Kerncijfers wijken en buurten 2014

Kerncijfers wijken en buurten 2014

Wijken en buurten Bevolking Aantal inwoners (aantal) Bevolking Bevolkingsdichtheid (aantal inwoners per km²) Wonen Woningen naar bouwjaar Bouwjaar vanaf 2000 (%) Inkomen Inkomen van personen Aantal inkomensontvangers   (aantal) Inkomen Inkomen van personen Gemiddeld inkomen per inkomensontvanger  (x 1 000 euro) Inkomen Inkomen van personen Gemiddeld inkomen per inwoner  (x 1 000 euro) Inkomen Inkomen van personen 40% personen met laagste inkomen (%) Inkomen Inkomen van personen 20% personen met hoogste inkomen (%) Inkomen Inkomen van personen Actieven 15-75 jaar (%) Inkomen Inkomen van huishoudens 40% huishoudens met laagste inkomen (%) Inkomen Inkomen van huishoudens 20% huishoudens met hoogste inkomen (%) Inkomen Inkomen van huishoudens Huishoudens met een laag inkomen (%) Inkomen Inkomen van huishoudens Huish. onder of rond sociaal minimum (%) Sociale zekerheid Personen per soort uitkering; Bijstand (aantal) Nabijheid voorzieningen Afstand tot huisartsenpraktijk (km) Nabijheid voorzieningen Afstand tot grote supermarkt (km) Nabijheid voorzieningen Afstand tot kinderdagverblijf (km) Nabijheid voorzieningen Basisonderwijs Afstand tot school (km) Stedelijkheid Mate van stedelijkheid (code)
Verspr.h. ten zuiden van Eemskanaal 100 18 5 100 . 26,6 . . . . . . . 0 3,0 2,8 3,2 2,8 5
Verspr.h. ten N. van het Damsterdiep 155 20 8 100 23,3 17,4 48,7 16,5 63,9 . . . . 0 3,1 2,8 3,7 2,3 5
Verspr.h. ten Z.O. van Bellingwolde 390 91 6 300 27,3 21,0 42,9 19,6 48,7 31,7 17,4 10,1 5,7 0 1,6 2,2 5,4 1,0 5
Verspr.h. ten zuidoosten van Vriescheloo 100 24 10 100 . . . . . . . . . 0 4,0 3,9 1,9 1,7 5
Verspr.h. ten noordoosten van Rhederbrug 105 20 8 100 . 22,3 . . . . . . . 0 3,6 4,4 7,2 2,3 5
Verspreide huizen ten westen van Blijham 130 34 4 100 31,0 25,6 41,3 26,9 64,5 . . . . 0 2,4 2,5 2,3 2,5 5
Verspr.h. ten noorden van het Eemskanaal 595 23 24 400 29,2 20,6 38,2 22,8 68,7 21,5 34,3 9,8 8,0 0 1,9 2,4 2,6 1,5 5
Verspr.h. ten noorden van het Eemskanaal 160 13 5 100 25,6 19,0 41,8 18,0 68,0 . . . . 0 3,8 3,9 4,4 1,7 5
Verspr.h. ten zuiden van Sebaldeburen 225 55 13 200 27,1 20,2 38,5 17,8 65,1 . . . . 0 3,0 3,1 3,0 1,0 5
Verspr.h. ten zuiden van Grootegast 345 40 8 200 25,9 18,4 46,1 18,0 59,9 27,1 24,6 11,1 9,4 0 3,4 3,6 3,1 1,5 5
Verspreide huizen ten zuiden van Opende 995 86 30 700 27,5 20,3 40,4 15,9 62,1 24,9 24,1 5,9 3,9 10 4,2 2,1 3,7 1,8 5
Verspr.h. ten W. van Noord-Willemskanaal 120 34 9 100 . 30,0 . . . . . . . 0 2,5 2,5 2,0 2,4 5
Verspr.h. ten oosten van de Hondsrug 20 1 . 0 . . . . . . . . . . 4,2 5,0 3,3 3,3 5
Burgemeester van Royenstraat en omgeving 700 2.748 5 600 22,5 18,0 49,1 8,9 48,2 51,2 8,6 13,7 9,9 20 1,2 0,8 1,0 0,7 3
Buitengebied ten oosten van Leek 15 12 . 0 . . . . . . . . . . 1,6 1,0 1,8 1,8 5
Buitengebied ten zuiden van Leek 1.300 1.529 99 800 35,1 21,9 29,2 31,4 75,1 12,0 36,8 4,3 3,5 10 1,6 2,6 0,7 0,8 5
Buitengebied ten noorden van Zevenhuizen 105 242 70 100 . 33,4 . . . . . . . 0 2,0 2,9 1,3 1,3 5
Buitengebied ten oosten van Zevenhuizen 125 34 10 100 28,4 22,6 45,1 26,5 60,0 . . . . 0 1,5 1,2 1,3 1,4 5
Buitengebied ten westen van Zevenhuizen 715 50 7 500 28,8 21,7 42,4 18,0 59,0 20,0 33,3 5,1 3,5 0 2,8 3,0 2,1 2,4 5
Verspr.h. ten N. van het Damsterdiep 195 13 5 200 33,8 27,4 34,0 26,4 64,4 . . . . 0 2,3 2,3 2,5 1,5 5
Verspr.h. ten noorden van Jonkersvaart 220 36 9 200 29,7 24,6 44,5 24,2 62,0 . . . . 0 3,6 3,6 2,3 2,3 5
Verspr.h. ten noorden van de Wilp 235 32 6 200 25,0 19,2 47,5 13,8 54,7 . . . . 0 1,8 1,6 1,4 1,6 5
Verspr.h. ten oosten van Slochteren 115 14 6 100 . 25,8 . . 55,0 . . . . 0 3,1 3,5 3,0 1,4 5
Verspreide huizen ten zuiden van Kolham 20 7 . 0 . . . . . . . . . . 2,5 2,6 3,1 1,4 5
Verspr.h. ten noorden van Het Siep 40 5 . 0 . . . . . . . . . . 1,8 1,7 2,1 1,8 5
Verspr.h. ten noorden van Siddeburen 265 14 8 200 31,3 22,2 34,6 20,2 64,5 13,9 27,7 5,0 5,0 0 3,9 2,6 3,8 2,7 5
Verspreide huizen ten oosten van Hamweg 115 13 15 100 . 24,0 . . . . . . . 0 3,6 3,5 4,2 2,8 5
Wijk 02 Wildervank 5.620 210 14 4.300 28,6 21,9 41,9 18,2 56,5 37,8 20,3 10,0 7,4 160 1,3 1,4 2,1 0,8 4
Wildervank 3.020 983 14 2.300 26,0 19,9 44,2 15,6 55,2 44,6 15,7 11,0 8,6 110 0,7 0,6 1,3 0,6 4
Boven-Wildervank 1.320 307 4 1.000 26,0 19,8 42,1 14,1 57,8 34,4 17,1 8,8 5,6 20 2,0 2,3 3,4 0,8 5
Wildervanksterdallen 75 68 0 100 . . . . . . . . . 0 4,3 4,0 5,3 4,1 5
Verspr.h. ten oosten van Ruiten A-kanaal 220 16 7 200 27,3 19,8 41,3 18,1 48,8 . . . . 0 3,8 4,0 9,1 2,8 5
Verspr.h. ten noorden van Vlagtwedde 120 12 8 100 . 19,8 . . . . . . . 0 6,9 7,0 7,4 2,0 5
Verspr.h. ten zuiden van Ter Apel 60 18 0 0 . . . . . . . . . 0 1,9 1,9 2,4 1,6 5
C. van Saarloosstraat en omgeving 1.155 3.171 2 900 23,5 18,7 46,9 9,4 58,5 47,7 7,3 9,4 7,6 30 0,7 0,7 0,6 0,5 3
Wijk 21 Bilgaard & Havankpark e.o. 6.925 2.929 15 5.300 20,1 16,1 57,2 6,4 35,1 67,9 4,2 24,6 20,6 760 0,9 0,7 0,4 0,5 2
Havankpark 415 3.602 49 300 38,3 28,5 30,0 34,9 64,0 8,7 42,0 4,0 2,7 0 1,8 1,2 0,9 1,0 3
Jan van Scorelbuurt 1.865 5.914 0 1.500 21,6 17,7 50,1 7,2 54,0 66,6 4,3 21,5 16,8 170 1,3 0,4 0,2 0,2 2
Verspr.h. Langelo ten N. van de spoorl. 60 51 24 100 . . . . . . . . . 0 2,6 2,6 2,8 2,0 5
Verspr.h. Veldmaat ten Z. van de spoorl. 310 41 14 300 25,5 21,4 47,5 15,4 54,8 29,7 33,1 8,0 6,2 0 2,1 1,8 2,6 1,9 5
Verspr.h. Veldmaat ten N. van de spoorl. 1.165 173 70 800 35,5 24,1 33,1 29,5 72,5 16,6 46,7 4,2 2,8 0 1,1 1,6 0,8 0,7 4
Wijk 01 Buitengebied van Hardenberg West 725 34 8 600 26,3 20,5 45,6 14,0 62,6 25,7 30,4 5,6 4,0 10 3,6 3,0 3,0 2,9 5
Wijk 03 Buitengebied van Hardenberg Oost 1.140 51 6 900 25,2 20,6 44,6 16,4 64,4 25,2 31,1 8,3 6,3 0 4,8 4,4 4,1 2,3 5
Buurtschap Ommen ten zuiden van de Vecht 40 19 14 0 . . . . . . . . . . 2,2 1,9 3,8 2,0 5
Kern Ommen Zuid - ten N. van het spoor 430 431 3 300 37,1 31,0 37,5 31,7 51,2 23,8 36,8 3,7 2,1 0 1,1 0,8 2,7 1,2 4
Kern Ommen Zuid - ten Z. van het spoor 440 533 10 400 42,2 34,9 36,0 28,8 50,3 18,7 33,3 4,6 3,6 0 1,9 1,7 3,6 1,8 5
Standhasenstraat en omgeving 1.390 9.058 0 1.000 27,5 20,4 39,8 16,9 61,3 39,7 15,1 8,5 6,9 30 0,7 0,4 0,2 0,2 2
Wijk 06 Standdaarbuiten 2.230 233 23 1.700 30,0 23,1 38,9 23,0 62,6 27,4 24,9 4,5 3,9 10 0,7 0,7 0,5 0,7 5
Standdaarbuiten 1.950 1.856 22 1.500 29,2 22,3 39,7 21,8 61,7 28,8 22,9 4,5 4,0 10 0,5 0,4 0,3 0,5 5
Verspreide huizen Standdaarbuiten 90 12 11 100 . . . . . . . . . 0 2,4 2,4 2,3 2,4 5
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Overzicht van statistische gegevens van gemeenten, wijken en buurten in Nederland.

Gegevens beschikbaar: over 2014.

Status van de cijfers
Definitief, tenzij in de toelichting bij het onderwerp expliciet is vermeld dat het voorlopige cijfers betreft.

Wijzigingen per 18 december 2020:
Geen, deze tabel is stopgezet.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Niet meer van toepassing.

Toelichting onderwerpen

Bevolking
Aantal inwoners
Het aantal inwoners op 1 januari. Dit gegeven is ontleend aan de Structuurtelling Gemeentelijke Basisadministratie (GBA). De standcijfers van het aantal inwoners kunt u niet gebruiken voor een correcte weergave van de ontwikkeling in de tijd. De grenzen of codes van wijken en buurten kunnen jaarlijks wijzigen waardoor adressen van een andere code worden voorzien.
De cijfers zijn afgerond op vijftallen.
Bevolkingsdichtheid
Het (niet afgeronde) aantal inwoners per km² land is bepaald door het (niet afgeronde) aantal inwoners op 1 januari te delen door de (niet afgeronde) landoppervlakte.
De bevolkingsdichtheid is opgenomen indien er 10 of meer inwoners in de buurt voorkomen.

Wonen
Woningen naar bouwjaar
Het bouwjaar is het jaar waarin een pand, waarin een woning zich bevindt, oorspronkelijk als bouwkundig gereed is of wordt opgeleverd. Indien in latere jaren wijzigingen aan een pand worden aangebracht, leidt dit niet tot wijziging van het bouwjaar.

De bouwjaarklasse heeft hier twee waarden:
1) in of na het jaar 2000 gebouwd;
2) vóór het jaar 2000 gebouwd.
Bouwjaar vanaf 2000
Peildatum: 1 januari van het desbetreffende jaar.
Het aantal woningen met bouwjaar 2000 of later, uitgedrukt in hele procenten van het totaal aantal woningen. Het percentage is vermeld bij 20 woningen of meer per buurt.
Inkomen
Deze tabel geeft informatie over het persoonlijk inkomen van personen in particuliere huishoudens waarvan het inkomen bekend is en het inkomen van particuliere huishoudens met een bekend inkomen. De gegevens komen uit het Regionaal Inkomensonderzoek (RIO) van het voorgaande jaar.

Het Regionaal Inkomensonderzoek van het CBS is voornamelijk gebaseerd op registers afkomstig van het Ministerie van Financiën (de fiscale registers) en de bevolkingsregisters van de Nederlandse gemeenten (Basisregistratie personen). De Basisregistratie personen is een register waarin alle inwoners van een gemeente behoren te zijn ingeschreven. Uitgezonderd zijn:
- inwoners van Nederland die gebruik maken van uitzonderingsregels die gelden met betrekking tot opneming in de bevolkingsregisters (niet-Nederlandse diplomaten en niet-Nederlandse NAVO militairen). Zij mogen zelf bepalen of zij in de bevolkingsregisters ingeschreven worden of niet.
- asielzoekers die korter dan zes maanden in de centrale opvang verblijven en nog geen verblijfsvergunning hebben gekregen.
Inkomen van personen
De doelpopulatie bestaat uit personen in particuliere huishoudens.

De inkomensgegevens zijn gebaseerd op het persoonlijk inkomen. Dit omvat de volgende bestanddelen van het bruto-inkomen van een persoon:
- inkomen uit arbeid;
- inkomen uit eigen onderneming;
- uitkering inkomensverzekeringen;
- uitkering sociale voorzieningen (met uitzondering van kinderbijslag).
Aantal inkomensontvangers  
Personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens.
De cijfers zijn afgerond op honderdtallen.
Gemiddeld inkomen per inkomensontvanger 
Het rekenkundig gemiddeld persoonlijk inkomen per persoon op basis van personen met persoonlijk inkomen die deel uitmaken van particuliere huishoudens.
De waarde is vermeld bij minimaal 100 personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens per regio.
Gemiddeld inkomen per inwoner 
Het rekenkundig gemiddeld persoonlijk inkomen per persoon op basis van de totale bevolking in particuliere huishoudens.
De waarde is vermeld bij minimaal 100 personen in particuliere huishoudens per regio.
40% personen met laagste inkomen
Aandeel personen in particuliere huishoudens die behoren tot de landelijke 40% met laagste persoonlijk inkomen.
Personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens zijn ingedeeld naar hoogte van het persoonlijk inkomen.
De indeling vindt plaats nadat alle personen landelijk zijn gerangschikt van laag naar hoog persoonlijk inkomen. Tot de laagste 40-procent-groep worden de veertig procent personen met het laagste persoonlijk inkomen gerekend.
Het persoonlijk inkomen omvat inkomen uit arbeid, inkomen uit eigen onderneming, uitkering inkomensverzekeringen en uitkering sociale voorzieningen (met uitzondering van kinderbijslag).
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens per regio.
20% personen met hoogste inkomen
Aandeel personen in particuliere huishoudens die behoren tot de landelijke 20% met hoogste persoonlijk inkomen.
Personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens zijn ingedeeld naar hoogte van het persoonlijk inkomen.
De indeling vindt plaats nadat alle personen landelijk zijn gerangschikt van laag naar hoog persoonlijk inkomen. Tot de hoogste 20-procent-groep worden de twintig procent personen met het hoogste persoonlijk inkomen gerekend.
Het persoonlijk inkomen omvat inkomen uit arbeid, inkomen uit eigen onderneming, uitkering inkomensverzekeringen en uitkering sociale voorzieningen (met uitzondering van kinderbijslag).
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens per regio.
Actieven 15-75 jaar
Het aandeel personen van 15 tot 75 jaar in particuliere huishuishoudens met als persoonlijke voornaamste inkomensbron inkomen uit arbeid of inkomen uit eigen onderneming, uitgedrukt in hele procenten van het totale aantal personen van 15 tot 75 jaar in particuliere huishoudens.
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 personen van 15 tot 75 jaar in particuliere huishoudens.
Inkomen van huishoudens
De doelpopulatie bestaat uit particuliere huishoudens waarvan het inkomen bekend is.
40% huishoudens met laagste inkomen
Aandeel particuliere huishoudens die behoren tot de landelijke 40% huishoudens met laagste huishoudensinkomen.
Particuliere huishoudens zijn ingedeeld naar hoogte van het besteedbaar huishoudensinkomen.
De indeling vindt plaats nadat huishoudens landelijk zijn gerangschikt van laag naar hoog besteedbaar huishoudensinkomen. Tot de laagste 40-procent-groep worden de veertig procent huishoudens met het laagste besteedbaar inkomen gerekend.
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 particuliere huishoudens per regio.

Het besteedbaar inkomen van particuliere huishoudens bestaat uit het bruto-inkomen verminderd met:
- betaalde inkomensoverdrachten, zoals alimentatie van de ex-echtgeno(o)t(e);
- premies inkomensverzekeringen zoals premies betaald voor sociale verzekeringen, volksverzekeringen en particuliere verzekeringen in verband met werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en ouderdom en nabestaanden;
- premies ziektekostenverzekeringen;
- belastingen op inkomen en vermogen.
20% huishoudens met hoogste inkomen
Aandeel particuliere huishoudens die behoren tot de landelijke 20% huishoudens met hoogste huishoudensinkomen.
Particuliere huishoudens zijn ingedeeld naar hoogte van het besteedbaar huishoudensinkomen.
De indeling vindt plaats nadat huishoudens landelijk zijn gerangschikt van laag naar hoog besteedbaar huishoudensinkomen. Tot de hoogste 20-procent-groep worden de twintig procent huishoudens met het hoogste besteedbaar inkomen gerekend.
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 particuliere huishoudens per regio.

Het besteedbaar inkomen van particuliere huishoudens bestaat uit het bruto-inkomen verminderd met:
- betaalde inkomensoverdrachten, zoals alimentatie van de ex-echtgeno(o)t(e);
- premies inkomensverzekeringen zoals premies betaald voor sociale verzekeringen, volksverzekeringen en particuliere verzekeringen in verband met werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en ouderdom en nabestaanden;
- premies ziektekostenverzekeringen;
- belastingen op inkomen en vermogen.
Huishoudens met een laag inkomen
Bij de bepaling van laag inkomen is van de particuliere huishoudens een aantal groepen niet meegenomen. Dit betreft enerzijds studentenhuishoudens en anderzijds huishoudens met een onvolledig jaarinkomen. De doelpopulatie bestaat dan ook uit particuliere huishoudens waarvan de hoofdkostwinner (of eventuele partner) het gehele jaar inkomen heeft en niet afhankelijk is van studiefinanciering.

Om te bepalen of een huishouden een laag inkomen heeft, wordt het inkomen van een huishouden omgerekend tot het gestandaardiseerde inkomen (exclusief eventueel ontvangen huurtoeslag). Vervolgens wordt dit gestandaardiseerde inkomen (met het prijsindexcijfer) herleid naar het prijspeil in 2000. Het resulterende gestandaardiseerde en gedefleerde inkomen is laag wanneer het minder is dan 9249 euro. Deze grens komt ongeveer overeen met de koopkracht van een bijstandsuitkering voor een alleenstaande in 1979 toen deze op zijn hoogst was.
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 particuliere huishoudens behorende tot de doelpopulatie per regio.
Huish. onder of rond sociaal minimum
Huishoudens onder of rond het sociaal minimum.

Bij de bepaling van het sociaal minimum is van de particuliere huishoudens een aantal groepen niet meegenomen. Dit betreft enerzijds studentenhuishoudens en anderzijds huishoudens met een onvolledig jaarinkomen. De doelpopulatie bestaat dan ook uit particuliere huishoudens waarvan de hoofdkostwinner (of eventuele partner) het gehele jaar inkomen heeft en niet afhankelijk is van studiefinanciering.

Het sociaal minimum is het wettelijk bestaansminimum zoals dat in de politieke besluitvorming is vastgesteld. Om te kunnen beoordelen hoe het inkomen zich verhoudt tot het minimum, is aan de hand van de regelgeving vastgesteld welke norm voor het desbetreffende huishouden van toepassing is. De norm voor een (echt)paar met uitsluitend minderjarige kinderen is bijvoorbeeld gelijkgesteld aan de bijstandsuitkering van een echtpaar, aangevuld met de (leeftijdsafhankelijke) kinderbijslag. Bij 65-plussers is het bedrag aan AOW-pensioen als norm gekozen.
Het waargenomen inkomen van huishoudens, die uitsluitend op een bijstandsuitkering zijn aangewezen, wijkt in veel gevallen in geringe mate af van de vastgestelde normbedragen. Zouden de normbedragen als inkomensgrens worden gehanteerd, dan valt een deel van deze huishoudens met hun inkomen net boven het sociale minimum. Daarom is niet 100%, maar 101% van het sociaal minimum als inkomensgrens gehanteerd.
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 particuliere huishoudens behorende tot de doelpopulatie per regio.
Sociale zekerheid
Deze tabel geeft per gemeente, wijk en buurt inzicht in het aantal personen dat een uitkering ontvangt op grond van arbeidsongeschiktheid, bijstand, werkloosheid en AOW.
Het is mogelijk dat een persoon aanspraak maakt op meer dan één uitkering. Dat kunnen uitkeringen zijn van eenzelfde soort (bijvoorbeeld twee uitkeringen op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO)) of twee uitkeringen van verschillende soort (zoals een uitkering op grond van de Werkloosheidswet en een bijstandsuitkering). In het laatste geval wordt de persoon bij beide soorten uitkeringen meegeteld, in het eerste geval slechts één keer (bij de WAO).
Bij de categorie personen met een uitkering (totaal) wordt de persoon uiteraard ook maar één keer geteld.
Personen per soort uitkering; Bijstand
Personen die een bijstandsuitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB, tot 1 januari 2015) of de Participatiewet (vanaf 1 januari 2015) ontvangen.
Het gaat in deze tabel om algemeen periodieke uitkeringen aan thuiswonende personen tot de AOW-leeftijd.

Wet werk en bijstand (WWB)
Wettelijke sociale voorziening die op 1 januari 2004 in werking is getreden ter vervanging van de Algemene bijstandswet (Abw), de Wet inschakeling werkzoekenden (WIW) en het Besluit In- en Doorstroombanen (ID-banen).
De WWB was tot 1 januari 2015 de wet die in Nederland de ondersteuning bij arbeidsinschakeling en bijstand regelde voor mensen die weinig of geen ander inkomen (waaronder andere uitkeringen) hebben en ook weinig of geen vermogen.
De wet is per 1 januari 2015 gewijzigd en heet sindsdien Participatiewet.

Participatiewet
De Participatiewet vervangt sinds 1 januari 2015 de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet Sociale Werkvoorziening (WsW) en een groot deel van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (wet Wajong).
De wet regelt in Nederland de ondersteuning bij arbeidsinschakeling en het verlenen van bijstand door gemeenten voor mensen die weinig of geen ander inkomen (waaronder andere uitkeringen) hebben en ook weinig of geen vermogen.
Werk gaat voor inkomen: oogmerk van de wet is om mensen met of zonder arbeidsbeperking op de kortste weg naar betaald werk te kunnen zetten.
De gemeenten voeren de wet uit en bepalen, binnen de wettelijke grenzen, hun eigen beleid.

De AOW-leeftijd is de leeftijd waarop recht is ontstaan op het basispensioen van de Rijksoverheid op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW).
Tot 1 januari 2013 was de AOW-leeftijd 65 jaar. Vanaf die datum gaat de AOW-leeftijd jaarlijks met één of meerdere maanden omhoog. Zo was de AOW-leeftijd in 2013 65 jaar en één maand, in 2014 was die leeftijd 65 jaar en twee maanden.
De AOW-leeftijd wordt vanaf 2016 in stappen van 3 maanden verhoogd en vanaf 2018 in stappen van 4 maanden. Daarmee wordt de AOW-leeftijd 66 jaar in 2018 en 67 jaar in 2021. Vanaf 2022 wordt de AOW-leeftijd gekoppeld aan de levensverwachting.

Het betreft voorlopige cijfers.

Nabijheid voorzieningen
Locatie die bezocht kan worden door personen. De locatie sluit aan bij het gebruik in het dagelijks leven.

De afstand tot een voorziening is berekend over verharde, door auto's te gebruiken wegen, dus niet over fiets- en voetpaden. Overtochten via veerboten zijn hierbij inbegrepen. Er wordt geen rekening gehouden met éénrichtingsverkeer en overige inrijverboden van toegangswegen tot rijks- of provinciale wegen.

Afstand tot huisartsenpraktijk
De gemiddelde afstand van alle inwoners in een gebied tot de dichtstbijzijnde huisartsenpraktijk, berekend over de weg.

De gemiddelde afstand is opgenomen wanneer van 90 procent of meer van de inwoners in de buurt de exacte ligging (x,y-coördinaat) van het adres kon worden vastgesteld. Daarnaast geldt dat het gemiddelde alleen is vermeld bij minimaal 10 inwoners per buurt.
Afstand tot grote supermarkt
De gemiddelde afstand van alle inwoners in een gebied tot de dichtstbijzijnde grote supermarkt, berekend over de weg.

De gemiddelde afstand is opgenomen wanneer van 90 procent of meer van de inwoners in de buurt de exacte ligging (x,y-coördinaat) van het adres kon worden vastgesteld. Daarnaast geldt dat het gemiddelde alleen is vermeld bij minimaal 10 inwoners per buurt.

Grote supermarkt:
Winkel met meerdere soorten dagelijkse artikelen en een minimale oppervlakte van 150 m2.
Afstand tot kinderdagverblijf
De gemiddelde afstand van alle inwoners in een gebied tot het dichtstbijzijnde kinderdagverblijf, berekend over de weg.

De gemiddelde afstand is opgenomen wanneer van 90 procent of meer van de inwoners in de buurt de exacte ligging (x,y-coördinaat) van het adres kon worden vastgesteld. Daarnaast geldt dat het gemiddelde alleen is vermeld bij minimaal 10 inwoners per buurt.

Kinderdagverblijf:
Plaats waar kinderen van 0 tot 4 jaar gedurende één of meer dagdelen per week het hele jaar door worden opgevangen.
Er kan voor meer dan 5 uur per dag van het kinderdagverblijf gebruik gemaakt worden en voor maximaal 10 dagdelen per week.
Basisonderwijs
Het basisonderwijs omvat naast de reguliere basisscholen ook de scholen voor kinderen van mensen zonder vaste woon- of verblijfplaats, de zogenaamde rijdende scholen en de ligplaatsscholen voor varende kleuters. Het speciaal basisonderwijs en de speciale scholen zijn niet meegenomen.

De cijfers vermeld bij het jaar:
- 2014 betreffen schooljaar 2013/'14;
.
De cijfers zijn gebaseerd op het adressenbestand van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap met vestigingen van basisscholen. Als bekend is dat er onderwijs gevolgd kan worden op een dependance en dit een effect heeft van meer dan 500 meter op de berekende gemiddelde afstand, zijn deze gegevens van de buurten en wijken aanvullend geheim gemaakt.
Afstand tot school
De gemiddelde afstand van alle inwoners in een gebied tot de dichtstbijzijnde school, berekend over de weg.

De gemiddelde afstand is opgenomen wanneer van 90 procent of meer van de inwoners in de buurt de exacte ligging (x,y-coördinaat) van het adres kon worden vastgesteld. Daarnaast geldt dat het gemiddelde alleen is vermeld bij minimaal 10 inwoners per buurt.
Stedelijkheid
Mate van stedelijkheid
Op grond van de omgevingsadressendichtheid is aan iedere buurt, wijk of gemeente een stedelijkheidsklasse toegekend. De volgende klassenindeling is gehanteerd:
1: zeer sterk stedelijk >= 2 500 adressen per km²
2: sterk stedelijk 1 500 - 2 500 adressen per km²
3: matig stedelijk 1 000 - 1 500 adressen per km²
4: weinig stedelijk 500 - 1 000 adressen per km²
5: niet stedelijk < 500 adressen per km²