering van warmte en de elektriciteitshuishouding een rol kunnen spelen. Het lijkt daarom logisch om deze zaken op een of andere manier mee te nemen bij een vervolgonderzoek naar specifiek gasverbruik.

In de loop van dit jaar komen gegevens beschikbaar over het energieverbruik in 2022 die op kaslocatieniveau vergeleken zou kunnen worden met de areaalgegevens uit de GO van 2022. Om de verschillen tussen CBS/PBL en WEcR te kunnen begrijpen zou het wenselijk zijn om deze analyse te doen voor een subset van betrouwbaar gekoppelde kaslocaties. Daarbij is het zinnig om een onderscheid te maken tussen tuinders in gebieden waar wel en geen alternatieve warmtevoorziening beschikbaar is naast verwarming op aardgas.

Een alternatief te onderzoeken methode is om het specifiek energieverbruik per gewas zoals WEcR dit hanteert te ijken op het totale aardgasverbruik. Hiermee komt WEcR op hetzelfde verbruik uit als het CBS, en kan toch analyses per gewas blijven doen. De methode die WEcR hanteert heeft immers ook een bepaalde onzekerheidsmarge.

7.1.2 Toevoegen gegevens over aardgasgebruik van WKK-installaties en elektriciteitsinkoop en –verkoop aan analyse

Het aardgasverbruik van de glastuinbouw hangt in grote mate samen met de elektriciteitshuishouding, omdat het grootste deel van het aardgas gebruikt wordt in WKK-installaties. De inzet van WKK-installaties draagt naast CO2-emissie uit het gasverbruik ook direct bij aan de broeikasgasemissies via methaanslip. Het is wenselijk om de analyse daarom uit te breiden met gegevens over aanvoer, productie, aflevering en finaal verbruik van elektriciteit en de inzet van aardgas in WKK-installaties. 

Naast gegevens over aardgas per aansluiting heeft het CBS ook de beschikking over aanvoer en aflevering van elektriciteit per aansluiting en voor ongeveer de helft van de aansluitingen de bruto productie. Ervaring van het CBS heeft geleerd dat het voor de glastuinbouw niet triviaal is om de locatie van de gasaansluitingen op individueel niveau te koppelen aan die van de gasaansluitingen. Het zou daarom voor de hand liggen om dit eerst op PC4-niveau te doen.

7.1.3 Intensiveer onderzoek in clusters

Uit het onderzoek blijkt dat met name bij grote kassenclusters het gebruikelijk is om aardgas door te voeren op bedrijfsnetten en/of centraal warmte op te wekken. Veelal worden deze private energienetten beheerd door coöperatieve energiebedrijven. Om beter zicht te krijgen op de energiestromen (aardgas, warmte en elektriciteit) in deze gebieden, is het wenselijk om de gerapporteerde data over warmte uit GO bij de analyse te betrekken, samen met informatie over eventuele tuinders in het ETS. Op deze wijze kan nagegaan worden hoe compleet de data over warmte zijn.

Bij een van de clusters bestaat twijfel of het aardgas dubbel geteld wordt. Nader onderzoek en mogelijk navraag is wenselijk.

7.2 Delen van data voor verschillende doeleinden

Het delen van data voor verschillende doeleinden is efficiënt en kan na verrijking met andere bronnen nieuwe kennis opleveren. Ook kan het bijdragen aan het verbeteren van de kwaliteit en gedeeld begrip van sterke en zwakke punten van datasets.

Privacy is belangrijk. De CBS-wet schrijft voor dat het CBS individuele data niet mag delen, met als uitzondering het onder strikte voorwaarden ter beschikking stellen voor wetenschappelijk onderzoek. Deze beperking hangt samen met de ruime bevoegdheden die het CBS heeft om data uit registraties op te vragen. 

Ondanks het spanningsveld tussen privacy en datagebruik, worden verschillende mogelijkheden gezien om data delen te verbeteren.

7.2.1 Samenstellen dataset CBS voor onderzoekers van buiten het CBS

Het onderzoek door het CBS heeft een dataset opgeleverd met gegevens over energieverbruik en gewasdata van de glastuinbouw. Deze dataset kan het CBS onder strikte geheimhoudingsvoorwaarden ter beschikking stellen voor externe onderzoekers. Afstemming met potentiële gebruikers zoals WEcR en geheimhoudingsdeskundigen binnen het CBS is nodig om de exacte samenstelling van de dataset te bepalen. Voor het vaststellen van een geschikte set is het waarschijnlijk handig om te wachten tot er inzichten zijn over wat er mogelijk is met vergelijkbare data over elektriciteit en totdat het CBS eerst zelf een analyse heeft gedaan op data naar gasverbruik per hectare per type gewas. Een alternatief of aanvulling zou een dataset op PC4-niveau kunnen zijn.

7.2.2 Beschikbaarheid fiscale data voor het CBS

De energiebelasting die glastuinders voor aardgas betalen hangt af van het verbruik als inzet in WKK-installaties of niet. Op dit moment is er een belastingvrijstelling voor aardgas in WKK-installaties. Bedrijven kunnen op twee manieren aangeven hoeveel aardgas ze in een WKK-installatie gebruiken, direct bij de Belastingdienst of via de energieleverancier, waarbij de laatste route vermoedelijk dominant is. Bedrijven dienen zelf aan de energieleverancier door te geven dat ze een WKK-installatie hebben en gebruiken. De energieleverancier past de energierekening van het bedrijf hierop aan. Dit is een wettelijke taak van de Belastingdienst die als het ware is gedelegeerd bij de energieleverancier, waarbij de Belastingdienst erop toeziet dat de leveranciers dat correct uitvoeren. Volgens de Wet op het CBS mag het CBS alle overheidsregisters gebruiken voor statistische doeleinden. Omdat deze belastingheffing nu wordt uitgevoerd door de energieleveranciers – een particuliere organisatie en geen overheid – hoeven zij niets te delen met het CBS. Dat terwijl deze data de kwaliteit van het energieverbruik in de glastuinbouw sterk zouden vergroten. Zolang de energieleveranciers de geleverde energie per belastingtarief niet vrijwillig leveren is de aanbeveling hier verder onderzoek naar te doen. Er zijn diverse routes denkbaar, zoals het aanpassen van het Besluit gegevensverwerving van het CBS of met het informeren van de energieleverancier over de aardgastoepassing een toestemming over het gebruik van de gegevens voor statistische doeleinden op te nemen. 

7.2.3 Openbaarheid data over emissies

De registratie van emissies blijkt alleen met veel inspanning op bedrijfsniveau te verifiëren. Hoewel ontbrekende informatie in de emissieregistraties van glastuinbouwbedrijven met veel inspanning worden onderzocht, dan wel aangevuld door RVO, is voor deelnemers, gemeenten en andere geïnteresseerden het register met de data over emissies niet controleerbaar. Onderzocht zou kunnen worden in overleg met diverse betrokkenen of het openbaar maken van emissieregistraties (vergelijkbaar met deelnemers van ETS) het draagvlak en vertrouwen voor het emissiesysteem bij tuinders kan verhogen.

7.2.4 Afstemmen data met Glasmonitor

Mocht ervoor gekozen worden om de glasperceelregistratie op te zetten, vergelijkbaar met de perceelregistratie van RVO, dan is het wenselijk om dit af te stemmen met de Glasmonitor om verschillende cijfers voor het glasareaal te voorkomen.

7.3 Aanbevelingen voor GO

De GO is de primaire bron voor het areaal glastuinbouw en ook zeer relevant om te bepalen welke gasaansluitingen van de netbeheerders aan de glastuinbouw worden toegekend door het CBS. Een hoge kwaliteit van de GO is daarom belangrijk voor de kwaliteit van de cijfers over areaal en gasverbruik. Een aantal aspecten spelen hierbij een rol. Deze aspecten komen in de volgende paragrafen aan bod.

7.3.1 Respons

De respons van glastuinbouwbedrijven in de GO is de afgelopen jaren veel verbeterd. In de LBT van 2022 bedraagt het areaal dat is bijgeschat voor non-respons ongeveer 2,5 procent. Echter, bijschattingen voor non-respons maken het areaalcijfer minder betrouwbaar. Een aanbeveling is om meer grip te krijgen op de non-respons in de GO. 

7.3.2 Adres kaslocatie

Het opnemen van het adres van de kaslocaties was een grote stap vooruit in de analyse van de data. De aanbeveling is om deze extra uitvraag te behouden en te blijven investeren in de kwaliteit van het invullen van deze informatie door de tuinders.

7.3.3 Perceelregistratie kassen

In aaneengesloten glastuinbouwgebieden is een adres niet voldoende om de kassen geografisch expliciet toe te kennen aan individuele bedrijven. Daardoor is in deze gebieden niet goed na te gaan of kassen in de GO ontbreken dan wel dubbel geteld worden. Een perceelregistratie van de kassen, oftewel een registratie op pandniveau, helpt – naast het realiseren van het in paragraaf 1.2 genoemde databestand op microniveau – om preciezer na te kunnen gaan of er glastuinbouwkassen ontbreken in de populatie, dan wel dubbel geteld worden. Uit oogpunt van efficiëntie kan samenwerking met de Glasmonitor worden gezocht. 

7.3.4 EAN-codes

Het opnemen van EAN-codes in de GO is een krachtig middel om de statistiek over aardgasverbruik van de glastuinbouw te verbeteren en de kwaliteit te onderhouden. Ondanks inspanningen van RVO wordt nog met enige regelmaat een incorrecte EAN-code ingevuld. Een goede (automatische) controle op de invulling van dit veld is zeer waardevol. Mogelijk kan RVO de volgens de netbeheerders geldige EAN-codes opvragen bij de koepelorganisatie EDSN. 

Ook kan de eenduidigheid van de aardgasdata in geval van clusters nog verbeterd worden door aanscherping of uitbreiding van de vraagstelling en te bevragen partijen.

7.3.5 Vraagstelling

Onder andere op basis van input van WEcR en het PBL is het aanpassen of uitbreiden van de vraagstelling van de GO op een aantal punten aan te bevelen:

  • Vergelijking met TOP10NL data lijkt erop te duiden dat verschillend wordt omgegaan met de definitie van het areaal glastuinbouw door de tuinders. Wellicht dat gevraagd kan worden naar een bruto en netto oppervlak, mogelijk ook in samenhang met een perceelregistratie.
  • Vermogen van WKK-installatie per kaslocatie. Dit wordt nu nog op bedrijfsniveau uitgevraagd. Deze informatie kan bruikbaar zijn bij vervolgonderzoek naar elektriciteit.
  • Inzet aardgas WKK-installatie per locatie. Het CBS heeft hier geen gegevens over, terwijl het een cruciaal onderdeel van de energiehuishouding van glastuinbouwbedrijven is. Aardgas dat de WKK-installatie in gaat is vrijgesteld van energiebelasting, de verwachting is daarom dat deze informatie beschikbaar is bij tuinders.
  • Naast warmte vormt belichting de belangrijkste energievraag. De vraag is wel wat precies gewenst is om te weten, te meer daar de het gebruik van de belichting sterk kan variëren van jaar tot jaar.

7.4 Overwegingen ten aanzien van het toekomstige CO2-sectorsysteem

Het Rijk en de sector hebben in een convenant afgesproken om te komen tot een vernieuwd CO2-sectorsysteem waarbij tuinders individueel worden afgerekend op hun CO2-emissie (Rijksoverheid, Glastuinbouw Nederland, en Greenports Nederland, 2022). LNV heeft het CBS gevraagd om op basis van ervaringen in dit onderzoek aanbevelingen te geven over de inrichting van dit systeem. Nu is het inrichten van administratieve systemen waarbij bedrijven individueel worden afgerekend geen taak van het CBS. Echter, het CBS heeft bij het maken van statistieken veel ervaring met de gegevens die kunnen worden gebruikt in een dergelijk systeem. Op basis van deze ervaringen heeft het CBS een aantal overwegingen geformuleerd. In veel gevallen is er een spanningsveld tussen administratieve lastendruk voor bedrijven, inspanningen door de toezichthoudende overheid en robuustheid/betrouwbaarheid. Ook voor de statistiek bestaat een dergelijk spanningsveld, maar voor de statistiek geldt dat totalen en gemiddelden belangrijk zijn, terwijl voor administratieve systemen de uitkomst op individueel niveau ook relevant is. Het maken van een afweging in dit spanningsveld waarbij ook administratieve doeleinden spelen is geen taak van het CBS.

  • Clusters, (coöperatieve) energiebedrijven en holdings die (duurzame) warmte en elektriciteit leveren aan de glastuinbouw zijn complex, er is extra inspanning nodig om deze te identificeren en te volgen.
  • Als het wenselijk is om voor controledoeleinden gebruik te maken van data van netbeheerders zal juridisch geregeld moeten worden dat RVO toegang krijgt tot deze data. Het CBS mag deze data niet verstrekken aan partijen buiten het CBS.
  • Eén registratiesysteem is gewenst, denk daarbij bijvoorbeeld aan de GO met perceelregistratie, en kan helpen om glastuinbouw volledig in beeld te krijgen.
  • Bij het invoeren van een heffing naar rato van het aardgasverbruik wordt het extra belangrijk om de volledigheid en de correctheid van de respons te waarborgen. Dat zal vermoedelijk een extra inspanning vergen van RVO en tuinders. De afweging tussen inspanning en volledigheid en correctheid is uiteindelijk een beleidskeuze.
  • Onderzoeken of aangehaakt kan worden bij de Glasmonitor. Informeer op welke gegevens zij zich baseren en of deze gegevens gedeeld mogen worden voor administratieve doeleinden.
  • Verkennen of het Kadaster mogelijkheden ziet om kassen te registreren. De vraag is of dit tijdig klaar is. 
  • Mogelijk kunnen milieuvergunningen/bouwvergunningen helpen als aanvullende bron.