Internationaliseringsmonitor, 2016 tweede kwartaal

Het CBS presenteert recente ontwikkelingen op het gebied van globalisering in één samenhangende publicatie, de internationaliseringsmonitor. Deze monitor ondersteunt het publieke debat over de internationalisering met feiten en inzichten. In deze editie staat de agribusiness centraal. Nederlandse boeren en tuinders produceren op een steeds kleiner oppervlak steeds meer voedsel en andere agrarische producten. Ook kent Nederland een grote voedselverwerkende industrie die grote hoeveelheden ruwe agroproducten tot eet- en drinkbare eindproducten – zoals babymelkpoeder en chocolade – verwerkt. Naast landbouwproducten en voedingsmiddelen produceert en verhandelt Nederland ook veel landbouw gerelateerde producten, zoals kunstmest, vaccins of landbouwmachines evenals de bijbehorende kennis en innovaties die hieruit voortvloeien.

In deze Internationaliseringsmonitor wordt beoogd de hele keten van de Nederlandse agribusiness in beeld te brengen en het belang van het buitenland voor deze sector te schetsen. Startend bij de land- en tuinbouw, visserij, vervolgens de drank- en voedingsmiddelenindustrie, agro-industrie en toeleveranciers op het gebied van agrarische dienstverlening, naar groot- en detailhandel in voedings- en genotmiddelen en eindigend bij de (buitenlandse of Nederlandse) consument. Enkele bevindingen in deze editie:

  • De export van landbouw en landbouw gerelateerde producten bedroeg in 2015 circa 90 miljard euro. Dit is een vijfde van de totale Nederlandse goederenexport.
  • Bloemen en planten, vlees, melk en zuivel, groente vormen de belangrijkste landbouwexportproducten (ook gecorrigeerd voor wederuitvoer).
  • Meststoffen, landbouwmachines en machines voor de voedingsmiddelenindustrie vormen de belangrijkste landbouw gerelateerde producten.
  • Circa 65 procent van het Nederlandse handelsoverschot in goederen is te danken aan de handel in landbouw- en landbouw gerelateerde goederen.
  • In vergelijking met andere EU-landen is Nederland verreweg het meest gespecialiseerd in de export van bloemen en planten.
  • Bedrijven in de agribusiness innoveren iets vaker (51 procent) dan andere bedrijven (48 procent). Vooral productinnovaties zijn populair onder deze bedrijven.
  • Ruim 5 procent van de totale R&D-uitgaven in Nederland komt voor rekening voor bedrijven in de agribusiness.
  • In 2015 waren ruim 120 duizend bedrijven actief in de agribusiness; dit komt neer op circa 8 procent van alle bedrijven in Nederland. Bijna de helft hiervan heeft primaire landbouw als hoofdactiviteit.
  • Eén op de tien werknemers in Nederland is werkzaam voor een bedrijf in de agribusiness.
  • Eén op de vijf bedrijven in de agribusiness heeft internationale goederenhandel; dit aandeel is hoger dan in de rest van de bedrijvenpopulatie.
  • De bijdrage van de export van de agrosector aan het Nederlandse BBP in 2014 bedroeg 4,4 procent, ofwel 29 miljard.
  • Circa één vijfde van de omzet, banen, export en toegevoegde waarde van de totale Nederlandse industrie komt voor rekening van de drank- en voedingsmiddelenindustrie.
  • Bedrijven in de drank- en voedingsmiddelenindustrie doen vaak en veel aan innovatie en R&D, vergeleken met andere industrieën.
  • In deze industrie zijn vooral de bedrijven die goederen exporteren erg productief. Deze bedrijven hebben meer omzet, zijn groter in aantal werknemers én geven meer uit aan R&D dan exporteurs in andere industrieën en ook ten opzichte van niet-exporteurs.
  • De exportwaarde en de kans om te starten met exporteren, is groter naar mate het bedrijf meer werknemers heeft, onder buitenlandse zeggenschap valt en R&D-uitgaven heeft. Specifiek in de drank- en voedingsmiddelenindustrie is de exportwaarde groter bij bedrijven die aan procesinnovatie doen.