Auteur: C. van Bruggen
Dierlijke mest en mineralen 2020

2. Rekenmethodiek

De hoeveelheden stikstof en fosfaat die jaarlijks met dierlijke mest worden geproduceerd, worden sinds het begin van de jaren negentig volgens een vaste rekenmethodiek bepaald. De jaarlijkse actualisatie van de cijfers vindt plaats in een samenwerkingsverband met diverse belanghebbende organisaties. 

2.1 Mineralenbalans per dier

De excretiefactoren voor de traditionele meststoffen in dierlijke mest (stikstof, fosfaat en kali) worden jaarlijks berekend op basis van een balans per dier: 

excretie  = opname met voer - vastlegging in dierlijke producten.

De basis voor de berekening van de excretiefactoren wordt gevormd door zogenaamde technische kengetallen. Dit zijn gegevens over het voerverbruik (krachtvoer en ruwvoer) en de dierlijke productie (melk, eieren, de groei van de dieren en het aantal geboren dieren). Daarnaast zijn gegevens nodig over de gehalten aan stikstof, fosfor en kalium van het voer en van dierlijke producten. Een aantal kengetallen wordt niet jaarlijks maar periodiek geactualiseerd omdat jaarlijkse informatie niet beschikbaar is. Met enige regelmaat worden in het kader van het mestbeleid studies uitgevoerd naar de forfaitaire stikstof- en fosfaatexcretie per diercategorie. De informatie die in deze studies wordt verzameld, wordt zoveel mogelijk door de Werkgroep Uniformering berekening Mest- en mineralencijfers (WUM) toegepast. 
De jaarlijks te actualiseren kengetallen worden ontleend aan statistieken en technische administraties van het betreffende jaar, zoals het Bedrijveninformatienet (BIN; Wageningen Economic Research), statistieken over graslandgebruik (Kringloopwijzer, CBS), melkaanvoer en zuivelproductie en Landbouwtellingen (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), CBS), kengetallen van de varkenshouderij (Wageningen Livestock Research; Agrovision) en de afzet van vochtrijke voeders (Overleggroep Producenten Natte Veevoeders; OPNV). 

Naast technische kengetallen wordt ook gebruik gemaakt van gegevens over de samenstelling van voedermiddelen en van dierlijke producten. Op basis van de Meststoffenwet zijn voerleveranciers verplicht aan RVO jaarlijks een opgave te verstrekken van de hoeveelheid en de samenstelling van geleverde rundveevoeders en van voeders voor staldieren. De samenstelling van ruwvoer is gebaseerd op gegevens van Eurofins Agro. De vastlegging van mineralen in dierlijke producten is afhankelijk van het productieniveau van melk en vlees en van de mineralengehalten van die producten. 
De uitgangspunten voor de periode 1990-2018 zijn beschreven in Van Bruggen en Gosseling (2019) en voor 2019 in Van Bruggen en Gosseling (2020).

2.2 Gasvormige stikstofverliezen

Tijdens de opslag van mest verandert de samenstelling onder invloed van processen zoals afbraak van organische stof, vervluchtiging van ammoniak en vervluchtiging van overige stikstofverbindingen door denitrificatie (lachgas N2O, stikstofoxide NO en moleculaire stikstof N2). De hoeveelheid stikstof in de mest op het moment van uitrijden of toepassen, aangeduid met de term stikstofproductie, is dus gelijk aan de excretie verminderd met gasvormige verliezen in stal en opslag. Voor fosfaat en kali is er geen verschil tussen de excretie en de hoeveelheid in de mest op het moment van uitrijden of toepassen. 
De hoeveelheid stikstof in de mest wordt niet berekend op basis van wettelijke forfaits maar op basis van de nationale rekenmethodiek voor emissies naar lucht vanuit de landbouw (NEMA). Het CBS past deze uitkomsten onder andere toe bij de vergelijking van de berekende hoeveelheid stikstof en fosfaat in dierlijke mest met de plaatsingsruimte voor dierlijke mest.

2.3 Mestproductiefactoren

Mestproductiefactoren geven de mestproductie per dier en per jaar. De mestproductie per dier is gedefinieerd als de hoeveelheid mest (in kilogram) die na enkele maanden bewaring aanwezig is in de stalopslag, inclusief voerresten, schoonmaakwater en vermorst drinkwater. Voor weidend vee komt daar nog de hoeveelheid mest bij die deze dieren produceren wanneer ze in de wei lopen. Alle weidemest wordt gerekend als dunne mest. 
De mestproductiefactoren voor rundvee zijn afgestemd op de resultaten van het Bedrijfsbegrotingsprogramma Rundveehouderij (BBPR) van Wageningen UR Livestock Research (zie ook Van Bruggen, 2011; Van Bruggen en Gosseling, 2019). De mestproductiefactoren worden niet elk jaar aangepast.