Auteur: Lieke Hesen, Aafke Heringa, Mariëtte Goedhuys en Erna van der Wal
Transformaties in de woningvoorraad 2021

1. Inleiding

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) wil inzicht hebben in de ontwikkeling van de woningvoorraad in het kader van de voortgang van de woningbouw. De omvang van de woningvoorraad verandert door sloop en ‘overige onttrekkingen’ zoals woningsamenvoeging, en door nieuwbouw en ‘overige toevoegingen’ zoals woningsplitsing en transformaties. Dit onderzoek richt zich op het laatste deel; hoeveel nieuwe woningen worden aan de woningvoorraad toegevoegd door transformatie van panden met verblijfsobjecten zonder woonfunctie?

1.1 Ontwikkeling onderzoek naar transformaties

In 2015 is een verkennend onderzoek uitgevoerd waarin op basis van de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) transformaties zijn afgeleid. In 2016 en 2017 is dat onderzoek uitgebreid waarbij ook informatie uit de Basisregistratie Personen (BRP) en de registratie Waarde Onroerende Zaken (WOZ) zijn gebruikt. Door deze extra informatie zijn feitelijke transformaties beter van administratieve correcties te onderscheiden. In 2019 zijn alle beslisregels opnieuw onderzocht en waar nodig versoepeld of aangescherpt. Dat was nodig omdat uit praktijkanalyse bleek dat sommige woningtransformaties onterecht als niet-plausibel werden bestempeld; enkele beslisregels bleken soms te streng te zijn. Vanaf 2019 zijn op basis van deze nieuwe beslisregels het aantal transformaties bepaald; in de huidige publicatie zijn de transformaties van 2021 bepaald.

1.2 Wat wordt bedoeld met transformaties in de woningvoorraad?

Met transformatie wordt het hergebruik van bestaande panden bedoeld, waarbij het gebruik van het pand (deels) verandert. Als een pand wordt gesloopt en op dezelfde plek een nieuw pand wordt geplaatst, telt dit niet mee als transformatie. In dit onderzoek gaat het alleen om transformaties naar woningen. Hierbij worden bestaande panden met verblijfsobjecten (vbo’s) die geen woonfunctie hebben omgebouwd naar vbo’s met woonfunctie. Het gaat daarbij niet alleen om grootschalige transformaties waarbij ingrijpende verbouwingen hebben plaatsgevonden. Ook verblijfsobjecten die zonder of na een kleine aanpassing transformeren naar een woning tellen mee. Belangrijk is dat administratieve correcties in de gebruikte registraties buiten beschouwing worden gelaten (zie bijlage 1).

In het vervolg van dit rapport zal de term woningtransformatie gebruikt worden voor woningen die op deze manier aan de woningvoorraad zijn toegevoegd. Met de term pandtransformatie wordt de transformatie van het pand bedoeld. Merk op dat transformaties van woningen naar verblijfsobjecten met een niet-woonfunctie geen onderdeel uitmaken van dit onderzoek; dit levert namelijk geen toevoeging aan de woningvoorraad op.

Methodologisch gezien vallen er twee typen woningtransformaties te onderscheiden (zie figuur 1.2.1):

  1. Transformaties ten gevolge van een verandering in de functie: een reeds bestaand vbo met als gebruiksfunctie ‘niet-woning’ wordt getransformeerd naar een vbo met de gebruiksfunctie ‘woning’. Voorbeeld: Een pand bevat twee vbo’s met een winkelfunctie (vbo 1 en vbo 2) op peilmoment 1. Op peilmoment 2 wordt vbo 2 naar een woning getransformeerd en krijgt daarmee een woon- in plaats van een winkelfunctie (er worden bijvoorbeeld minimale veranderingen doorgevoerd zoals het inbouwen van een keuken en bad).
  2. Transformaties door toevoeging van nieuwe vbo’s: een nieuw vbo met woonfunctie ontstaat in een bestaand pand waar minimaal één vbo met niet-woonfunctie aanwezig was. Voorbeeld: Een pand bevat twee vbo’s met een winkelfunctie (vbo 1 en vbo 2) op peilmoment 1. Op peilmoment 2 verandert vbo 2 van oppervlak (of blijft gelijk in enkele gevallen)1) en ontstaat er een compleet nieuw derde vbo met een woonfunctie.

Figuur_121_voorbeelden_typen_woningtransformaties

1) Over het algemeen wordt vbo 2 kleiner, maar het kan voorkomen dat vbo 2 gelijk blijft of zelfs toeneemt in oppervlakte. Het oppervlak van het niet-woondeel kan gelijk blijven doordat het niet-woondeel bij het gereed melden van de nieuwe woning(en) niet meteen wordt onttrokken in de BAG. Het oppervlak van het niet-woondeel kan zelfs toenemen. Dat kan voorkomen wanneer delen van een pand die voorheen niet bij het gebruiksoppervlak van de verblijfsobjecten werden meegeteld (bijvoorbeeld hoofdingang, verkeersruimtes, opslagruimte) na verbouwing aan het niet-woondeel zijn toegevoegd.