Mineralen in de landbouw, 1970-2010*

De Nederlandse landbouw heeft al jaren te maken met grote mineralenoverschotten. Deze vinden hun oorsprong in het grootschalig gebruik van kunstmest en (grotendeels geïmporteerde) veevoedergrondstoffen. Hiermee worden veel meer mineralen op landbouwgrond aangevoerd dan er met landbouwproducten worden afgevoerd. Met name de stikstof- en fosforoverschotten uit de landbouw dragen in belangrijke mate bij aan de vermesting en verzuring van het milieu.

In 2009 bedroegen de mineralenoverschotten in de landbouw 375 mln kg stikstof, 14 mln kg fosfor en 40 mln kg kalium. Dit is een sterke daling ten opzichte van het topjaar 1986: van stikstof met 54 procent, van fosfor met 86 procent en van kalium met 80 procent. Het CBS heeft voor diverse jaren de stikstof-, fosfor- en kaliumoverschotten in de landbouw vastgesteld en gepubliceerd. De methodiek is beschreven in de publicatie 'Mineralen in de landbouw, 1970-1990' (CBS, 1992).   

Mineralenoverschotten en beleid sinds 1970

De overschotten in 2009 bedroegen 351-375 mln kg stikstof, 12-14 mln kg fosfor en 40-41 mln kg kalium. Dit is een daling ten opzichte van een jaar eerder: van stikstof met 3-4 procent, van fosfor met ruim 35 procent en van kalium met circa 25 procent. Er werden minder mineralen aangevoerd met zowel dierlijke mest als kunstmest. Met dierlijke mest werd 4 procent minder stikstof aangevoerd, 5 procent minder fosfor en 2 procent minder kalium. De afname met kunstmest was het sterkst bij fosfor; met kunstmeststoffen werd 67 procent minder fosfor aangevoerd, 38 procent minder kalium en 5 procent minder stikstof. Bovendien werden er minder mineralen afgevoerd met gewassen. De afvoer van stikstof daalde met 3 procent, fosfor met 7 procent en kalium met 2 procent.

In 2010 (voorlopige cijfers) stijgen de overschotten opnieuw sinds de gestage daling vanaf het jaar 2006. Ten opzichte van 2009 is de aanvoer (met dierlijke mest) iets hoger maar de afvoer met gewassen iets lager, waardoor het stikstofoverschot toeneemt met 4 procent, het fosforoverschot met 33 procent en het kaliumoverschot met 24 procent.

NB: Een eerste indicatie van het kunstmestgebruik in 2010 geeft aan dat de overschotten in 2010 waarschijnlijk verder zullen stijgen dan nu berekend is.

Ontwikkeling van de overschotten, 1983-2010*

2011-mineralenoverschotten-2010

De mineralenoverschotten in de landbouw stegen tot 1986 door de toegenomen omvang van de veestapel. Daarna kwam een daling tot stand door de invoering van wettelijke maatregelen zoals de Beschikking Superheffing (1984) en de Mestwetgeving. De Superheffing leidde tot een sterke daling van het aantal runderen. Ook zijn de mineralengehalten van krachtvoer, vooral de fosforgehalten, gedaald. Verder is het gebruik van stikstofmeststoffen aanzienlijk afgenomen in de periode 1986 tot 1990. Daarna (tot 1999) is het stikstofgebruik en daarmee het overschot echter nauwelijks afgenomen. Dit komt doordat het mestbeleid nog vooral gericht was op het terugdringen van het fosfaatgebruik. Vanaf 1998 richt het mestbeleid zich ook op stikstof (Nitraatrichtlijn (EU, 1991); MINAS (LNV, 1995)), waarbij er normen gesteld zijn aan de stikstofbelasting van landbouwgrond om zo ook de uitspoeling van nitraat naar het grondwater en oppervlaktewater te beperken en de kwaliteit van het drinkwater veilig te stellen.

MINAS, 1998-2005

Na de introductie van het ‘Mineralen Aangifte Systeem’ (MINAS) kwam de daling van het stikstofoverschot weer op gang en zijn de overschotten van fosfor en kalium verder omlaag gegaan. De jaren 2003 en 2005 vormen een uitzondering op de dalende trend. In deze jaren zijn de overschotten hoger dan in het jaar ervoor door vooral tegenvallende gewasopbrengsten. Hierdoor zijn er met het gewas minder mineralen afgevoerd. Bovendien zijn in 2005 met meststoffen meer mineralen aangevoerd dan in 2004. Ten opzichte van 1997 daalde het overschot in 2005 van zowel stikstof als van fosfor met 28 procent en van kalium met 19 procent. Ten opzichte van 1986 bedroeg de daling in 2005 voor stikstof 45 procent, voor fosfor 59 procent en voor kalium 55 procent.

Mestbeleid per 1 januari 2006:

Per 1 januari 2006 is MINAS vervangen door nieuw Mestbeleid waarbij er gebruiksnormen voor stikstof en fosfor gelden in plaats van de verliesnormen in het MINAS-systeem. Na de stijging in 2005 dalen de overschotten weer gestaag ten opzichte van 2006. Vooral de aanvoer met kunstmeststoffen is na 2006 weer fors gedaald (in 2009 een afname van 21 procent stikstof, circa 80 procent fosfor en 57 procent kalium) terwijl de afvoer met gewassen nagenoeg gelijk bleef of zelfs iets steeg. Hierdoor zijn de overschotten in 2009 fors gedaald ten opzichte van 2006 (stikstof met 16 procent, fosfor met 68 procent en kalium met 47 procent). Deze daling wordt teniet gedaan door een stijging in 2010 (voorlopige cijfers).

Het mineralenoverschot wordt bepaald door de aan- en afvoer van mineralen. De afvoer met gewassen is behalve van de mate van bemesting en grondsoort ook afhankelijk van de weersomstandigheden. Jaarlijks kunnen de gewasopbrengsten door veranderde weersomstandigheden sterk van elkaar afwijken met als gevolg schommelingen in de overschotten. In 2009 bedroegen de overschotten circa 15-55 procent van de totale aanvoer van mineralen: voor fosfor 16 procent, voor kalium 23 procent en voor stikstof 52 procent. Dit komt overeen met een benutting van 84 procent fosfor, 77 procent kalium en 48 procent stikstof: een flinke verbetering sinds de invoering van MINAS. In 1997 bedroeg de benutting van fosfor 48 procent, van kalium 46 procent en van stikstof 31 procent en in 1990 respectievelijk 36 procent, 39 procent en 25 procent.

Norma Fong

Bron: Mineralenbalans Nederlandse landbouw, 1970-2010*

Meer informatie is beschikbaar over:

• Stroomschema’s stikstof, fosfor en kalium 2006-2009
• Sectorbalansen 1990-2009
• Bodembalansen 1990-2010*
• Referenties