Lopende transacties; sectoren, nr, 1995-2017

Lopende transacties; sectoren, nr, 1995-2017

Institutionele sectoren Niet-geconsolideerd/geconsolideerd Perioden Middelen Totaal (mln euro) Middelen Invoer van goederen en diensten Totaal (mln euro) Middelen Invoer van goederen en diensten Invoer van diensten Totaal (mln euro) Middelen Output Totaal (mln euro) Middelen Output Marktoutput Totaal (mln euro) Middelen Output Output voor eigen finaal gebruik Totaal (mln euro) Middelen Beloning van werknemers Totaal (mln euro) Middelen Belastingen op productie en invoer Totaal (mln euro) Middelen Verschil toegerekende en afgedragen btw (mln euro) Middelen Subsidies (-) Totaal (mln euro) Middelen Inkomen uit vermogen Totaal (mln euro) Middelen Belastingen op inkomen en vermogen Totaal (mln euro) Middelen Sociale premies en uitkeringen Totaal (mln euro) Middelen Overige inkomensoverdrachten Totaal (mln euro) Middelen Correctie mutaties in pensioenrechten (mln euro) Middelen Kapitaaloverdrachten Totaal (mln euro) Bestedingen Totaal (mln euro) Bestedingen Uitvoer van goederen en diensten Totaal (mln euro) Bestedingen Intermediair verbruik (mln euro) Bestedingen Beloning van werknemers Totaal (mln euro) Bestedingen Belastingen op productie en invoer Totaal (mln euro) Bestedingen Subsidies (-) Totaal (mln euro) Bestedingen Inkomen uit vermogen Totaal (mln euro) Bestedingen Belastingen op inkomen en vermogen Totaal (mln euro) Bestedingen Sociale premies en uitkeringen Totaal (mln euro) Bestedingen Overige inkomensoverdrachten Totaal (mln euro) Bestedingen Correctie mutaties in pensioenrechten (mln euro) Bestedingen Consumptieve bestedingen Totaal (mln euro) Bestedingen Kapitaaloverdrachten Totaal (mln euro) Bestedingen Investeringen Totaal (mln euro) Bestedingen Saldo aan- en verkopen van niet-geprod.. (mln euro) Saldi Bbp/Bruto toegevoegde waarde (mln euro) Saldi Nbp/Netto toegevoegde waarde (mln euro) Saldi Bruto exploitatieoverschot (mln euro) Saldi Netto exploitatieoverschot (mln euro) Saldi Saldo primaire inkomens (bruto) (mln euro) Saldi Saldo primaire inkomens (netto) (mln euro) Saldi Bruto beschikbaar inkomen (mln euro) Saldi Netto beschikbaar inkomen (mln euro) Saldi Bruto besparingen (mln euro) Saldi Netto besparingen (mln euro) Saldi Saldo goederen- en dienstentransacties (mln euro) Saldi Saldo lopende transacties buitenland (mln euro) Saldi Saldo netto besp. en kapitaaloverdr. (mln euro) Saldi Vorderingensaldo (mln euro) Saldi Totaal fin. transacties vorderingen (mln euro) Saldi Totaal fin. transacties schulden (mln euro) Saldi Saldo van financiële transacties (mln euro) Saldi Statistisch verschil (mln euro)
Beleggingsfondsen m.u.v geldmarktfondsen Niet-geconsolideerd 2017* 22.474 4.442 4.437 5 18.028 0 4 0 23.977 3.814 71 113 0 18.133 14 0 4 0 1.143 685 628 303 444 119 339 14 325 0 325 0 0 -1.503 12.982 14.485 -1.503 0
Beleggingsfondsen m.u.v geldmarktfondsen Geconsolideerd 2017* 22.275 4.442 4.437 5 17.829 0 4 0 23.778 3.814 71 113 0 17.934 14 0 4 0 1.143 685 628 303 444 119 339 14 325 0 325 0 0 -1.503 12.982 14.485 -1.503 0
Ov. fin. inst. excl. beleggingsfondsen Niet-geconsolideerd 2017* 197.361 21.888 21.823 65 175.262 140 71 0 204.118 10.637 6.815 178 9 183.264 1.949 140 74 0 734 336 11.251 10.511 4.267 3.527 -3.735 -4.475 -5.687 -6.427 -5.687 -6.427 -6.427 -6.757 192.688 199.445 -6.757 0
Ov. fin. inst. excl. beleggingsfondsen Geconsolideerd 2017* 195.491 21.888 21.823 65 173.392 140 71 0 202.248 10.637 6.815 178 9 181.394 1.949 140 74 0 734 336 11.251 10.511 4.267 3.527 -3.735 -4.475 -5.687 -6.427 -5.687 -6.427 -6.427 -6.757 192.688 199.445 -6.757 0
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Deze tabel geeft een overzicht van de niet-financiële (lopende) transacties per periode van de institutionele sectoren van de Nederlandse economie weer. De transacties worden ingedeeld naar middelen en bestedingen. Daarnaast worden in deze tabel ook de saldi van de sectoren weergegeven.

Niet-financiële transacties worden geraamd voor de hoofdsectoren van de economie: niet-financiële vennootschappen, financiële instellingen, overheid, huishoudens, instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens en het buitenland. De sectoren financiële instellingen en overheid zijn bovendien nog naar subsectoren uitgesplitst. Sectoren worden zowel geconsolideerd als niet-geconsolideerd gepresenteerd.

Gegevens beschikbaar vanaf: 1995 tot en met 2017

Status van de cijfers:
De gegevens in de periode 1995-2014 zijn definitief. Gegevens van 2015, 2016 en 2017 hebben de status voorlopig. Aangezien deze tabel is stopgezet, worden de gegevens niet meer definitief gemaakt.

Wijzigingen per 22 juni 2018
Geen, deze tabel is stopgezet.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft onlangs een revisie uitgevoerd van de nationale rekeningen. Hierbij worden nieuwe statistische bronnen en ramingsmethoden gebruikt. Deze tabel met gegevens voor revisie is vervangen door tabel Lopende transacties; sectoren, nationale rekeningen. Voor aanvullende informatie zie paragraaf 3.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Niet meer van toepassing.

Toelichting onderwerpen

Middelen
Middelen bestaan uit transacties die de economische waarde van sectoren verhogen (oftewel de inkomsten door sectoren).
Totaal
Invoer van goederen en diensten
De goederen- en dienstenstromen (verkoop, ruil en giften) van niet-ingezetenen naar ingezetenen (in Nederland). Invoer van goederen vindt plaats wanneer de economische eigendom van goederen door een niet-ingezetene wordt overgedragen aan een ingezetene, ongeacht of er sprake is van een fysieke grensoverschrijdende goederenbeweging. Een bedrijf of instantie wordt als hier ingezetene beschouwd wanneer het minimaal een jaar in Nederland actief is. Of dit bedrijf of deze instantie in buitenlandse handen is, doet niet ter zake.
Totaal
Invoer van diensten
De dienstenstromen (verkoop, ruil en giften) van niet-ingezetenen naar ingezetenen (in Nederland). De invoer van diensten heeft onder meer betrekking op de uitgaven van ingezeten bedrijven in het buitenland, zoals vervoersdiensten, bankdiensten en zakelijke diensten. Bij de overheid gaat het onder meer om uitgaven van Nederlandse ambassades en consulaten in het buitenland. De invoer door huishoudens bestaat uit uitgaven van ingezetenen in het buitenland.
Totaal
Output
Het totaal aan goederen en diensten dat is geproduceerd. Ook wel productie genoemd. Hiervan bestaan drie soorten:
- marktoutput: goederen en diensten die op de markt zijn afgezet of waarvoor dit in de toekomst de bedoeling is.
- output voor eigen finaal gebruik: goederen en diensten voor eigen consumptie of voor investeringen door dezelfde institutionele eenheid als die welke die goederen en diensten heeft geproduceerd.
- niet-marktoutput: goederen en diensten die gratis of tegen economisch niet-significante prijzen aan andere eenheden zijn geleverd.

De output wordt gewaardeerd tegen basisprijzen. Dit zijn de prijzen die door producenten zelf worden ervaren: per bedrijfstak zijn de productgebonden belastingen er namelijk vanaf getrokken en de productgebonden subsidies erbij opgeteld. Door de producent afzonderlijk in rekening gebrachte vervoerskosten zijn niet inbegrepen. Ook de waardeverandering van financiële en niet-financiële activa (productiemiddelen) tijdens de verslagperiode zijn niet inbegrepen.

Inbegrepen is de productie van alle in Nederland opererende bedrijfseenheden, dus ook degenen die in buitenlandse handen zijn. Ook overheidsinstanties en andere niet-commerciële instanties behoren hiertoe.
Totaal
Marktoutput
Marktoutput bestaat uit de output die op de markt wordt afgezet of waarvoor dit de bedoeling is. De marktoutput omvat:
- producten die tegen een economisch significante prijs worden verkocht;
- producten die worden geruild;
- producten die worden gebruikt voor betalingen in natura (inclusief beloning van werknemers in natura en gemengd inkomen in natura);
- producten die voor eigen gebruik zijn geproduceerd zoals investeringen in eigen beheer, eigen woningdiensten en landbouwproducten voor eigen consumptie door landbouwers.
Totaal
Output voor eigen finaal gebruik
Output voor eigen finaal gebruik bestaat uit de productie van goederen en diensten voor eigen consumptie of voor productie van investeringen in vaste activa door dezelfde institutionele eenheid.
Totaal
Beloning van werknemers
De totale vergoeding, in geld of in natura, die door een werkgever aan een werknemer verschuldigd is voor de arbeid die deze tijdens een verslagperiode heeft verricht. De beloning van werknemers is gelijk aan het totaal van lonen en sociale premies ten laste van werkgevers.
Totaal
Belastingen op productie en invoer
Verplichte betalingen om niet, in geld of in natura, die door de overheid of door de instellingen van de Europese Unie worden opgelegd in verband met de productie of de invoer van goederen en diensten, het in dienst hebben van arbeidskrachten en de eigendom of het gebruik van grond, gebouwen of andere activa die in het productieproces worden aangewend. Dergelijke belastingen zijn verschuldigd ongeacht gemaakte winst. Zowel productgebonden als niet-productgebonden belastingen behoren hiertoe.
Totaal
Verschil toegerekende en afgedragen btw
Het verschil tussen de toegerekende en de afgedragen btw ontstaat onder meer door kwijtscheldingen, oninbaar geleden bedragen, boetes, de Regeling kleine ondernemers en door ontwijking van de afdracht van btw. Het verschil tussen toegerekende en afgedragen btw wordt niet verdeeld over de bedrijfsklassen, maar op het niveau van de totale economie geteld bij som van de toegevoegde waarde in basisprijzen en de productgebonden belastingen en subsidies om uit te komen op het bbp tegen marktprijzen.
Subsidies (-)
Subsidies zijn betalingen om niet die door de Nederlandse overheid of de instellingen van de Europese Unie worden gedaan aan ingezeten producenten. Zowel productgebonden als niet-productgebonden subsidies behoren hiertoe.
Totaal
Inkomen uit vermogen
Inkomen uit vermogen ontstaat wanneer de eigenaren van financiële activa of van natuurlijke hulpbronnen deze ter beschikking stellen aan andere institutionele eenheden. Het inkomen dat voor het gebruik van financiële activa verschuldigd is, wordt inkomen uit beleggingen genoemd, terwijl het inkomen dat voor het gebruik van natuurlijke hulpbronnen verschuldigd is, inkomen uit natuurlijke hulpbronnen wordt genoemd. Inkomen uit vermogen is de som van inkomen uit beleggingen en inkomen uit natuurlijke hulpbronnen.
Totaal
Belastingen op inkomen en vermogen
Alle verplichte betalingen om niet, in geld of in natura, die regelmatig door de overheid en door het buitenland over het inkomen en het vermogen van institutionele eenheden worden geheven.

Bij vennootschappen omvatten de belastingen op inkomen en vermogen met name de vennootschapsbelasting en de dividendbelasting. Deze belastingen hebben als grondslag de winst van vennootschappen.
Bij huishoudens worden als belastingen op inkomen en vermogen alle belastingen beschouwd, die periodiek worden geheven op het inkomen of het vermogen, zoals inkomstenbelasting, loonbelasting en vermogensbelasting. Niet-periodieke heffingen, zoals de successierechten, zijn als kapitaaloverdrachten aangemerkt.
Enkele belastingsoorten die bij producenten gerekend worden tot belastingen op productie en invoer worden bij huishoudens, in hun hoedanigheid van consument, beschouwd als belastingen op inkomen en vermogen. Zo is de motorrijtuigenbelasting op auto's die privé worden gebruikt, gerekend tot de belastingen op inkomen en vermogen.
De behandeling van de dividendbelasting vloeit voort uit de bruto registratie van dividend, dat wil zeggen inclusief dividendbelasting. Dit betekent dat de dividendbelasting geboekt dient te worden bij de sector die het dividend ontvangt. Dit heeft tot gevolg dat er ook dividendbelasting aan het buitenland wordt betaald en uit het buitenland wordt ontvangen.


Totaal
Sociale premies en uitkeringen
Sociale premies en sociale uitkeringen zijn inkomensoverdrachten in geld of in natura, die via collectieve regelingen of, buiten dergelijke regelingen om, door overheidseenheden en izw's t.b.v. huishoudens aan huishoudens worden verstrekt, teneinde de financiële lasten te verlichten die voor die huishoudens voortvloeien uit een aantal risico's en behoeften. Zij omvatten ook betalingen van de overheid aan producenten voor goederen en diensten die in het kader van sociale risico's en behoeften individueel aan huishoudens ten goede komen.
De sociale uitkeringen worden aan huishoudens toegekend om financiële zekerheid te bieden tegen een aantal risico's (zoals ziekte, invaliditeit, arbeidsongeschiktheid, ouderdom, het overlijden van naasten en werkloosheid) of om in bepaalde behoeftes te voorzien (zoals huisvesting en onderwijs).
Totaal
Overige inkomensoverdrachten
Hieronder vallen inkomensoverdrachten die niet in de andere categorieën zijn ingedeeld.
Totaal
Correctie mutaties in pensioenrechten
Deze correctie is bedoeld om de verandering in de pensioenrechten en collectieve levensverzekeringsrechten, in de besparingen van de huishoudens tot uitdrukking te kunnen brengen. Deze rechten worden in de financiële rekeningen en de balansen beschouwd als vorderingen van huishoudens op pensioenfondsen en levensverzekeraars.
De correctie is gelijk aan het verschil tussen netto pensioenpremies (incl. toegerekende premies) en de pensioenuitkeringen. Zo blijven de besparingen van huishoudens op hetzelfde niveau als wanneer de pensioenpremies en uitkeringen niet als inkomenstransacties zouden zijn opgenomen.
Kapitaaloverdrachten
Kapitaaloverdrachten zijn betalingen waarvoor geen tegenprestatie verwacht wordt en die drukken op het vermogen van de betaler of dienen om investeringen in vaste activa of andere lange termijn uitgaven van de ontvanger te financieren.
Er zijn vier deeltransacties onderscheiden: investeringsbijdragen, vermogensheffingen, overige kapitaaloverdrachten en de toegerekende kapitaaloverdrachten.
Totaal
Bestedingen
Bestedingen bestaan uit transacties die de economische waarde van sectoren verminderen (oftewel de uitgaven door sectoren).
Totaal
Uitvoer van goederen en diensten
De goederen- en dienstenstromen (verkoop, ruil en giften) van ingezetenen (in Nederland) naar niet-ingezetenen. Uitvoer van goederen vindt plaats wanneer het economisch eigendom van goederen door een ingezetene wordt overgedragen aan een niet-ingezetene, ongeacht of er sprake is van een fysieke grensoverschrijdende goederenbeweging. Een bedrijf of instantie wordt als hier ingezetene beschouwd wanneer het minimaal een jaar in Nederland actief is. Of dit bedrijf of deze instantie in buitenlandse handen is, doet niet ter zake.
Totaal
Intermediair verbruik
Goederen en diensten die als input in een productieproces worden gebruikt, met uitzondering van de vaste activa (investeringsgoederen). Het gaat hierbij om goederen die tijdens het productieproces worden verwerkt in andere producten of volledig worden verbruikt (dit gebeurt per definitie met de ingehuurde diensten). Volgens internationale afspraken wordt een aangeschaft goed of een ingehuurde dienst niet als intermediair verbruik maar als vast activum (investering) gezien wanneer het meer dan één jaar ingezet kan worden in een productieproces. De intermediair verbruikte goederen en diensten worden gewaardeerd tegen de aankoopprijzen die op het moment van gebruik voor soortgelijke goederen of diensten gelden.
Beloning van werknemers
De totale vergoeding, in geld of in natura, die door een werkgever aan een werknemer verschuldigd is voor de arbeid die deze tijdens een verslagperiode heeft verricht. De beloning van werknemers is gelijk aan het totaal van lonen en sociale premies ten laste van werkgevers.
Totaal
De vergoedingen voor de werknemer, die in een bepaalde periode arbeid verricht, en die ten laste komen van de werkgever, inclusief de door de werkgever ingehouden loonbelasting en de sociale premies die ten laste komen van de werknemer.
Belastingen op productie en invoer
Verplichte betalingen om niet, in geld of in natura, die door de overheid of door de instellingen van de Europese Unie worden opgelegd in verband met de productie of de invoer van goederen en diensten, het in dienst hebben van arbeidskrachten en de eigendom of het gebruik van grond, gebouwen of andere activa die in het productieproces worden aangewend. Dergelijke belastingen zijn verschuldigd ongeacht gemaakte winst. Zowel productgebonden als niet-productgebonden belastingen behoren hiertoe.
Totaal
Subsidies (-)
Subsidies zijn betalingen om niet die door de Nederlandse overheid of de instellingen van de Europese Unie worden gedaan aan ingezeten producenten. Zowel productgebonden als niet-productgebonden subsidies behoren hiertoe.
Totaal
Betalingen van de overheid en de Europese Unie (EU) aan producenten met het doel de prijzen van producten te verlagen, de werkgelegenheid in stand te houden of de productiefactoren redelijk te belonen. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om subsidies voor het openbaar vervoer, de huurprijsverlagende subsidies aan exploitanten van woningen, de EU-subsidies op voedingsmiddelen en de bijdragen van de overheid in verliezen van overheidsbedrijven.
De subsidies op voedingsmiddelen die door de EU (via de overheid) worden betaald aan niet-ingezetenen, worden niet geregistreerd. Subsidies worden onderscheiden in productgebonden subsidies en niet-productgebonden subsidies.
Inkomen uit vermogen
Inkomen uit vermogen ontstaat wanneer de eigenaren van financiële activa of van natuurlijke hulpbronnen deze ter beschikking stellen aan andere institutionele eenheden. Het inkomen dat voor het gebruik van financiële activa verschuldigd is, wordt inkomen uit beleggingen genoemd, terwijl het inkomen dat voor het gebruik van natuurlijke hulpbronnen verschuldigd is, inkomen uit natuurlijke hulpbronnen wordt genoemd. Inkomen uit vermogen is de som van inkomen uit beleggingen en inkomen uit natuurlijke hulpbronnen.
Totaal
Belastingen op inkomen en vermogen
Alle verplichte betalingen om niet, in geld of in natura, die regelmatig door de overheid en door het buitenland over het inkomen en het vermogen van institutionele eenheden worden geheven.

Bij vennootschappen omvatten de belastingen op inkomen en vermogen met name de vennootschapsbelasting en de dividendbelasting. Deze belastingen hebben als grondslag de winst van vennootschappen.
Bij huishoudens worden als belastingen op inkomen en vermogen alle belastingen beschouwd, die periodiek worden geheven op het inkomen of het vermogen, zoals inkomstenbelasting, loonbelasting en vermogensbelasting. Niet-periodieke heffingen, zoals de successierechten, zijn als kapitaaloverdrachten aangemerkt.
Enkele belastingsoorten die bij producenten gerekend worden tot belastingen op productie en invoer worden bij huishoudens, in hun hoedanigheid van consument, beschouwd als belastingen op inkomen en vermogen. Zo is de motorrijtuigenbelasting op auto's die privé worden gebruikt, gerekend tot de belastingen op inkomen en vermogen.
De behandeling van de dividendbelasting vloeit voort uit de bruto registratie van dividend, dat wil zeggen inclusief dividendbelasting. Dit betekent dat de dividendbelasting geboekt dient te worden bij de sector die het dividend ontvangt. Dit heeft tot gevolg dat er ook dividendbelasting aan het buitenland wordt betaald en uit het buitenland wordt ontvangen.


Totaal
Sociale premies en uitkeringen
Sociale premies en sociale uitkeringen zijn inkomensoverdrachten in geld of in natura, die via collectieve regelingen of, buiten dergelijke regelingen om, door overheidseenheden en izw's t.b.v. huishoudens aan huishoudens worden verstrekt, teneinde de financiële lasten te verlichten die voor die huishoudens voortvloeien uit een aantal risico's en behoeften. Zij omvatten ook betalingen van de overheid aan producenten voor goederen en diensten die in het kader van sociale risico's en behoeften individueel aan huishoudens ten goede komen.
De sociale uitkeringen worden aan huishoudens toegekend om financiële zekerheid te bieden tegen een aantal risico's (zoals ziekte, invaliditeit, arbeidsongeschiktheid, ouderdom, het overlijden van naasten en werkloosheid) of om in bepaalde behoeftes te voorzien (zoals huisvesting en onderwijs).
Totaal
Overige inkomensoverdrachten
Hieronder vallen inkomensoverdrachten die niet in de andere categorieën zijn ingedeeld.
Totaal
Correctie mutaties in pensioenrechten
Deze correctie is bedoeld om de verandering in de pensioenrechten en collectieve levensverzekeringsrechten, in de besparingen van de huishoudens tot uitdrukking te kunnen brengen. Deze rechten worden in de financiële rekeningen en de balansen beschouwd als vorderingen van huishoudens op pensioenfondsen en levensverzekeraars.
De correctie is gelijk aan het verschil tussen netto pensioenpremies (incl. toegerekende premies) en de pensioenuitkeringen. Zo blijven de besparingen van huishoudens op hetzelfde niveau als wanneer de pensioenpremies en uitkeringen niet als inkomenstransacties zouden zijn opgenomen.
Consumptieve bestedingen
Uitgaven aan goederen en diensten die worden gebruikt voor de rechtstreekse bevrediging van individuele of collectieve behoeften. De consumptieve bestedingen kunnen zowel op het eigen grondgebied als in het buitenland worden gedaan, maar het gaat altijd om uitgaven door ingezeten institutionele eenheden, dat wil zeggen in Nederland gevestigde huishoudens, izw's t.b.v. huishoudens en overheidsinstanties. Consumptieve bestedingen worden gedaan door huishoudens, izw's t.b.v. huishoudens en de overheid. Ondernemingen consumeren niet: kosten aan goederen en diensten die ondernemingen maken ten behoeve van hun productie vallen hier niet onder, maar onder intermediair verbruik of investeringen. De overheid is een speciaal geval. Ook de overheid kent intermediair verbruik, naar analogie van ondernemingen. Maar de productie die de overheid levert en waar niet rechtstreeks voor wordt betaald, niet-markt-output (veiligheid bijvoorbeeld), valt onder de (overheids-)consumptie. Het heet dat de overheid 'haar eigen productie consumeert'. Binnen de nationale rekeningen moet alles wat wordt geproduceerd namelijk ook worden afgenomen. Dat de consumptie van de overheids-productie bij de overheid zelf is neergelegd, is een conventie. Daarnaast bevat de overheidsconsumptie ook door de overheid verstrekte sociale uitkeringen in natura zoals basiszorg (gefinancierd uit AWBZ en de Zorgverzekeringswet) en huurtoeslag.
Totaal
Kapitaaloverdrachten
Kapitaaloverdrachten zijn betalingen waarvoor geen tegenprestatie verwacht wordt en die drukken op het vermogen van de betaler of dienen om investeringen in vaste activa of andere lange termijn uitgaven van de ontvanger te financieren.
Er zijn vier deeltransacties onderscheiden: investeringsbijdragen, vermogensheffingen, overige kapitaaloverdrachten en de toegerekende kapitaaloverdrachten.
Totaal
Investeringen
Uitgaven aan productiemiddelen die langer dan één jaar worden ingezet tijdens een productieproces. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om een gebouw, woning, vervoermiddel of een machine. Dit in tegenstelling tot goederen of diensten die tijdens het productieproces worden opgebruikt, zoals ijzererts, het intermediair verbruik. Vaste activa kunnen in de loop der jaren in waarde verminderen door slijtage of omdat bijvoorbeeld de techniek veroudert (economische veroudering). Dit wordt verbruik van vaste activa genoemd (ook wel afschrijvingen genoemd). Bij bruto-investeringen zijn deze niet afgehaald van de waarde van de investeringen, bij netto-investeringen is dit wel het geval.

De volgende investeringsgoederen worden onderscheiden: bouwwerken, vervoermiddelen, machines en installaties, telecommunicatieapparatuur , wapensystemen (inbegrepen bij machines), computers, software, onderzoek en ontwikkeling, in cultuur gebrachte activa (bv. vee en bomen), exploratie en evaluatie van minerale reserves, kosten van eigendomsoverdracht voor niet-geproduceerde activa en intellectuele-eigendommen.
Totaal
De investeringen in vaste activa plus de veranderingen in voorraden inclusief het saldo van aan- en verkopen van kostbaarheden.
Saldo aan- en verkopen van niet-geprod..
Het saldo aan -en verkopen van niet-geproduceerde niet-financiële activa bestaat voornamelijk uit transacties in grond. Het belangrijkste deel wordt gevormd door de verkopen van bouwrijp gemaakte grond door gemeentelijke grondbedrijven aan investeerders in gebouwen en woningen.
De waardering van de aan- en verkopen van grond is exclusief btw en overdrachtskosten; deze vormen een onderdeel van de investeringen in vaste activa.
Voor de sector overheid worden de immateriële activa meegerekend, zoals de verkoop van UMTS-frequenties.
Saldi
Een saldo wordt verkregen door van de totale waarde van de posten aan de ene zijde van een rekening de totale waarde van de posten aan de andere zijde af te trekken.
Bbp/Bruto toegevoegde waarde
Het bruto binnenlands product (bbp) is een maat voor de omvang van de economie. De verandering van het volume van het bbp in een bepaalde tijdsperiode is een maat voor de groei (of krimp) van de economie. Het bruto binnenlands product tegen marktprijzen is het eindresultaat van de productieve activiteiten van ingezeten productie-eenheden. Het kan op drie manieren worden gedefinieerd:
- vanuit het oogpunt van de productie: het bbp is de som van de bruto toegevoegde waarde van alle institutionele sectoren of bedrijfstakken en het saldo van productgebonden belastingen en subsidies (die niet aan sectoren en bedrijfstakken worden toegerekend). Het is eveneens de sluitpost van de productierekening van de totale economie;
- vanuit het oogpunt van de bestedingen: het bbp is de som van de finale bestedingen aan goederen en diensten door ingezeten institutionele eenheden (consumptie en bruto-investeringen) en het saldo van uitvoer en invoer van goederen en diensten;
- vanuit het oogpunt van het inkomen: het bbp is de som van de bestedingen in de inkomensvormingsrekening van de totale economie (beloning van werknemers, belastingen op productie en invoer exclusief subsidies, bruto-exploitatieoverschot en gemengd inkomen van de totale economie).
Nbp/Netto toegevoegde waarde
Het netto binnenlands product (nbp) is het bruto binnenlands product (bbp) verminderd met het verbruik van vaste activa.

Het bruto binnenlands product (bbp) is een maat voor de omvang van de economie. De verandering van het volume van het bbp in een bepaalde tijdsperiode is een maat voor de groei (of krimp) van de economie. Het bruto binnenlands product tegen marktprijzen is het eindresultaat van de productieve activiteiten van ingezeten productie-eenheden. Het kan op drie manieren worden gedefinieerd:
- vanuit het oogpunt van de productie: het bbp is de som van de bruto toegevoegde waarde van alle institutionele sectoren of bedrijfstakken en het saldo van productgebonden belastingen en subsidies (die niet aan sectoren en bedrijfstakken worden toegerekend). Het is eveneens de sluitpost van de productierekening van de totale economie;
- vanuit het oogpunt van de bestedingen: het bbp is de som van de finale bestedingen aan goederen en diensten door ingezeten institutionele eenheden (consumptie en bruto-investeringen) en het saldo van uitvoer en invoer van goederen en diensten;
- vanuit het oogpunt van het inkomen: het bbp is de som van de bestedingen in de inkomensvormingsrekening van de totale economie (beloning van werknemers, belastingen op productie en invoer exclusief subsidies, bruto-exploitatieoverschot en gemengd inkomen van de totale economie).
Bruto exploitatieoverschot
Het saldo dat resteert nadat de toegevoegde waarde tegen basisprijzen is verminderd met de beloning van werknemers en het saldo van belastingen en subsidies op productie en invoer. Bij zelfstandigen (die deel uitmaken van de sector huishoudens) wordt dit saldo gemengd inkomen genoemd omdat het ook de beloning voor de door hen geleverde arbeid bevat.

In de nationale rekeningen betekent 'bruto' vóór aftrek van afschrijvingen (het verbruik van vaste activa) en 'netto' na aftrek van afschrijvingen. Uit het bruto-exploitatieoverschot moeten het verbruik van vaste activa worden bekostigd.
Netto exploitatieoverschot
Het saldo dat resteert nadat de toegevoegde waarde tegen basisprijzen is verminderd met de beloning van werknemers, het saldo van belastingen en subsidies op productie en invoer en verminderd met het verbruik van vaste activa. Bij zelfstandigen (die deel uitmaken van de sector huishoudens) wordt dit saldo gemengd inkomen genoemd omdat het ook de beloning voor de door hen geleverde arbeid bevat.
Saldo primaire inkomens (bruto)
Het totaal van de door ingezeten institutionele eenheden ontvangen primaire inkomens: beloning van werknemers, netto-exploitatieoverschot / netto gemengd inkomen, het saldo van ontvangen en betaald inkomen uit vermogen en de belastingen op productie en invoer minus subsidies. Inkomens uit vermogen die van de ene binnenlandse sector naar de andere gaan, vallen in dit inkomensbegrip tegen elkaar weg. Het bruto nationaal inkomen (tegen marktprijzen) is gelijk aan het bbp minus het primaire inkomen dat ingezeten eenheden aan niet-ingezeten eenheden betalen plus het primaire inkomen dat ingezeten eenheden uit het buitenland ontvangen. De afdrachten van lidstaten aan de Europese Unie is voor een groot deel gebaseerd op het bruto nationaal inkomen.

Het begrip nationaal inkomen is geen productie-, maar een inkomensbegrip; het is daarom relevanter indien het netto wordt uitgedrukt, dat wil zeggen na aftrek van afschrijvingen (het verbruik van vaste activa).

Het primaire inkomen (nationaal inkomen) is het inkomen dat de sectoren ontvangen voor hun directe deelname aan het productieproces en het inkomen dat zij ontvangen in ruil voor het beschikbaar stellen van financiële middelen, grond e.d. Het nationaal inkomen is gelijk aan het bruto binnenlands product (bbp) plus het per saldo uit het buitenland ontvangen (primaire) inkomen. Het kan ook berekend worden als de som van de primaire inkomens van alle sectoren samen (totale economie). Bruto is inclusief verbruik van vaste activa.
Saldo primaire inkomens (netto)
Het totaal van de door ingezeten institutionele eenheden ontvangen primaire inkomens: beloning van werknemers, netto-exploitatieoverschot / netto gemengd inkomen, het saldo van ontvangen en betaald inkomen uit vermogen en de belastingen op productie en invoer minus subsidies. Inkomens uit vermogen die van de ene binnenlandse sector naar de andere gaan, vallen in dit inkomensbegrip tegen elkaar weg. Het bruto nationaal inkomen (tegen marktprijzen) is gelijk aan het bbp minus het primaire inkomen dat ingezeten eenheden aan niet-ingezeten eenheden betalen plus het primaire inkomen dat ingezeten eenheden uit het buitenland ontvangen. De afdrachten van lidstaten aan de Europese Unie is voor een groot deel gebaseerd op het bruto nationaal inkomen.

Het begrip nationaal inkomen is geen productie-, maar een inkomensbegrip; het is daarom relevanter indien het netto wordt uitgedrukt, dat wil zeggen na aftrek van het verbruik van vaste activa.
Bruto beschikbaar inkomen
De som van de bruto beschikbare inkomens van de institutionele sectoren. Het bruto nationaal beschikbaar inkomen is gelijk aan het bruto nationaal inkomen (tegen marktprijzen) minus de inkomensoverdrachten (belastingen op inkomen, vermogen enz., sociale premies, sociale uitkeringen en overige inkomensoverdrachten) die aan niet-ingezeten eenheden worden betaald, plus de inkomensoverdrachten die ingezeten eenheden uit het buitenland ontvangen.
Netto beschikbaar inkomen
De som van de bruto beschikbare inkomens van de institutionele sectoren. Het bruto nationaal beschikbaar inkomen is gelijk aan het bruto nationaal inkomen (tegen marktprijzen) minus de inkomensoverdrachten (belastingen op inkomen, vermogen enz., sociale premies, sociale uitkeringen en overige inkomensoverdrachten) die aan niet-ingezeten eenheden worden betaald, plus de inkomensoverdrachten die ingezeten eenheden uit het buitenland ontvangen. Doorgaans wordt het netto-begrip gebruikt, dat wil zeggen: na aftrek van afschrijvingen (het verbruik van vaste activa).
Bruto besparingen
Het gedeelte van het nationaal beschikbaar inkomen dat niet voor consumptieve bestedingen is gebruikt. De nationale besparingen zijn de som van de besparingen van alle institutionele sectoren.
Netto besparingen
Het gedeelte van het nationaal beschikbaar inkomen dat niet voor consumptieve bestedingen is gebruikt. De nationale besparingen zijn de som van de besparingen van alle institutionele sectoren. Doorgaans wordt voor de nationale besparingen het netto-begrip gebruikt, dat wil zeggen: na aftrek van het verbruik van vaste activa.
Saldo goederen- en dienstentransacties
Saldo goederen- en dienstentransacties met het buitenland.
Saldo lopende transacties buitenland
Het overschot (indien negatief) of het tekort (indien positief) van de totale economie op zijn lopende transacties (handel in goederen en diensten, primair inkomen, inkomensoverdrachten) met het buitenland. Het saldo van de lopende transacties met het buitenland vormt de sluitpost van de rekening voor inkomenstransacties met het buitenland en is opgebouwd uit drie onderdelen:
-  het uitvoeroverschot, dat is het bedrag waarmee de uitvoer de invoer overtreft
-  het saldo uit het buitenland ontvangen primaire inkomens. De primaire inkomens omvatten belastingen op productie en invoer, subsidies, beloning van werknemers en inkomen uit vermogen, zoals rente en dividend
-  het saldo uit het buitenland ontvangen inkomensoverdrachten. De inkomensoverdrachten omvatten de dividendbelasting, de uitkeringen sociale verzekering en de overige inkomensoverdrachten.

Het saldo van de lopende transacties met het buitenland is tevens gelijk aan de netto nationale besparingen minus de netto investeringen in vaste activa (inclusief de veranderingen in voorraden).
Saldo netto besp. en kapitaaloverdr.
Saldo van netto besparingen en kapitaaloverdrachten.
Dit geeft het vermogenssaldo van de sector op basis van de netto besparingen en het saldo van de kapitaaloverdrachten (kapitaalrekening).
Vorderingensaldo
Het vorderingensaldo is het saldo van middelen en bestedingen op de lopende rekening en de kapitaalrekening in de betreffende periode. Dit is gelijk aan het saldo van de transacties op de financiële rekening; een tekort op de lopende rekening en kapitaal-rekening wordt gefinancierd met het aangaan van nieuwe schulden en/of door de verkoop van financiële activa terwijl bij een overschot schulden worden afgelost en/of financiële activa worden gekocht.

Het nationaal vorderingensaldo is het saldo van middelen en bestedingen op de lopende rekening en de kapitaalrekening van de gezamenlijke binnenlandse sectoren. In de financiële rekening van Nederland geeft het saldo aan voor welk bedrag nieuwe leningen zijn aangegaan met het buitenland en/of financiële activa zijn verkocht (bij een tekort) of voor welk bedrag schulden zijn afgelost aan het buitenland en/of financiële activa zijn gekocht (bij een overschot). Het vorderingensaldo is dan ook in theorie gelijk aan de mutatie van de saldo van vorderingen en schulden ten opzichte van het buitenland. In praktijk bestaat er echter een statistisch verschil tussen die twee.
Totaal fin. transacties vorderingen
Totaal financiële transacties van vorderingen.
Totaal fin. transacties schulden
Totaal financiële transacties van vorderingen.
Saldo van financiële transacties
Het verschil tussen vorderingen en schulden bij de financiële transacties.
Statistisch verschil
Het vorderingensaldo is in principe gelijk aan et verschil tussen vorderingen en schulden bij de financiële transacties. Doordat er verschillende bronnen worden gebruikt voor het bepalen van de lopende transacties en kapitaaltransacties enerzijds en de financiële transacties anderzijds, ontstaan er echter statistische verschillen. Het is met het beschikbare statistische materiaal nog niet mogelijk om deze verschillen weg te werken.