Jaaroverzicht 2020

Mondkapjesdraagster op Schiphol
© Hollandse Hoogte / Robin Utrecht
Dat 2020 een bijzonder jaar was, behoeft geen betoog. Dit is uiteraard ook terug te vinden in de CBS-statistieken; zelden vertoonden de grafieken van het CBS zulke scherpe omslagpunten. De gezondheidscrisis grijpt diep in op de samenleving en de economie. Dit jaaroverzicht geeft een overzicht van de ontwikkelingen in 2020, verdeeld over negen thema’s zoals in het dashboard ‘Welvaart in coronatijd’. Verder worden enkele voorlopige jaarontwikkelingen gepresenteerd: wat kunnen we concluderen als we alles wat tot dusverre weten over 2020 vergelijken met 2019?

1. Gezondheid

01 Sterfte13 duizend meer mensen gestorven in wk 1 t/m 51 dan verwacht13 duizend meer mensen gestorven in wk 1 t/m 51 dan verwacht

In de eerste 51 weken van 2020 overleden 162 duizend inwoners van Nederland, 13 duizend meer dan werd verwacht. Sinds de Tweede Wereldoorlog is een dergelijke stijging niet meer waargenomen. De verwachte sterfte is gebaseerd op eerdere jaren en demografische ontwikkelingen. Ligt het waargenomen aantal overledenen in een week hoger dan het verwachte aantal, dan spreekt men van oversterfte. Tijdens de eerste coronagolf van de coronapandemie in Nederland (week 11 tot en met week 19) bedroeg de oversterfte naar schatting bijna 9 duizend. De oversterfte tijdens de eerste dertien weken van de tweede golf (week 39 tot en met week 51) bedroeg 6,1 duizend. Ook in week 33 en 34 was er oversterfte, vanwege een hittegolf. Omdat er ook perioden van ondersterfte waren (minder overledenen dan verwacht) is de totale oversterfte van 13 duizend personen lager dan de som van de oversterfte in beide coronagolven. Van de overledenen waren 59 duizend personen Wlz-gebruikers (Wet langdurige zorg), 11 procent meer dan op grond van eerdere jaren werd verwacht.

Overledenen per week, 2020*
 OverledenVerwacht aantal overledenenVerwacht aantal overledenen (95%-interval)
1310332772908 – 3645
2336533112930 – 3692
3315733442945 – 3742
4304633923008 – 3776
5316334073027 – 3788
6319434012979 – 3823
7319934082916 – 3901
8295933872851 – 3922
9309833522805 – 3898
10310633152785 – 3845
11321932532756 – 3751
12361531742711 – 3637
13445931042703 – 3505
14508430242712 – 3337
15498029572719 – 3195
16430629152711 – 3120
17390728692677 – 3060
18337928412650 – 3032
19298628212633 – 3009
20277527942626 – 2962
21277127702620 – 2920
22272827532608 – 2898
23268227352591 – 2880
24269227372600 – 2875
25269427252594 – 2855
26266027172577 – 2857
27263927232544 – 2902
28261927192515 – 2923
29252827202507 – 2934
30267327072515 – 2900
31266826872492 – 2882
32264026822483 – 2881
33320926692481 – 2857
34285426632510 – 2815
35273226672526 – 2807
36269026762549 – 2804
37273926982564 – 2832
38271927292585 – 2873
39289127522618 – 2886
40299727862628 – 2943
41301928072655 – 2960
42321728392677 – 3001
43344828622661 – 3063
44367628892683 – 3095
45358729022692 – 3111
46356629322710 – 3155
47332429722742 – 3202
48339330122762 – 3263
49351230372742 – 3332
50358031002800 – 3399
51395931662830 – 3501
5232222871 – 3573
* Voorlopige cijfers. Week 51 is een schatting.

Vanwege de oversterfte in 2020 , én omdat er in 2019 sprake was van ondersterfte, stierven er (tot en met week 49) 9,4 procent meer mensen dan in 2019. De sterfte steeg in vergelijking met een jaar eerder procentueel gezien het sterkst bij mannen van 80 jaar of ouder (13,4 procent) en mannen van 65 tot 80 jaar (11,7 procent). Bij vrouwen in deze leeftijdscategorieën nam de sterfte toe met respectievelijk 8,6 en 7,6 procent.

De oversterfte is sterk gerelateerd aan de uitbraak van het coronavirus, maar niet alle oversterfte is er door veroorzaakt en omgekeerd maakte het virus ook nog slachtoffers in de periode van ondersterfte na de eerste golf. Tijdens de eerste golf van de corona-pandemie (van 2 maart tot en met 28 juni, week 10 t/m 26), overleden 10,1 duizend inwoners van Nederland bij wie vastgestelde of vermoedelijke COVID-19 de doodsoorzaak was. COVID-19 is de ziekte die veroorzaakt wordt door het nieuwe coronavirus, SARS-CoV-2. Er waren eind december 2020 nog geen gegevens bekend over de sterfte aan COVID-19 tijdens de (nog niet beëindigde) tweede golf van de pandemie.
Het ziekteverzuim lag in elk van de eerste drie kwartalen van 2020 iets hoger dan in de overeenkomstige kwartalen van 2019. Het gemiddelde verzuim in de eerste drie kwartalen van 2020 bedroeg 4,7 procent, 0,4 procentpunt meer dan in dezelfde periode een jaar eerder. Dit betekent dat 47 van elke duizend te werken dagen zijn verzuimd wegens ziekte. In de afgelopen vijf jaar steeg het ziekteverzuim vrijwel onafgebroken.

In het derde kwartaal van 2020 kwam het verzuim in gezondheidszorg en welzijn uit op 5,9 procent, tegen 5,3 procent een jaar eerder. Van alle bedrijfstakken kent gezondheidszorg en welzijn al sinds het tweede kwartaal van 2017 het hoogste verzuim. Binnen zorg en welzijn is het ziekteverzuim vooral in de verpleging, verzorging en thuiszorg hoog. In het derde kwartaal van 2020 lag het verzuim hier op 7,1 procent, in vergelijking met 6,3 procent een jaar eerder. (Binnen de branche is het verzuim het hoogst in verpleging en verzorging.) Het ziekteverzuim steeg in 2020 het sterkst bij huisartsen en gezondheidscentra, waar het verzuim lager ligt dan gemiddeld in de zorg- en welzijnssector. In het derde kwartaal van 2020 kwam dit uit op 5,5 procent, tegen 3,8 procent een jaar eerder.

2. Samenleving

01 Sterfte15,4% minder huwelijken en geregistreerde partnerschappen afgesloten in jan t/m okt t.o.v. overeenkomstige periode in 2019 15,4% minder huwelijken en geregistreerdeovereenkomstige periode in 2019partnerschappen afgesloten in jan t/m okt t.o.v.

Er werd in 2020 veel minder gehuwd dan in 2019: van januari tot en met oktober werden er 44 duizend huwelijken voltrokken, 13 duizend minder dan in diezelfde periode een jaar eerder. Dit is een daling van 23 procent. De daling was vooral groot in het voorjaar, in de zomer was het verschil met 2019 kleiner. De daling van het aantal huwelijken werd enigszins gecompenseerd door een toename van het aantal geregistreerde partnerschappen, afgezien van april en mei vonden er elke maand meer partnerregistraties plaats dan in de overeenkomstige maand van 2019. Overigens loopt het aantal partnerschappen al op sinds 2014, het is dus niet duidelijk of hier sprake is van een coronaeffect. In totaal vonden er van januari tot en met oktober bijna  partnerregistraties plaats, 1 500 meer dan een jaar eerder. Het aantal afgesloten huwelijken en partnerschappen samen daalde met 15,4 procent

Er vonden in januari tot en met oktober 24 duizend echtscheidingen plaats, 1 300 minder dan in de overeenkomstige periode in 2019. Het aantal echtscheidingen daalt al enkele jaren. Het aantal ontbindingen van geregistreerde partnerschappen steeg met iets meer dan 100 tot 2 400. Sommige huwelijken of partnerschappen worden ontbonden vanwege het overlijden van een van beide partners. Bij huwelijken is dit zelfs de belangrijkste reden voor een ontbinding. Van januari tot en met oktober nam het aantal huwelijksbeëindigingen om deze reden toe met 9 procent. Het totaal aantal ontbindingen van huwelijken en geregistreerde partnerschappen inclusief overlijden nam toe met 4,4 procent.

De coronacrisis is van grote invloed op de migratiestromen. Tot en met oktober waren er 185 duizend immigranten, 50 duizend minder dan in dezelfde periode een jaar eerder. Dit is een daling van meer dan een vijfde. Er waren 128 duizend emigranten, 8 duizend minder dan een jaar eerder. Ven januari tot en met oktober had Nederland een positief migratiesaldo van 58 duizend, 42 duizend minder dan in dezelfde maanden van 2019; dat is een afname van 41,8 procent. Dit is een trendbreuk: sinds 2013 heeft Nederland een oplopend (positief) migratiesaldo.
Ruim 11 duizend personen deden tot en met oktober een asielverzoek, 7 duizend minder dan een jaar eerder. Ook de veel kleinere groep nareizigers nam af. Het aantal eerste asielaanvragers en nareizigers samen lag in deze periode ruim een derde lager dan in 2019.

3. Veiligheid

03 Misdaad0,5 procent minder misdaad geregistreerd in jan t/m nov t.o.v. overeenkomstige periode in 20190,5 procent minder misdaad geregistreerd in jan t/m nov t.o.v. overeenkomstige periode in 2019

Zowel in de periode van de eerste lockdown vanaf half maart als van de tweede lockdown vanaf half oktober, ging de geregistreerde misdaad omlaag. Het rustigst was het in april. Toen werden er 14 procent minder misdrijven geregistreerd dan een jaar eerder. In de maanden buiten de lockdown werden er juist iets meer misdrijven gemeld. Van januari tot en met november werden er 730 duizend misdrijven geregistreerd, een half procent minder dan in 2019. 

Het aantal woninginbraken daalde bij de eerste lockdown in maart en was vanaf dat moment permanent lager dan in 2019. Van januari tot en met november waren er 27,5 duizend woninginbraken, een vijfde minder dan in 2019.

Geregistreerde overlast
jaarmaandGeregistreerde overlast (x 1 000)
2017januari23,672
2017februari22,594
2017maart26,254
2017april29,219
2017mei33,162
2017juni36,740
2017juli37,994
2017augustus34,489
2017september28,912
2017oktober28,774
2017november23,989
2017december25,492
2018januari23,999
2018februari20,784
2018maart24,078
2018april29,526
2018mei34,357
2018juni35,126
2018juli39,309
2018augustus34,308
2018september29,816
2018oktober29,045
2018november23,987
2018december25,693
2019januari25,465
2019februari24,186
2019maart27,195
2019april30,653
2019mei31,804
2019juni37,038
2019juli38,790
2019augustus39,960
2019september31,277
2019oktober29,241
2019november26,915
2019december27,300
2020januari27,705
2020februari25,418
2020maart35,619
2020april50,458
2020mei51,803
2020juni52,627

De geregistreerde overlast lag in januari en februari al iets boven het niveau van 2019, en steeg fors bij de eerste lockdown in maart. In het eerste halfjaar van 2020 waren er bijna 245 duizend gevallen van geregistreerde overlast, bijna 40 procent meer dan het jaar ervoor. 

4. Economie

04 Bbp4,1% krimp bbp in eerste t/m derde kwartaal t.o.v. overeenkomstige periode in 20194,1% krimp bbp in eerste t/m derde kwartaalt.o.v. overeenkomstige periode in 2019
 

Vanwege beperkingen in de luchtvaart, de toerismebranche en de eerste lockdown vanaf 16 maart kwam de economie al in het eerste kwartaal in de problemen. Voor het eerst in zes jaar tijd kromp het bruto binnenlands product. Ten opzichte van een jaar eerder bedroeg de krimp in het eerste kwartaal 0,2 procent (gecorrigeerd voor werkdagen). De economie kromp pas echt fors in het tweede kwartaal: toen bedroeg de economische krimp 9,4 procent. In het derde kwartaal volgde een fors herstel. Hierdoor bleef de krimp ten opzichte van een jaar eerder beperkt tot 2,5 procent.

Bestedingen naar categorie, eerste 3 kwartalen 2020
bestedingscategorieverandering (% volumemutatie t.o.v. dezelfde kwartalen een jaar eerder)
Consumptie huishoudens-6,4
Uitvoer goederen en diensten-4,6
Investeringen in vaste activa-3,5
Consumptie overheid-0,5
Invoer goederen en diensten-4,7
Bruto binnenlands product-4,1

In de eerste drie kwartalen van 2020 samen kromp het bbp met 4,1 procent in vergelijking met de eerste drie kwartalen van 2019. De krimp werd vooral veroorzaakt door de sterk teruggelopen consumptie door huishoudens (6,4 procent). Ook de afname van de investeringen met 3,5 procent droeg hier aan bij. Verder kromp de uitvoer met 4,6 procent, maar doordat de invoer met 4,7 procent kromp, bleef het handelssaldo redelijke overeind. De cijfers over het vierde kwartaal volgen half februari. De bedrijvigheid van op fysiek contact gerichte ondernemingen wordt in het vierde kwartaal gehinderd door de gedeeltelijke lockdown sinds 14 oktober en de verzwaring sinds 15 december.

Dat de coronacrisis selectief bedrijfstakken selectief treft, is goed te zien aan de ontwikkeling per bedrijfstak. De bedrijfstakken die zich geconfronteerd zagen en zien met een lockdown zijn veruit het sterkst getroffen: allereerst de horeca (33 procent krimp), gevolgd door de cultuur en overige dienstverlening (23 procent krimp). (Ook de delfstoffenwinning kromp, maar dit hangt samen met het verder dichtdraaien van de aardgaskraan.) De reisbeperkingen worden weerspiegeld in de krimp van vervoer en opslag (waaronder de luchtvaart), de verhuur en overige zakelijke diensten. De reisbranche en tevens de uitzendbranche, die ook is gekrompen, vallen beide onder laatstgenoemde bedrijfstak. Ook de zorg kende een corona-gerelateerde krimp. De sector is weliswaar zwaar belast, maar de intensieve bestrijding van COVID-19 verdrong de reguliere behandelingen. De overige bedrijfstakken kenden een veel lichtere krimp of een bescheiden groei.

Toegevoegde waarde bedrijfstakken, eerste drie kwartalen van 2020
bedrijfstakverandering (% volumemutatie t.o.v. dezelfde kwartalen in 2020)
Horeca-33,3
Delfstoffenwinning-23,6
Cultuur, recreatie, overige diensten-22,6
Vervoer en opslag-16,4
Verhuur en overige zakelijke diensten-15,4
Gezondheids- en welzijnszorg-7,1
Onderwijs-3,8
Industrie-3,6
Handel-2,0
Informatie en communicatie-0,8
Waterbedrijven en afvalbeheer-0,6
Bouwnijverheid-0,4
Financiële dienstverlening0,4
Specialistische zakelijke diensten0,9
Landbouw, bosbouw en visserij1,5
Verhuur en handel van onroerend goed2,3
Openbaar bestuur en overheidsdiensten2,5
Energievoorziening2,6

Het producentenvertrouwen van de industrie kreeg half maart een grote knauw. In twee maanden zakte dit van +4 naar -29. Na jarenlang positief te zijn geweest, had de negatieve stemming met name vanaf april de overhand. Na mei veerde het op. In september en oktober stagneerde het, maar de groei werd hierna weer opgepakt, om in december bijna positief te eindigen (-0,4). Het gemiddelde producentenvertrouwen in de maanden januari tot en met december kwam uit op -7,6, tegen 4,4 in dezelfde maanden een jaar eerder.

Ook het consumentenvertrouwen is gekelderd. Dit lag in 2019 al wat lager dan in de jaren daarvoor, iets onder de nullijn. Van mei tot en met oktober lag het rond de -30, een stuk lager dus dan in 2019. Daarna steeg het, tot -20 in december. Het gemiddelde consumentenvertrouwen in de maanden januari tot en met december kwam uit op -20,5, tegen -1,4 in dezelfde maanden een jaar eerder.
Van het consumentenvertrouwen wordt elk kwartaal ook bepaald hoe de verdeling is over een aantal groepen. In tegenstelling tot de cijfers hierboven worden deze niet gecorrigeerd voor seizoeninvloeden. Het vertrouwen is normaal gesproken het hoogst onder mannen, 15- tot 35-jarigen, hoogopgeleiden en de werkzame beroepsbevolking. Met uitzondering van mannen is het vertrouwen juist onder deze groepen in 2020 het sterkst gedaald. Of het vertrouwen daarmee ook het meest is gedaald onder hoogopgeleide, werkende, 15- tot 35-jarige vrouwen, is niet onderzocht. De daling onder mannen in het vierde kwartaal van 2020 ten opzichte van het vierde kwartaal van 2019 was even groot als die onder vrouwen.

Consumentenvertrouwen
categorie2020 4e kwartaal (gemiddelde van de deelvragen)2019 4e kwartaal (gemiddelde van de deelvragen)
Totaal-27-4
Arbeidspositie
Niet-werkzaam, geen pensioen-34-20
Niet-werkzaam, met pensioen-32-18
Werkzame beroepsbevolking-220
Onderwijsniveau
Hoogopgeleid-209
Middelbaar opgeleid-28-5
Laagopgeleid-33-15
Leeftijd
75 jaar of ouder-33-20
65 tot 75 jaar-32-20
55 tot 65 jaar-30-8
45 tot 55 jaar-28-1
35 tot 45 jaar-245
15 tot 35 jaar-1812
Geslacht
Vrouwen-29-6
Mannen-24-1

Om bedrijven en huishoudens bij te staan heeft de overheid tal van steunmaatregelen in het leven geroepen. Dit had grote gevolgen voor de overheidsfinanciën. De overheid gaf tot en met het derde kwartaal 27 miljard euro meer uit dan zij ontving. (In het eerste kwartaal was het saldo nog +9 miljard.) De steunmaatregelen kostten tot en met het derde kwartaal ongeveer 20 miljard euro. Aan de vooravond van de coronacrisis voldeed Nederland ruimschoots aan de EMU-normen: de overheid had een begrotingsoverschot en de schuld van de overheid bedroeg minder dan 50 procent van het bbp. In het derde kwartaal van 2020 was de het overschot omgeslagen in een tekort van 3,1 procent van het bbp en was de schuld opgelopen tot 55 procent van het bbp.
Mogelijk samenhangend met de overheidssteun is het aantal faillissementen beduidend lager dan in 2019. Tot en met week 51 werden er 3 100 faillissementen van bedrijven en instellingen (inclusief eenmanszaken) uitgesproken, bijna 600 minder dan in de overeenkomstige periode van 2019. Dit is een afname van ruim 15 procent.

5. Arbeid en vrije tijd

05 Nettoarbeidsparticipatie0,4%-punt afname nettoarbeidsparticipatie in jan t/m nov t.o.v. overeenkomstige periode in 20190,4%-punt afname nettoarbeidsparticipatie in jan t/m nov t.o.v. overeenkomstige periode in 2019
 

De werkzame beroepsbevolking groeide sinds het voorjaar van 2014. Vanaf maart 2020 nam de beroepsbevolking drie maanden lang af. Met name in april was de afname sterk. In juni was er een flink herstel, dat een maand later afvlakte maar in oktober weer aantrok. Gemiddeld over de maanden januari tot en met november telde de werkzame beroepsbevolking vrijwel evenveel personen als in dezelfde periode een jaar eerder. Doordat de bevolking van 15 tot 75 jaar groeide, daalde de nettoarbeidsparticipatie in de maanden januari tot en met november iets ten opzichte van een jaar eerder, van 68,8 in 2019 naar 68,4 procent in 2020. In de jaren 2014 tot en met 2019 steeg de nettoarbeidsparticipatie.

De nettoarbeidsparticipatie daalde in het derde kwartaal in vergelijking met een jaar eerder het meest onder jonge mannen (15 tot 24 jaar), gevolgd door jonge vrouwen. Bij jonge mannen liep de participatie in het derde kwartaal terug met 5 procentpunt ten opzichte van een jaar eerder, bij jonge vrouwen met iets meer dan 3 procentpunt. Van de drie categorieën wat betreft migratieachtergrond daalde de nettoarbeidsparticipatie het meest onder personen met een westerse migratieachtergrond.

Nettoarbeidsparticipatie
 2020 3e kwartaal (% van de bevolking van 15 tot 75 jaar)2019 3e kwartaal (% van de bevolking van 15 tot 75 jaar)
Totaal68,269,0
Migratieachtergrond
Niet-westerse61,062,1
Westerse66,468,4
Nederlandse69,770,2
Vrouwen
65 tot 75 jaar9,78,9
55 tot 65 jaar62,661,3
45 tot 55 jaar79,380,1
25 tot 35 jaar83,183,6
15 tot 25 jaar63,967,0
Mannen
65 tot 75 jaar18,819,1
55 tot 65 jaar79,678,3
45 tot 55 jaar89,389,3
25 tot 35 jaar87,988,1
15 tot 25 jaar60,465,4

Van maart tot en met augustus steeg het aantal werklozen met ruim 150 duizend. Van september tot en met november daalde de werkloosheid met bijna 50 duizend. Van januari tot en met november kwam de werkloosheid gemiddeld uit op 3,8 procent van de beroepsbevolking. In de overeenkomstige maanden van 2019 was de werkloosheid gemiddeld 3,4 procent. Dit betekent een omslagpunt: in de jaren 2014 tot en met 2019 daalde de werkloosheid vrijwel voortdurend.

Een sterke illustratie van de coronacrisis vormt het aantal overnachtingen in Nederlandse logiesaccommodaties. Van maart tot en met juni lag dit veel lager dan een jaar eerder. Zowel Nederlanders als buitenlanders boekten veel minder overnachtingen bij Nederlandse logiesaccommodaties dan een jaar eerder. In de maanden juli en augustus kwamen de Nederlanders massaal terug en overnachtten zij zelfs vaker in Nederlandse accommodaties dan een jaar eerder. De buitenlanders bleven ook in deze maanden grotendeels weg. Van januari tot en met oktober bedroeg het aantal overnachtingen door buitenlandse gasten minder dan de helft van dat in deze periode in 2019. Het aantal overnachtingen door Nederlandse nam af met 8 procent. In totaal nam het aantal overnachtingen in Nederlandse logiesaccommodaties af met ruim een kwart.

6. Materiële welvaart

06 Huishoudens6,4% krimp consumptie door huishoudens in eerste t/m derde kwartaal t.o.v. overeenkomstige periode in 20196,4% krimp consumptie door huishoudens in eerste t/m derde kwartaal t.o.v. overeenkomstige periode in 2019

De consumptie door huishoudens was vanaf maart lager dan een jaar eerder. Met name in april en mei was de krimp ten opzichte van 2019 sterk. Van het eerste tot en met het derde kwartaal bedroeg de gemiddelde krimp ten opzichte van het voorafgaande jaar 6,4 procent. (De krimp in oktober viel hier vrijwel mee samen.) Dit is een ongekend sterke krimp. Zelfs in de 2009, tijdens de kredietcrisis, bedroeg de krimp niet meer dan 2,0 procent. Van 2014 tot en met 2019 groeide de consumptie. 

Consumptie door huishoudens (prijzen 2015)
   Consumptie door huishoudens (prijzen 2015) (2007-I=100)
20071e kwartaal100,0
20072e kwartaal100,3
20073e kwartaal101,1
20074e kwartaal102,0
20081e kwartaal101,4
20082e kwartaal102,0
20083e kwartaal101,9
20084e kwartaal101,8
20091e kwartaal100,2
20092e kwartaal99,7
20093e kwartaal99,8
20094e kwartaal99,8
20101e kwartaal99,6
20102e kwartaal99,7
20103e kwartaal99,9
20104e kwartaal100,6
20111e kwartaal100,3
20112e kwartaal100,3
20113e kwartaal99,9
20114e kwartaal99,6
20121e kwartaal99,9
20122e kwartaal99,2
20123e kwartaal98,8
20124e kwartaal97,5
20131e kwartaal97,6
20132e kwartaal97,6
20133e kwartaal98,0
20134e kwartaal98,4
20141e kwartaal97,8
20142e kwartaal98,1
20143e kwartaal98,1
20144e kwartaal99,2
20151e kwartaal99,8
20152e kwartaal100,4
20153e kwartaal100,3
20154e kwartaal100,5
20161e kwartaal100,7
20162e kwartaal100,6
20163e kwartaal101,5
20164e kwartaal102,7
20171e kwartaal102,4
20172e kwartaal103,3
20173e kwartaal104,3
20174e kwartaal104,2
2018*1e kwartaal105,4
2018*2e kwartaal105,7
2018*3e kwartaal105,9
2018*4e kwartaal106,1
2019*1e kwartaal106,6
2019*2e kwartaal107,2
2019*3e kwartaal107,4
2019*4e kwartaal108,2
2020*1e kwartaal105,4
2020*2e kwartaal93,4
2020*3e kwartaal101,7
*voorlopige cijfers

Het reëel beschikbaar inkomen van huishoudens groeide in de eerste twee kwartalen van 2020 wel. In het tweede kwartaal van 2020 steeg het beschikbaar inkomen 1,0 procent ten opzichte van een jaar eerder. De stijging is iets lager dan in de voorgaande kwartalen, maar de afname van de inkomensgroei zette in het derde kwartaal van 2019 al in en hoeft dus niet gerelateerd te zijn aan de coronacrisis. In het derde kwartaal van 2020 steeg het beschikbaar inkomen 1,9 procent ten opzichte van een jaar eerder. Het reëel beschikbaar inkomen reageert doorgaans met vertraging op omslagpunten in de conjunctuur. In het tweede kwartaal van 2020 bedroegen de vrije besparingen van huishoudens, het verschil tussen de huishoudensinkomens en de huishoudensconsumptie, bijna 36 miljard euro. Een dergelijk hoog bedrag is in dit millennium nog niet voorgekomen. De aanschaf van een eigen woning en grote werkzaamheden hieraan, zoals verbouwingen en buitenschilderwerk, vallen niet onder de consumptie maar onder investeringen.

De bijstand geeft een minimum inkomen aan huishoudens met onvoldoende inkomen en eigen vermogen. Daarmee is het aantal bijstandsuitkeringen een maat voor het aantal personen dat er qua materiële welvaart slecht voorstaat. Een (echt)paar met bijstand telt als twee personen. Doorgaans reageert het aantal bijstandsuitkeringen (aan personen tot de AOW-leeftijd) traag op conjuncturele ontwikkelingen. Het aantal personen met een bijstandsuitkering daalde vanaf het voorjaar van 2017 tot het eind van 2019. Daarna was dit een paar maanden min of meer stabiel, maar tijdens de eerste lockdown vanaf half maart liep het weer op, waardoor er eind juni bijna 15 duizend meer personen met een bijstandsuitkering waren dan eind februari. Sinds juni daalde het aantal weer, waarbij opgemerkt moet worden dat het aantal bijstandsgerechtigden aan het einde van de zomer altijd wat afneemt. In de maanden januari tot en met september werden er gemiddeld maandelijks 423 duizend bijstandsuitkeringen verstrekt, 3 duizend minder dan in de overeenkomstige periode een jaar eerder. Dit is een daling van 0,7 procent.

7. Woningmarkt

07 Koopwoningen7,7% stijging prijzen bestaande koopwoningen in jan t/m nov t.o.v. overeenkomstige periode in 20197,7% stijging prijzen bestaande koopwoningen injan t/m nov t.o.v. overeenkomstige periode in 2019
 

De woningmarkt lijkt zich ongehinderd door de crisis te bewegen, in elk geval op macroniveau. Van januari tot en met november werden er ruim 206 duizend bestaande koopwoningen verkocht, 5,5 procent meer dan een jaar eerder. Het aantal transacties ligt al vanaf 2016 op een zeer hoog niveau: meer dan 200 duizend per jaar. De prijzen van bestaande koopwoningen waren 7,7 procent hoger dan een jaar eerder. Deze prijsstijging is in lijn met die in voorafgaande jaren.

8. Mobiliteit

08 Vliegpassagiers70,5% minder vliegpassagiers in jan t/m nov t.o.v. overeenkomstige periode in 201970,5% minder vliegpassagiers in jan t/m novt.o.v. overeenkomstige periode in 2019

Het vliegverkeer werd nog sterker dan de logiesaccommodaties beïnvloed door de coronacrisis. Het vliegverkeer nam in maart al sterk af en lag in april vrijwel stil. Er waren toen 134 duizend passagiers, tegen 6,9 miljoen een jaar eerder. Het nam hierna wel toe, maar werd nooit meer dan een derde van dat een jaar eerder Van januari tot en met november waren er 70 procent minder vliegpassagiers op Nederlandse luchthavens in vergelijking met een jaar eerder: in totaal waren er in deze periode iets meer dan 22 miljoen passagiers.

Passagiers op luchthavens van nationaal belang
jaarmaandpassagiers (x mln)
2015oktober5,94
2015november4,70
2015december4,66
2016januari4,49
2016februari4,51
2016maart5,25
2016april5,84
2016mei6,41
2016juni6,20
2016juli7,08
2016augustus7,12
2016september6,57
2016oktober6,45
2016november5,16
2016december5,21
2017januari5,02
2017februari4,79
2017maart5,72
2017april6,53
2017mei6,99
2017juni6,90
2017juli7,53
2017augustus7,61
2017september7,04
2017oktober6,98
2017november5,66
2017december5,44
2018januari5,41
2018februari5,24
2018maart6,15
2018april6,73
2018mei7,26
2018juni7,23
2018juli7,69
2018augustus7,79
2018september7,29
2018oktober7,26
2018november5,80
2018december5,74
2019januari5,50
2019februari5,35
2019maart6,27
2019april6,93
2019mei7,40
2019juni7,47
2019juli7,73
2019augustus7,86
2019september7,49
2019oktober7,35
2019november5,89
2019december5,94
2020januari5,60
2020februari5,28
2020maart2,77
2020april0,13
2020mei0,22
2020juni0,53
2020juli1,69
2020augustus2,24
2020september1,55
2020oktober1,30
2020november0,97

Er werd in 2020 ook veel minder met het openbaar vervoer gereisd dan een jaar eerder. Vooral in april en mei was het aantal reizen met het openbaar vervoer laag. Er werd toen wekelijks niet meer dan 5 miljoen keer ingecheckt, waar dat normaal gesproken meer dan 25 miljoen keer gebeurt. Aan het einde van de zomer leek de deelname aan het openbaar vervoer weer terug te veren naar gebruikelijke niveaus, dat in de zomer overigens altijd wat lager is dan in de andere seizoenen. De gebruikelijke stijging na de zomer bleef echter uit, zodat het totaal aantal reizen ver verwijderd bleef van dat in 2019. Tot aan week 50 werd maar half zo vaak ingecheckt als in 2019.

Wegverkeer inclusief vracht
weeknummerDoordeweeks (2019=100)Weekends (2019=100)
183101
299102
3100102
4104106
5102103
69988
79790
89987
994105
109899
119167
126038
135133
145233
155235
164739
175853
185649
196157
206657
216461
227862
237370
248173
258182
268481
278684
288689
298995
309395
319391
329190
338891
349084
359086
369292
379092
389289
398974
408875
418276
428170
437968
447766
457868
467969
478172
488275
498373
508272
517663

Ook het wegverkeer is tijdens de coronacrisis afgenomen. Vanaf half maart daalde het wegverkeer (inclusief vracht) tot een laagste niveau begin april. Het verkeer lag toen doordeweeks op ongeveer de helft van het niveau in 2019 en in het weekend op een derde. Hierna veerde het terug tot iets minder dan normaal in juli. Eind september begon het wegververkeer ten opzichte van een jaar eerder af te nemen. Tot en met week 51 lag het verkeer doordeweeks op gemiddeld 82 procent van dat in 2019. In de weekenden was dit 76 procent. Dit wordt vrijwel volledig veroorzaakt door afname van het personenverkeer. Het vrachtverkeer kende van maart tot en met juni extreme schommelingen, waarbij het soms drukker was dan een jaar eerder. Vanaf de zomer is echter weinig verschil meer met 2019. Gemiddeld lag het vrachtverkeer tot en met week 51 doordeweeks op vrijwel hetzelfde niveau als een jaar eerder, en in de weekends bijna 10 procent lager.

9. Milieu

09 Motorbrandstoffen6,0% minder afzet motorbrandstoffen in jan t/m sep t.o.v. overeenkomstige periode in 20196,0% minder afzet motorbrandstoffen injan t/m sep t.o.v. overeenkomstige periode in 2019

De uitstoot van CO2 lag met name in het tweede kwartaal veel lager dan een jaar eerder: 21,1 procent (niet gecorrigeerd voor weersinvloeden). Deze daling was een gevolg van verminderde activiteiten door de coronacrisis en door de sterk gedaalde inzet van de kolencentrales. Deze sterk gedaalde inzet heeft behalve een iets lagere vraag naar elektriciteit door de coronacrisis te maken met een reeks van factoren zoals storing bij of sluiting van centrales, concurrentie met aardgascentrales vanwege de lage gasprijs en de hoge prijs voor CO2-emissierechten en sterk toegenomen productie van hernieuwbare elektriciteit. Ook in het derde kwartaal was er een afname, van -4,5 procent ten opzichte van een jaar eerder. Dit geldt althans wanneer de ontwikkeling berekend wordt volgens de nationale rekeningen. Volgens de IPCC-voorschriften was de CO2-uitstoot in het derde kwartaal dezelfde als een jaar eerder. Dit komt omdat de internationale luchtvaart hierbij niet meetelt. Volgens de IPCC-conforme cijfers daalde de uitstoot in het tweede kwartaal met 15 procent. De uitstootcijfers volgens de IPCC zijn leidend voor tal van internationale afspraken en voor het Urgenda-doel.

In lijn met de afname van de mobiliteit is in 2020 ook de afzet van motorbrandstoffen gedaald, en daarmee ook de uitstoot van CO2, fijnstof en NOx. Uitgedrukt in energiewaarde bedroeg de afname van januari tot en met september 6 procent ten opzichte van een jaar eerder. De afname van de afzet van kerosine aan de internationale luchtvaart bedroeg 45 procent. Het wegverkeer nam 12 procent minder brandstof (benzine en diesel) af. De internationale scheepvaart nam juist 15 procent meer brandstof (stookolie) af dan in 2019.

Afzet motorbrandstoffen in energiewaarde
jaarmaandafzet motorbrandstoffen (petajoule)
2015september99,0
2015oktober99,4
2015november94,2
2015december96,3
2016januari90,5
2016februari87,8
2016maart95,6
2016april92,3
2016mei97,6
2016juni97,2
2016juli96,9
2016augustus95,3
2016september95,4
2016oktober96,1
2016november90,9
2016december90,0
2017januari90,6
2017februari83,4
2017maart97,7
2017april95,0
2017mei99,2
2017juni97,1
2017juli95,4
2017augustus93,8
2017september96,0
2017oktober97,5
2017november93,9
2017december92,8
2018januari91,4
2018februari85,7
2018maart95,4
2018april90,7
2018mei99,1
2018juni95,4
2018juli105,3
2018augustus96,4
2018september93,2
2018oktober92,9
2018november90,0
2018december86,6
2019januari88,2
2019februari89,1
2019maart96,3
2019april94,6
2019mei93,8
2019juni84,4
2019juli91,2
2019augustus89,8
2019september89,2
2019oktober98,1
2019november100,6
2019december92,2
2020januari96,7
2020februari87,3
2020maart87,2
2020april73,7
2020mei80,5
2020juni80,9
2020juli87,3
2020augustus84,3
2020september90,0

Actuele cijfers van de meeste voor dit jaaroverzicht gebruikte indicatoren zijn te vinden in het dashboard Welvaart in coronatijd.