1. Inleiding
1.1 Aanleiding voor het onderzoek
De tegenprestatie is per 1 januari 2012 ingevoerd voor belanghebbenden van 18 jaar tot de pensioengerechtigde leeftijd (Participatiewet, artikel 8a, artikel 9). Gemeenten moeten het opdragen van een tegenprestatie aan personen met een uitkering op grond van de Participatiewet, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) regelen middels een verordening. Dat betekent dat de gemeente expliciet beleid moet ontwikkelen met betrekking tot de inhoud, de omvang en de duur van de tegenprestatie.
Het kenmerk tegenprestatie is sinds 2013 opgenomen in de Bijstandsuitkeringenstatistiek (BUS). De naamgeving van het kenmerk is per 1 januari 2015 veranderd van ‘Opgedragen plicht tot tegenprestatie’ naar ‘Uitvoering tegenprestatie’. Het onderliggende waardenbereik is niet aangepast. Bij dit kenmerk moeten gemeenten met ‘Ja’ of ‘Nee’ opgeven of een persoon op enig moment in de verslagmaand daadwerkelijk werkzaamheden in het kader van de opgedragen plicht tot tegenprestatie heeft verricht. Het maakt daarbij niet uit hoeveel tijd aan de tegenprestatie is besteed, op welk moment met de werkzaamheden is gestart en of de werkzaamheden na afloop van de verslagmaand nog doorlopen. Evenmin is van belang van welke aard de onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden waren.
Om zicht te krijgen op de gevolgen van de naamswijziging van het BUS-kenmerk, heeft het CBS in 2015 en 2016 kwaliteitsonderzoek uitgevoerd. Uit de eerste analyse in 2015 bleek dat gemeenten het kenmerk dermate verschillend interpreteren, dat het CBS geadviseerd heeft om er nog niet over te publiceren.
Omdat er bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) wel behoefte bestond aan cijfers over de tegenprestatie, heeft het CBS in 2016 uitgebreider onderzoek gedaan middels een enquête onder gemeenten. Daarbij werd de mogelijkheid onderzocht om het kenmerk aan te passen, zodat het beter zou aansluiten op de gemeentelijke praktijk. Uit de enquête bleek dat er bij gemeenten grote diversiteit bestond in de wijze van verzamelen, registreren en aanleveren van gegevens over de tegenprestatie. Ook interpreteerden zij het kenmerk verschillend; zij leverden zowel gegevens over het opdragen als daadwerkelijk uitvoeren van een tegenprestatie aan. Dit heeft als gevolg dat de cijfers die beschikbaar komen via het BUS-kenmerk 27 ‘Uitvoering tegenprestatie’ niet betrouwbaar zijn.
Er bestond zoveel verscheidenheid tussen gemeenten ten aanzien van de gemeentelijke praktijk, dat geconcludeerd is dat een aanpassing van het BUS-kenmerk niet de beste manier lijkt om eenduidige cijfers te kunnen leveren over de tegenprestatie. Bovendien bleek dat het voor veel gemeenten lastig is om maandelijks gegevens over de tegenprestatie aan te leveren. Een maandelijkse uitvraag van goede kwaliteit zou veelal aanpassing van zowel gemeentelijke registratiesystemen als van de uitvoeringspraktijk vergen. De BUS, een maandstatistiek, leek daarom niet de juiste plek om de gegevens over de tegenprestatie te verzamelen.
Om aan de informatiebehoefte van het ministerie van SZW te voldoen heeft het CBS in 2018, 2019 en 2020 informatie over de tegenprestatie verzameld middels een extra uitvraag in de vorm van een enquête onder alle Nederlandse gemeenten. Het ministerie van SZW heeft aan het CBS gevraagd om het onderzoek in 2021 ongewijzigd te herhalen.
1.2 Definitie van tegenprestatie
Een tegenprestatie is een maatschappelijk nuttige activiteit die onbetaald en van beperkte duur en omvang is. Het mag geen werk zijn dat normaal gesproken betaald wordt. De bijstandsgerechtigde is verplicht om de opgedragen tegenprestatie uit te voeren indien de gemeente hierom vraagt. Als de bijstandscliënt dit weigert, kan de gemeente een maatregel opleggen.
Uit informatie van de Rijksoverheid blijkt dat gemeenten enige vrijheid hebben bij het opstellen van de verordening waarin staat wanneer iemand wel of niet een tegenprestatie moet verrichten en wat daaronder verstaan wordt1):
- Alleenstaande ouders met kinderen tot 5 jaar hoeven niet altijd een tegenprestatie te leveren.
- Personen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn, hebben niet altijd de verplichting tot het leveren van een tegenprestatie.
- Vrijwilligerswerk kan wel of niet worden gezien als een tegenprestatie.
- Ook het verlenen van mantelzorg kan de gemeente zien als een tegenprestatie.
De regels over de tegenprestatie kunnen dus enigszins verschillen tussen gemeenten.
1.3 Doel van het onderzoek
Het doel van het onderzoek is een betrouwbaar landelijk cijfer te verkrijgen over het aantal personen dat in één maand een maatschappelijk nuttige activiteit als tegenprestatie heeft opgedragen gekregen en/of uitgevoerd. Gekozen is voor de maand maart. Om te komen tot een landelijk totaalcijfer, wordt opgehoogd voor non-respons.
Om cijfers over de tegenprestatie te verzamelen is in 2018 een korte enquête opgesteld die zoveel mogelijk aansluit bij de gemeentelijke praktijk en de beschikbaarheid van informatie over de tegenprestatie van alle gemeenten. Hierdoor kunnen ook gemeenten die geen tegenprestatie opdragen makkelijker responderen (zie verder hoofdstuk 2). In 2021, 2020 en 2019 is dezelfde enquête (uiteraard met aangepast peilmoment) uitgezet onder alle gemeenten.
De onderzoeksvraag die in deze publicatie beantwoord wordt, luidt:
Hoeveel bijstandsgerechtigden hebben in maart 2021 maatschappelijk nuttige activiteiten als tegenprestatie opgedragen gekregen en/of uitgevoerd?
1.3 Leeswijzer
Deze publicatie doet verslag van de extra uitvraag in 2021 en zet deze naast de resultaten uit 2018, 2019 en 2020. In hoofdstuk 2 wordt de onderzoeksmethode besproken. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 het resultaat van de uitvraag beschreven. Hoofdstuk 4 omvat een samenvatting en conclusies.