Bodembalansen 1990-2003*

In de ‘bodembalansen’ worden de mineralenoverschotten berekend op basis van de aan- en afvoer van mineralen naar en van landbouwgrond ('overschot-2'). Deze paragraaf geeft detailinformatie over de ontwikkeling van de diverse aan- en afvoerposten die een rol spelen in de 'bodembalansen', alsmede over de uiteindelijke accumulatie van mineralen in de bodem.

Aanvoer

Circa 90 procent van de mineralen wordt aangevoerd via dierlijke mest en kunstmest. Daarnaast spelen enkele kleinere bronnen een rol (onder andere de retourstroom uit gewassen naar de bodem) en bereiken mineralen de bodem via depositie uit de lucht.

Aanvoer van stikstof, fosfor en kalium naar aanvoerpost, 2002

Aanvoer van stikstof, fosfor en kalium naar aanvoerpost, 2002

De invoering van MINAS in 1998 heeft de afgelopen jaren effect gehad op de overschotten. Door de opmerkelijk dalende aanvoer van dierlijke mest en kunstmest op landbouwgrond (vooral na 1999) zijn de overschotten ten opzichte van 1990 sterk afgenomen. Voor stikstof is de aanvoer van dierlijke mest en kunstmest verrekend met de ammoniakverliezen naar de lucht. Behalve ammoniak (NH3)-vervluchtiging uit dierlijke mest en kunstmest is er nog vervluchtiging bij de conservering van gewassen (snijmaiskuil, hooi en graskuil) en bij de bewaring van mest in stallen en mestopslagen (N2O, N2 en NOx). Een deel van deze stikstof komt in de vorm van neerslag (depositie) weer terecht op landbouwgrond (retourstroom).

Bij dierlijke mest is bij de berekening van het stikstofoverschot in 1999 voor het eerst naast ammoniak (NH3) vervluchtiging ook rekening gehouden met overige gasvormige stikstofverliezen uit stal en mestopslagen: N2O, N2 en NOx. De emissie van deze stoffen is bij vaste mest groter dan bij dunne mest (Oenema et al., 2000). De cijfers van deze nieuwe post staan nog ter discussie (Van der Hoek, 2002; Van Eerdt, M. en T. Heijstraten) en dienen in dit stadium als voorlopig te worden beschouwd. Cijfers voor diverse jaren zijn herberekend ten opzichte van eerdere publicaties.

De depositie van stikstof als aanvoerpost is voor circa 50 procent afkomstig van emissies uit de landbouw (retourstroom). De rest wordt veroorzaakt door emissies van andere bronnen zoals verkeer, industrie en buitenland. Het percentage afkomstig uit de landbouw is in de loop der jaren gedaald (bedraagt thans (2002) 45 procent, in 1990 was dit nog circa 60 procent).

De totale aanvoer van stikstof en fosfor op landbouwgrond bedraagt circa 90 procent respectievelijk 85 procent van de totale aanvoer op Nederlandse bodems.

Afvoer

Behalve van de aanvoer van meststoffen zijn de overschotten sterk afhankelijk van de afvoer met gewassen. Binnen de post ‘afvoer van mineralen met gewassen’ wordt onderscheid gemaakt in landbouw-, grasland- en tuinbouwgewassen. Behalve van de mate van bemesting en grondsoort is de afvoer met gewassen ook afhankelijk van de weersomstandigheden. Jaarlijks kunnen de gewasopbrengsten door veranderde weersomstandigheden sterk van elkaar verschillen met als gevolg schommelingen in de overschotten van jaar op jaar.

De opname van stikstof en fosfor door gewassen bedraagt in 2002 circa 55 procent respectievelijk 60 procent van de totale aanvoer op landbouwgrond.

Accumulatie

De uiteindelijke accumulatie in de bodem is kleiner dan de netto belasting. Van de netto belasting bereikt een deel via uit- en afspoeling (in 2002 circa 60 mln kg N en 6 mln kg P) en via directe emissies (in 2002 circa 5 mln kg N en 0,3 mln kg P) het oppervlaktewater. Ook denitrificeert een aanzienlijk deel onder vorming van het onschuldige stikstofgas (N2) of andere stikstofverbindingen zoals het broeikasgas distikstofoxide (N2O). De totale omvang van de denitrificatie uit landbouwbodems is onbekend.

Meer cijfers

Meer cijfers zijn te vinden in de StatLine-tabellen:

  • Mineralen op landbouwgrond (bodembalansen)
  • Stikstof en fosfor in Nederland