Bijstelling aandeel hernieuwbare energie 2020

Op het terrein van de kolengestookte elektriciteitscentrale van gdf-suez wordt een veld vol zonnepanelen geplaatst en vormt een energiecentrale die stroom opwekt.
© ANP
Op 10 december 2021 heeft het CBS op StatLine een bijgesteld cijfer gepubliceerd voor het aandeel hernieuwbare energie in 2020. Dit komt nu uit op 11,5 procent, hoger dan de 11,1 procent die het CBS in mei en juni 2021 heeft gepubliceerd. De bijstelling is groter dan verwacht op basis van voorgaande jaren.

Het bijgestelde cijfer wordt voor officiële rapportages van het CBS aan Eurostat geleverd en is van belang vanwege de EU Richtlijn Hernieuwbare Energie [1], met bindende doelstellingen per land voor het aandeel hernieuwbare energie voor 2020. Voor Nederland is dit doel 14 procent. Deze EU Richtlijn biedt landen de mogelijkheid om het aandeel hernieuwbare energie te vergroten via een zogenaamde statistische overdracht. Nederland heeft met Denemarken een afspraak voor een dergelijke statistische overdracht [2]. De hoeveelheid hernieuwbare energie is echter nog niet vastgesteld en formeel aangemeld bij de Europese Commissie, en daarom nog niet in het cijfers voor het aandeel hernieuwbare energie verwerkt.

De bijstelling van het cijfer over het aandeel hernieuwbare energie is een gevolg van het verwerken van nieuwe informatie en van extra analyses. Het aandeel hernieuwbare energie wordt berekend door het bruto eindverbruik van hernieuwbare energie te delen door het totale energieverbruik van Nederland. Zowel het verbruik van hernieuwbare energie (van 219,6 naar 223,0 PJ) als het totale energieverbruik (van 1 980 naar 1 944 PJ) zijn bijgesteld.

Voor de bijstelling van de hoeveelheid hernieuwbare energie waren in het bijzonder drie zaken van belang:
1. De productie van zonnestroom valt 8 procent hoger uit (2,2 PJ) . Dit is vooral het gevolg van nieuwe inzichten in het moment van in gebruik nemen van nieuwe zonnepanelen in 2020 op basis van de meest recente informatie uit registraties van zonnepanelen, en van extra analyses. In 2020 was het vooral het eerste deel van het jaar relatief zonnig, waardoor het moment van in gebruik nemen dit jaar veel invloed heeft op de berekende productie van zonnestroom. Daarnaast hebben de nieuwe gegevens ook geleid tot een bijstelling van het totale opgetelde vermogen van zonnepanelen eind 2020. Dat was eerst 10,7 GW en komt na bijstelling uit op 10,9 GW.
2. Het verbruik van hernieuwbare energie uit biomassaketels voor warmte voor bedrijven was na herberekening 0,8 PJ hoger, een gevolg van het beschikbaar komen van nieuwe informatie van CertiQ over de warmteproductie, en van aanvullende analyses op basis van data uit de Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE).
3. Het verbruik van hernieuwbare energie uit afvalverbrandingsinstallaties valt 0,3 PJ hoger uit vanwege het beschikbaar komen van informatie over het biogene aandeel van het verbrande afval. De oorspronkelijke aanname was 53 procent (gebaseerd op 2019 data), deze blijkt 54 procent te zijn voor 2020.

Het totale bruto eindverbruik aan energie over 2020 is af te leiden is uit (internationale) vragenlijsten over energiestatistieken zoals het CBS die elk jaar eind november opstuurt naar Eurostat, en uit de rekentool SHARES (Short Assessment of Renewable Energy Sources) van Eurostat. Voor het in december gepubliceerde, bijgestelde cijfer heeft het CBS het totale bruto eindverbruik overgenomen uit SHARES. In het voorjaar was dat nog niet mogelijk, omdat de data voor de internationale energiestatistieken nog niet volledig beschikbaar waren. Daarom heeft het CBS in het voorjaar een alternatieve, vereenvoudigde rekenwijze toegepast gebaseerd op de ontwikkeling van het finale energieverbruik van voorlopige cijfers uit de CBS Energiebalans. De nieuwe berekening via SHARES komt nu lager uit, vooral als gevolg van de meer verfijnde rekenmethode. Daarnaast heeft het CBS de methode voor het verwerken van de data van hoogovens aangepast, zodat deze meer in lijn liggen met de internationale voorschriften van Eurostat. Het gevolg is dat het totale bruto eindverbruik na bijstelling ruim 10 PJ lager uitkomt.