Onderwijs; uitgaven aan onderwijs en CBS/OESO indicatoren
Verklaring van tekens
Tabeltoelichting
Deze tabel geeft een overzicht van de uitgaven aan regulier onderwijs in Nederland.
De overheid financiert de onderwijsinstellingen en betaalt voor onderzoek dat ze laat uitvoeren door universiteiten. De overheid geeft studiefinanciering, tegemoetkoming in de schoolkosten, een vergoeding voor onderwijsvoorzieningen voor jonggehandicapten en kinderopvangtoeslag aan huishoudens (studenten en/of ouders) en verstrekt subsidies aan bedrijven en non-profit instellingen. Daarnaast ontvangt de overheid middelen voor onderwijs vanuit de Europese Unie, tegemoetkoming in de schoolkosten en rente en aflossingen op studieleningen en vordert de overheid teveel uitgekeerde studiefinanciering terug.
Huishoudens betalen les- en collegegeld, ouderbijdragen en bijdragen voor schoolactiviteiten aan onderwijsinstellingen. Daarnaast moeten huishoudens boeken en materialen aanschaffen en hebben ze kosten voor het gebruik van openbaar vervoer tussen huis en school (voor zover dit niet door de overheid gesubsidieerd wordt). Bovendien kunnen huishoudens uitgaven hebben voor huiswerkbegeleiding en bijles. Ook moeten rente en aflossingen op studieleningen en teveel ontvangen studiefinanciering en tegemoetkoming in de schoolkosten aan de overheid terugbetaald worden. Huishoudens ontvangen kinderopvangtoeslag, een vergoeding voor onderwijsvoorzieningen voor jonggehandicapten, tegemoetkoming in de schoolkosten, studiefinanciering en studiebeurzen die door bedrijven beschikbaar worden gesteld.
Bedrijven en non-profit instellingen maken kosten voor de begeleiding van stagiairs en leerlingen die leren en werken combineren, dragen bij aan de kosten van werkgerelateerde opleidingen van werknemers en geven geld uit aan onderzoek dat ze door hogescholen en universiteiten laten uitvoeren. Daarnaast dragen bedrijven bij aan de kinderopvangtoeslag en geven ze studiebeurzen aan studenten in het hoger onderwijs. Bedrijven ontvangen subsidies en fiscale regelingen van de overheid om ze te stimuleren leerplekken en stageplaatsen beschikbaar te stellen en voor het verzorgen van het leerlingenvervoer.
Organisaties in het buitenland betalen onderwijsinstellingen voor het uitvoeren van onderzoek. De Europese Unie verstrekt middelen en subsidies voor onderwijs aan onderwijsinstellingen en de Nederlandse overheid. Buitenlandse overheden geven bijdragen aan internationale scholen in Nederland die onder hun nationaliteit opereren.
De statistiek Onderwijsuitgaven wordt samengesteld op kasbasis. Dit wil zeggen dat de onderwijsuitgaven en -ontvangsten worden toegekend aan het jaar waarin ze daadwerkelijk worden uitgegeven of ontvangen. De activiteit of transactie die bij de uitgave of ontvangst hoort kan echter in een ander jaar plaatsvinden.
De tabel bevat ook verschillende indicatoren die (inter)nationaal worden gebruikt om de uitgaven aan onderwijs te vergelijken en in een bredere context te plaatsen. De indicatoren zijn samengesteld op basis van bepalingen van het CBS en/of de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling). Alle gepresenteerde cijfers zijn berekend volgens de gestandaardiseerde definities van de OESO.
Het CBS heeft in juni 2018 de gereviseerde Nationale Rekeningen gepubliceerd. Onder andere het bbp en de totale overheidsuitgaven zijn door de revisie naar boven bijgesteld.
Gegevens beschikbaar vanaf: 1995
Status van de cijfers:
De cijfers in deze tabel van 1995 tot en met 2020 zijn definitief. De cijfers van 2021 zijn nader voorlopig, de cijfers van 2022 voorlopig.
Wijzigingen per 7 december 2023:
De nader voorlopige cijfers van 2021 en de voorlopige cijfers van 2022 zijn toegevoegd.
Wanneer komen er nieuwe cijfers?
In het eerste kwartaal van 2024 worden de definitieve cijfers over 2021 gepubliceerd.
In december 2024 worden de definitieve cijfers over 2022 en de voorlopige cijfers over 2023 gepubliceerd.
Toelichting onderwerpen
- Uitgaven aan onderwijs
- De uitgaven van de overheid, huishoudens, bedrijven, non-profit instellingen en organisaties in het buitenland aan onderwijsinstellingen en onderwijs en de overheidsuitgaven m.b.t. onderwijs aan huishoudens en bedrijven.
Van deze uitgaven worden de ontvangsten afgetrokken. Voor de overheid de middelen voor onderwijs vanuit de Europese Unie, de rente op studieleningen en de terugontvangen studiefinanciering en tegemoetkoming in de schoolkosten die teveel of ten onrechte werd uitgekeerd. Voor huishoudens de kinderopvangtoeslag, de tegemoetkoming in de schoolkosten, de studiefinanciering die bedoeld is als tegemoetkoming in de uitgaven aan les- en collegegeld, boeken en leermiddelen en openbaar vervoer, studiebeurzen van bedrijven en de vergoeding voor onderwijsvoorzieningen voor jonggehandicapten. Voor bedrijven wordt de tegemoetkoming in de begeleidingskosten van duale leerlingen en stagiairs van de uitgaven afgetrokken. Behalve voor de rente, wordt dit gedaan om dubbeltelling te voorkomen (deze ontvangsten worden namelijk gebruikt voor de dekking van (een deel van) de uitgaven).
Een aantal uitgaven en ontvangsten wordt niet meegenomen in de berekening van de totale uitgaven aan onderwijs. Voor de overheid zijn dit de verstrekte studieleningen en ontvangen aflossingen op studieleningen, voor huishoudens de tegemoetkoming in levensonderhoud, de ontvangen studieleningen en de aflossingen hierop en voor bedrijven de subsidie voor het verzorgen van leerlingenvervoer. Studieleningen en aflossingen op studieleningen worden buiten beschouwing gelaten, omdat leningen niet als echte uitgaven gezien worden; ze worden namelijk na een bepaalde periode terugbetaald.
De tegemoetkoming in het levensonderhoud heeft een algemeen doel zonder raakvlak met onderwijs en de subsidie voor leerlingenvervoer wordt verstrekt aan bedrijven buiten de onderwijssector, die uit commercieel belang vervoer leveren: om deze redenen worden ze niet meegerekend als ontvangst voor onderwijs.- Overheid
- De uitgaven van de overheid bestaan uit de uitgaven van de rijksoverheid, provincies en gemeenten aan onderwijsinstellingen en onderwijs. Van de uitgaven worden de middelen voor onderwijs vanuit de Europese Unie, de rente op studieleningen en de terugontvangen studiefinanciering en tegemoetkoming in de schoolkosten die teveel of ten onrechte werd uitgekeerd afgetrokken. De verstrekte studieleningen en ontvangen aflossingen op studieleningen worden buiten beschouwing gelaten bij de bepaling van de totale uitgaven aan onderwijs.
- Uitgaven aan onderwijsinstellingen
- De uitgaven van de rijksoverheid, provincies en gemeenten aan onderwijsinstellingen. Het betreft de lumpsum financiering, apparaatskosten en uitgaven voor contractonderzoek.
- Totaal aan onderwijsinstellingen
- De uitgaven van de rijksoverheid, provincies en gemeenten aan onderwijsinstellingen. Het betreft de lumpsum financiering, apparaatskosten en uitgaven voor contractonderzoek.
- Lumpsum financiering
- De financiering van de onderwijsinstellingen voor het leveren van onderwijs en aanvullende niet-onderwijskundige diensten. De schoolbesturen krijgen de financiering als één geheel (lumpsum) en zonder bestedingsvoorwaarden van de overheid uitgekeerd. De schoolbesturen bepalen vervolgens zelf hoe zij het geld besteden. De rijksoverheid geeft via de lumpsum een deel van de EU-subsidies door aan de onderwijsinstellingen. Voor het primair en voortgezet onderwijs worden de middelen die gemeenten besteden aan investeringen in de onderwijshuisvesting onder de lumpsum financiering vermeld. Voor hogescholen en universiteiten bevat de lumpsum financiering ook de bekostiging van het onderzoek dat zij volgens hun wettelijk taak moeten uitvoeren.
- Contractonderzoek
- De overheid laat onderzoek uitvoeren door onderwijsinstellingen in het hoger onderwijs. Voor de onderwijsinstellingen is contractonderzoek een commerciële activiteit die op aanvraag wordt uitgevoerd voor verschillende partijen, waaronder de overheid.
- Apparaatskosten
- Apparaatskosten hebben betrekking op het bewaken van de kwaliteit van het onderwijs, het voeren van beleid en administratie door ministeries en gemeenten, subsidies aan schoolbegeleidingsdiensten en dergelijke. Deze kosten worden op basis van de omvang van de onderwijssectoren toegedeeld aan de onderwijsinstellingen.
- Huishoudens
- De uitgaven van huishoudens bestaan uit de uitgaven aan onderwijsinstellingen en overige uitgaven aan onderwijs. Van de uitgaven worden de kinderopvangtoeslag, de vergoeding voor onderwijsvoorzieningen voor jonggehandicapten, de tegemoetkoming in de schoolkosten, een deel van de studiefinanciering en de studiebeurzen van bedrijven afgetrokken. De aflossingen op studieleningen, de tegemoetkoming in levensonderhoud en ontvangen leningen worden buiten beschouwing gelaten bij de bepaling van de totale uitgaven aan onderwijs.
- Uitgaven aan onderwijsinstellingen
- De uitgaven van huishoudens aan onderwijsinstellingen bestaan uit les- en collegegelden aan bekostigde en particuliere onderwijsinstellingen, ouderbijdragen en uitgaven aan schoolactiviteiten.
- Totaal aan onderwijsinstellingen
- De uitgaven van huishoudens aan onderwijsinstellingen bestaan uit les- en collegegelden aan bekostigde en particuliere onderwijsinstellingen, ouderbijdragen en uitgaven aan schoolactiviteiten.
- Les- en collegegeld bekostigd onderwijs
- De uitgaven van huishoudens aan les- en collegegelden van bekostigde (door de overheid gesubsidieerde) onderwijsinstellingen.
- Les- en collegegeld particul. onderwijs
- Les- en collegegeld particulier onderwijs.
De uitgaven van huishoudens uit les- en collegegelden van particuliere onderwijsinstellingen.
- Ouderbijdragen en schoolactiviteiten
- De uitgaven van huishoudens aan vrijwillige ouderbijdrage en schoolactiviteiten zoals excursies, schoolreisjes en dergelijke.
- Bedrijven
- De uitgaven van bedrijven en non-profit instellingen aan onderwijsinstellingen en overige uitgaven aan onderwijs.. Van de uitgaven wordt de tegemoetkoming in de begeleidingskosten voor (leer)bedrijven afgetrokken. De subsidie voor leerlingenvervoer wordt buiten beschouwing gelaten bij de bepaling van de totale uitgaven aan onderwijs.
- Uitgaven aan onderwijsinstellingen
- De uitgaven van bedrijven en non-profit instellingen aan onderwijsinstellingen bestaan uit de uitgaven voor de begeleiding van duale leerlingen en stagiairs, het les- en collegegeld aan particuliere onderwijsinstellingen en de uitgaven aan contractonderzoek.
- Totaal aan onderwijsinstellingen
- De uitgaven van bedrijven en non-profit instellingen aan onderwijsinstellingen bestaan uit de uitgaven voor de begeleiding van duale leerlingen en stagiairs, het les- en collegegeld aan particuliere onderwijsinstellingen en de uitgaven aan contractonderzoek.
- Begeleiding duale leerlingen, stagiairs
- De uitgaven van bedrijven en non-profit instellingen voor de begeleiding van duale leerlingen en stagiairs tijdens het praktijkgedeelte van hun opleiding. Bij de duale trajecten gaat het om deelnemers aan vmbo-leerwerktrajecten, mbo-bbl en duale hbo-opleidingen. Bij stages gaat
het om deelnemers aan mbo-bol en hbo-voltijdopleidingen. De personeelskosten van de praktijkbegeleiders zorgen voor het grootste deel van de uitgaven. Daarnaast zijn er uitgaven voor les- en oefenmateriaal, de inrichting van werkplekken en de wervingsprocedure. De vergoedingen en salarissen voor leerlingen en studenten tellen niet mee in de begeleidingsuitgaven.
- Les- en collegegeld particul. onderwijs
- Les- en collegegeld particulier onderwijs.
De bijdragen van bedrijven en non-profit instellingen aan de opleidingskosten van werknemers die een werkgerelateerde opleiding volgen aan een particuliere onderwijsinstelling. Het gaat hierbij om erkende opleidingen van langer dan een half jaar die extern aan een particuliere onderwijsinstelling worden gevolgd door de werknemer.
- Contractonderzoek
- Bedrijven en non-profit instellingen laten onderzoek uitvoeren door onderwijsinstellingen in het hoger onderwijs. Voor de onderwijsinstellingen is contractonderzoek een commerciële activiteit die op aanvraag wordt uitgevoerd voor verschillende partijen, waaronder bedrijven.
- Buitenland
- De uitgaven van buitenlandse organisaties aan onderwijsinstellingen en de subsidies die de Europese Unie (EU) aan de Nederlandse overheid verstrekt voor projecten op het gebied van onderwijs.
- Uitgaven aan onderwijsinstellingen
- De uitgaven van buitenlandse organisaties aan onderwijsinstellingen bestaan uit de EU-middelen die direct aan onderwijsinstellingen worden verstrekt, de bijdragen van buitenlandse overheden aan internationale scholen in Nederland en de uitgaven aan contractonderzoek.
- Totaal aan onderwijsinstellingen
- De uitgaven van buitenlandse organisaties aan onderwijsinstellingen bestaan uit de EU-middelen die direct aan onderwijsinstellingen worden verstrekt, de bijdragen van buitenlandse overheden aan internationale scholen in Nederland en de uitgaven aan contractonderzoek.
- Internationale middelen
- Vanuit de Europese Unie krijgen Nederlandse onderwijsinstellingen subsidie vanuit het Lifelong Learning Programme (LLP; Leven Lang Leren Programma). De subsidie is bedoeld om internationale studentenmobiliteit in het hoger onderwijs, Europese samenwerking tussen middelbare scholen en uitwisseling van scholieren te bevorderen. Daarnaast geven buitenlandse overheden bijdragen aan internationale scholen in Nederland die onder hun nationaliteit opereren.
- Contractonderzoek
- Buitenlandse organisaties laten onderzoek uitvoeren door Nederlandse onderwijsinstellingen in het hoger onderwijs. Voor de onderwijsinstellingen is contractonderzoek een commerciële activiteit die op aanvraag wordt uitgevoerd voor verschillende partijen, waaronder buitenlandse organisaties.
- Indicatoren
- Een indicator is een getal dat een betrouwbare aanwijzing geeft voor de waarde van iets. Om de uitgaven aan onderwijs (inter)nationaal in een context te kunnen plaatsen, wordt gebruik gemaakt van de indicatoren uitgaven aan onderwijs, overheidsuitgaven aan onderwijs en uitgaven aan onderwijsinstellingen. De indicatoren worden uitgedrukt in % bbp, per hoofd van de bevolking, in % overheidsuitgaven of per deelnemer. De indicatoren zijn samengesteld op basis van bepalingen van het CBS en/of de OESO.
- Uitgaven aan onderwijsinstellingen
- Uitgaven aan onderwijsinstellingen (CBS/OESO).
De directe uitgaven van overheid, huishoudens, bedrijven, non-profit instellingen en organisaties in het buitenland aan onderwijsinstellingen. Alleen onderwijsinstellingen die regulier onderwijs geven zijn meegenomen. Dit zijn zowel door de overheid gesubsidieerde als particuliere onderwijsinstellingen. Deze indicator wordt door het CBS en de OESO op dezelfde manier samengesteld met die uitzondering dat het CBS de uitgaven aan het educatieve deel van de dagbesteding in peuterspeelzaal en kinderdagopvang niet meeneemt als uitgaven aan onderwijsinstellingen maar als overige uitgaven aan onderwijs. Hierdoor komen de cijfers voor het preprimair onderwijs hier wat lager uit dan in publicaties van de OESO.- Totaal aan onderwijsinstellingen
- Totaal uitgaven aan onderwijsinstellingen.
De directe uitgaven van overheid, huishoudens, bedrijven, non-profit instellingen en organisaties in het buitenland aan onderwijsinstellingen. Alleen onderwijsinstellingen die regulier onderwijs geven zijn meegenomen. Dit zijn zowel door de overheid gesubsidieerde als particuliere onderwijsinstellingen. Deze indicator wordt door het CBS en de OESO op dezelfde manier samengesteld met die uitzondering dat het CBS de uitgaven aan het educatieve deel van de dagbesteding in peuterspeelzaal en kinderdagopvang niet meeneemt als uitgaven aan onderwijsinstellingen maar als overige uitgaven aan onderwijs. Hierdoor komen de cijfers voor het preprimair onderwijs hier wat lager uit dan in publicaties van de OESO.
- Per deelnemer, inclusief R&D
- Per deelnemer, inclusief R&D (CBS/OESO). De uitgaven aan onderwijsinstellingen worden hier per deelnemer uitgedrukt, inclusief de uitgaven aan R&D in het hoger of tertiair onderwijs. De uitgaven aan R&D (Research and Development of onderzoek en ontwikkeling) bestaan hoofdzakelijk uit de lumpsum financiering die de universiteiten van de rijksoverheid ontvangen voor het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek. Het gaat hier om onderzoek dat vooral leidt tot nieuwe fundamentele inzichten en niet specifiek gericht is op bedrijfstechnische toepassingen. Hogescholen ontvangen een relatief klein bedrag aan (lumpsum) financiering voor het uitvoeren van praktijkonderzoek. Daarnaast zijn het uitgaven aan contractonderzoek dat door hogescholen en universiteiten wordt uitgevoerd.
Deze indicator wordt door het CBS en de OESO op dezelfde manier samengesteld met uitzondering van de cijfers over preprimair onderwijs. In tegenstelling tot de OESO neemt het CBS de uitgaven aan het educatieve deel van de dagbesteding in peuterspeelzaal en kinderdagopvang mee als overige uitgaven aan onderwijs en niet als uitgaven aan onderwijsinstellingen. CBS en OESO berekenen de uitgaven per deelnemer zowel inclusief als exclusief het exploitatiesaldo van de onderwijsinstellingen. Hier wordt de indicator inclusief exploitatiesaldo weergegeven.
- Per deelnemer, exclusief R&D
- Per deelnemer, exclusief R&D (CBS/OESO). De uitgaven aan onderwijsinstellingen worden hier per deelnemer uitgedrukt, exclusief de uitgaven aan R&D in het hoger of tertiair onderwijs. De uitgaven aan R&D (Research and Development of onderzoek en ontwikkeling) bestaan hoofdzakelijk uit de lumpsum financiering die de universiteiten van de rijksoverheid ontvangen voor het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek. Het gaat hier om onderzoek dat vooral leidt tot nieuwe fundamentele inzichten en niet specifiek gericht is op bedrijfstechnische toepassingen. Hogescholen ontvangen een relatief klein bedrag aan (lumpsum) financiering voor het uitvoeren van praktijkonderzoek. Daarnaast zijn het uitgaven aan contractonderzoek dat door hogescholen en universiteiten wordt uitgevoerd.
Deze indicator wordt door het CBS en de OESO op dezelfde manier samengesteld met uitzondering van de cijfers over preprimair onderwijs. In tegenstelling tot de OESO neemt het CBS de uitgaven aan het educatieve deel van de dagbesteding in peuterspeelzaal en kinderdagopvang mee als overige uitgaven aan onderwijs en niet als uitgaven aan onderwijsinstellingen. CBS en OESO berekenen de uitgaven per deelnemer zowel inclusief als exclusief het exploitatiesaldo van de onderwijsinstellingen. Hier wordt de indicator inclusief exploitatiesaldo weergegeven.