Akkerbouw doet landbouwinkomen het meest stijgen

Het inkomen van de landbouw is in 2006 tot 9,5 miljard euro gestegen. Dit is een toename van 7 procent ten opzichte van 2005. Sinds 1997 groeide het landbouwinkomen niet meer zo hard. Akkerbouwers zagen hun inkomen met een derde toenemen. Bij tuinders en veehouders steeg het inkomen met bijna 4 en 3 procent. De groei van het landbouwinkomen in Nederland was in 2006 hoger dan in de meeste andere EU-lidstaten.

Reëel landbouwinkomen, 1987-2006

reeel landbouwinkomen

Hogere prijzen en minder hoge kosten

De toename van het landbouwinkomen in 2006 is vooral veroorzaakt door hogere prijzen van landbouwproducten en een achterblijvende kostenstijging. De verbruiksprijzen stegen gemiddeld minder hard dan de afzetprijzen ondanks de forse prijstoename van energie. Gemiddeld zijn de afzetprijzen van boeren met 6 procent gestegen. Vooral de akkerbouw wist fors hogere afzetprijzen te realiseren. De graanprijs steeg met 32 procent en aardappelen werden 75 procent duurder.

In de voorgaande twee jaren wist de akkerbouw het inkomen niet overeind te houden, maar hieraan is in 2006 een ei nde gekomen. Hiermee is het inkomensniveau uit 2003 bijna geëvenaard. In 2006 werd ongeveer 13 procent van het landbouwinkomen gegenereerd door de akkerbouw. In dit jaar waren er ongeveer 12 duizend akkerbouwbedrijven op een totaal van 87 duizend bedrijven in de landbouw. 
 

Groei BBP, toegevoegde waarde landbouw en aandeel landbouw in BBP in Nederland, 1987-2006

toegevoegde waarde landbouw

Negatieve bijdrage aan economische groei

Ondanks de stijging van het landbouwinkomen in 2006 lag de landbouwproductie in volume 1 procent lager dan in 2005. Deze daling werd vooral veroorzaakt door het lagere productievolume van de tuinbouw en akkerbouw.

Zo kreeg de akkerbouw te maken met minder gunstige weersomstandigheden. Door de droogte en hogere temperaturen in de zomer afgewisseld met veel neerslag was de oogst van akkerbouwgewassen slecht. In 2005 was de oogstopbrengst ook al minder dan in een jaar eerder. Dit werd echter veroorzaakt door de relatief hoge productie in het topoogstjaar 2004. De productie in de tuinbouw nam ook af in 2006. Het productievolume van groenten, bloemen en planten daalde gemiddeld 3 procent.

Na mond- en klauwzeer in 2001 en de vogelpest in 2003 wordt de veehouderij in het laatste maanden van 2006 geconfronteerd met de uitbraak van blauwtong onder schapen. Hierdoor zijn in de laatste maanden van het jaar vervoersbeperkingen voor herkauwers ingesteld. Het effect van deze perikelen op de totale veeteeltproductie in Nederland lijkt echter marginaal. Het productievolume van de veeteelt steeg bijna 1 procent. Dit is vooral toe te schrijven aan de productiegroei van rauwe melk (+2,7 procent) en eieren (+3,5 procent). Per saldo was in 2006 de toegevoegde waarde van de landbouw in volume bijna 1 procent lager dan in 2005, terwijl de Nederlandse economie als geheel met 2,9 procent groeide.

Economisch belang tuinbouw toegenomen

In de laatste 20 jaar lag het groeicijfer van de landbouw in Nederland 0,5 procent gemiddeld per jaar onder dat van de totale economie. Deze groeide 2,7 procent gemiddeld per jaar.Het aandeel van de landbouw in de totale economie liep terug van 4 procent in 1987 naar 2 procent in 2006. In 1987 had de veeteelt nog een belang van 54 procent in de totale landbouw. Voor de tuinbouw was dat 36 procent. In 2006 is dit beeld tegenovergesteld. In 1998 werd de tuinbouw voor het eerst belangrijker dan de veeteelt. Het aandeel van de akkerbouw in de totale landbouw was in de laatste 20 jaar met gemiddeld 11 procent vrij stabiel.

Het landbouwinkomen daalde in de laatste twee decennia met gemiddeld 0,7 procent per jaar, terwijl het inkomen in de economie als geheel met 2,5 procent steeg.

Groei reëel landbouwinkomen, 1987-2006

Groei reeel landbouwinkomen