SES-WOA scores per wijk en buurt

Wat behelst het onderzoek

Doel

Het doel van het onderzoek is om inzicht te verschaffen in de sociaaleconomische status van gemeenten, wijken en buurten. De sociaaleconomische status wordt beschreven in termen van de financiële welvaart, het opleidingsniveau en het recente arbeidsverleden van particuliere huishoudens.

Doelpopulatie

De populatie bestaat uit (personen in) particuliere huishoudens op 1 januari van het verslagjaar. Particuliere huishoudens waarvan het inkomen niet bekend is worden buiten beschouwing gelaten. Dit gaat vaak om migranten, expats en personeel van buitenlandse ondernemingen/instellingen.

Statistische eenheid

Huishouden.

Aanvang onderzoek

Het onderzoek behelst de periode vanaf verslagjaar 2014.

Frequentie

Jaarlijks.

Publicatiestrategie

De publicatie is onregelmatig.

Hoe wordt het uitgevoerd

Soort onderzoek

Het onderzoek is gebaseerd op koppeling van gegevens van het CBS.

Bronnen

De bronnen die aan de basis liggen van dit onderzoek zijn:

  • de Bevolkingsstatistiek (BEV)
  • het Integraal inkomens- en vermogensonderzoek (IIV)
  • de Statistiek werkgelegenheid en lonen (SWL)
  • het Opleidingsniveaubestand.

Beschrijvingen van deze bronnen zijn hier te vinden:

Aantal waarnemingen

De BEV, SWL en het IIV nemen de populatie personen en huishoudens nagenoeg integraal waar. Het Opleidingsniveaubestand daarentegen is deels gebaseerd op steekproefgegevens. Via registers is van ruim 11 miljoen Nederlanders het opleidingsniveau waargenomen. Via de Enquête beroepsbevolking (EBB) is van 900 duizend Nederlanders het opleidingsniveau waargenomen. De aantallen nemen jaarlijks toe omdat de waarneming cumulatief is: eerder gedane waarnemingen worden voor een nieuw verslagjaar opnieuw gebruikt en aangevuld met nieuwe waarnemingen.

Controle- en correctiemethode

Controles en correcties zijn voor dit onderzoek niet van toepassing. Bij de totstandkoming van de gebruikte bronnen heeft namelijk al controle en correctie plaats gevonden.

Percentielgroepen

In dit onderzoek worden huishoudens voor wat betreft hun financiële welvaartspositie ingedeeld in percentielgroepen. De toekenning van huishoudens aan die percentielgroepen is gebaseerd op alle huishoudens in Nederland. Deze worden van laag naar hoog gerangschikt op financiële welvaart en vervolgens ingedeeld in honderd opeenvolgende groepen van gelijke omvang: de percentielgroepen. Voor huishoudens in de 1e percentielgroep geldt dus dat deze behoren tot de 1% huishoudens met de laagste financiële welvaart. Voor huishoudens in de 100e percentielgroep geldt dat deze behoren tot de 1% huishoudens met de hoogste financiële welvaart. De percentielgroep van een huishouden geeft aan waar dit huishouden zich bevindt in de verdeling van alle huishoudens in Nederland. Het is dus een relatieve maat. Dat betekent dat de percentielgroep van een huishouden niet verandert als de financiële welvaart van alle huishoudens in gelijke mate toe- of afneemt.

Opleidingsniveau per huishouden

Het opleidingsniveau van een huishouden wordt bepaald door het hoogst behaalde opleidingsniveau van de hoofdkostwinner en eventuele partner. Omdat het Opleidingsniveaubestand niet van alle Nederlanders het opleidingsniveau bevat, worden ontbrekende waarden geïmputeerd (op het niveau van de 2e digit van de SOI-indeling) met behulp van multinomiaal logistische regressie. In geval van een hoofdkostwinner en een partner wordt vervolgens het hoogste behaalde opleidingsniveau van de hoofdkostwinner en de partner genomen. Twee voorbeelden:

  1. De hoofdkostwinner heeft opleidingsniveau ‘Havo, vwo, mbo’. De partner heeft opleidingsniveau ‘Hbo-, wo-bachelor’ Het opleidingsniveau van het huishouden wordt ‘Hbo-, wo-bachelor
  2.  De hoofdkostwinner heeft opleidingsniveau ‘Havo, vwo, mbo’. De partner heeft opleidingsniveau ‘Basisonderwijs’ Het opleidingsniveau van het huishouden wordt ‘Havo, vwo, mbo’

De imputatie wordt vijftien keer uitgevoerd (multiple-imputatie). Aan de hand van de vijftien uitkomsten wordt vervolgens het 95% betrouwbaarheidsinterval bepaald.

SES-WOA

De SES-WOA score evenals de deelscores per huishouden worden berekend met behulp van een Multiple Correspondentie Analyse (MCA). De input voor de MCA bestaat uit de variabelen ‘opleidingsniveau’ (2e digit van de SOI-indeling), ‘welvaart, en ‘recent arbeidsverleden’. Zie onderstaande tabel, eerste twee kolommen. De output van de MCA bestaat uit een coëfficiënt voor elke categorie van de variabelen. Zie onderstaande tabel, kolom 3 voor een voorbeeld.

 
Multiple Correspondentie Analyse
inputvariabelecategorieMCA-coëfficiënt
Opleidingsniveau
Basisonderwijs-2.2
Vmbo, avo onderbouw,mbo1-0.9
Havo, vwo, mbo-0.0
Hbo-, wo-bachelor0.7
Hbo-, wo-master, doctor1.1
Welvaart
Deciel 1-2.1
Deciel 2-1.8
Deciel 3-0.8
Deciel 4-0.1
Deciel 50.3
Deciel 60.4
Deciel 70.6
Deciel 80.8
Deciel 91.0
Deciel 101.2
Recent arbeidsverleden
Voortdurend werkzaam0.8
Gedeeltelijk werkzaam - meer dan 3 jaar-0.4
Gedeeltelijk werkzaam - tussen 2 en 3 jaar-1.0
Gedeeltelijk werkzaam - tussen 1 en 2 jaar-1.6
Gedeeltelijk werkzaam - tussen 0 en 1 jaar-2.2
Niet werkzaam-2.7
Gepensioneerd-0.3
 

De SES-WOA score wordt berekend door de coëfficiënten die behoren bij de categorieën waartoe een persoon behoort bij elkaar op te tellen. Hieronder volgen twee voorbeelden die extremen uit het spectrum vertegenwoordigen:

  1. Een persoon met opleidingsniveau basisonderwijs, in welvaartsdeciel 1 en in de afgelopen 4 jaar nooit werkzaam heeft SES-WOA score -2.2 - 2.1 - 2.7 = -7.0
  2. Een persoon met opleidingsniveau Hbo-, wo-master, doctor, in welvaartsdeciel 10 en in de afgelopen 4 jaar voortdurend werkzaam heeft SES-WOA score 1.1 + 1.2 + 0.8 = 3.1

De MCA levert per huishouden naast een totaalscore SES-WOA ook numerieke deelscores per huishouden voor welvaart, opleidingsniveau en arbeidsverleden. Aan de hand van de scores per huishouden wordt tot slot de gemiddelde score per regio (gemeente/wijk/buurt) berekend.

De waarneming van het opleidingsniveau van huishoudens heeft statistische onzekerheid als gevolg van de gedeeltelijke steekproefwaarneming (zie hierboven). Deze onzekerheid werkt door in de SES-WOA score. Daarom wordt ook voor de gemiddelde SES-WOA score het 95% betrouwbaarheidsinterval bepaald. Het spreekt vanzelf dat voor de deelscore opleidingsniveau eveneens het 95% betrouwbaarheidsinterval wordt bepaald.

Spreiding

De spreiding binnen een regio wordt in beeld gebracht met behulp van de mean absolute difference (MAD).

In formulevorm:
MAD(s)=1/N2∑i∑j|si-sj | waarbij MAD (s) = mean absolute difference voor regio s; si = score voor huishouden i; sj = score voor huishouden j; N= aantal huishoudens in de regio.

In woorden:
Voor ieder huishouden in een regio wordt het verschil tussen de score van dat huishouden en de scores van alle andere huishoudens in die regio berekend. Hiervan wordt het gemiddelde bepaald. Zo ontstaat voor elk huishouden een gemiddeld verschil met de andere huishoudens. Tot slot wordt daarvan weer het gemiddelde bepaald over alle huishoudens in de regio.

Ook de MAD is onderhevig aan statistische onzekerheid als gevolg van de gedeeltelijke steekproefwaarneming van het opleidingsniveau van huishoudens. Daarom wordt daar waar deze onzekerheid een rol speelt (ongelijkheid opleidingsniveau en ongelijkheid totaal) het 95% betrouwbaarheidsinterval bepaald.

Kwaliteit van de uitkomsten

De kwaliteit van de gebruikt bronnen is hoog. In het verlengde daarvan is de kwaliteit van de uitkomsten van dit onderzoek eveneens hoog. Dat neemt niet weg dat de toegepaste bronnen fouten kunnen bevatten. De voornaamste worden hieronder uiteengezet.

Steekproeffout

Het Opleidingsniveaubestand is deels gebaseerd op steekproefwaarneming. Om die reden is sprake van een steekproeffout. Die steekproeffout kan sterk variëren al naar gelang de regio die in ogenschouw wordt genomen. Een regio die uit veel ouderen bestaat zal gepaard gaan met een verhoudingsgewijs grote steekproeffout omdat de waarneming onder ouderen sterker leunt op steekproefwaarneming. De steekproeffout is in beeld gebracht door de imputatie van opleidingsniveau 15 keer uit te voeren en de resulterende variatie samen te vatten in de vorm van 95%-betrouwbaarheidsintervallen.

Representatiefouten

Van een deel van de populatie wordt het opleidingsniveau waargenomen via steekproefonderzoek (EBB). Die waarneming kan gepaard gaan met enige selectiviteit als gevolg van non-respons. Die selectiviteit zal voor een belangrijk deel, maar niet volledig, worden opgeheven door de toegepaste imputatie.

Voor een klein deel van de huishoudens (minder dan 1 procent) zijn geen gegevens over inkomen bekend; deze huishoudens worden buiten de onderzoekspopulatie gelaten.

Meetfouten

Voor het bepalen van het recente arbeidsverleden worden onder andere gegevens over zelfstandigen gebruikt. De waarneming van de periode binnen een jaar waarin een persoon als zelfstandige werkzaam is geweest is minder nauwkeurig. Wanneer een persoon in een verslagjaar als zelfstandige heeft gewerkt wordt daarom verondersteld dat deze persoon het gehele jaar als zelfstandige heeft gewerkt.

Volgtijdelijke vergelijkbaarheid

Het onderzoek verstrekt gegevens over meerdere jaren naar gemeenten, wijken en buurten. De indeling in gemeenten, wijken en buurten kan van jaar op jaar veranderen. Ten behoeve van de vergelijkbaarheid zijn alle gegevens, ongeacht het jaar waarop ze betrekking hebben, geclassificeerd naar dezelfde wijk- en buurtindeling. Het betreft de meest recente indeling. Indien gegevens over een nieuw jaar toegevoegd worden, wordt de hele tijdreeks omgezet naar de dan geldende wijk/buurt indeling.

De SES-WOA-scores worden voor de verslagjaren 2014 t/m 2023 berekend met de coëfficiënten van de MCA analyse over 2019 (midden van de reeks). Het gedurende langere tijd handhaven van de coëfficiënten komt de volgtijdelijke vergelijkbaarheid ten goede.

Door gebruik te maken van percentielgroepen zijn de gegevens over financiële welvaart niet gevoelig voor algemene toe- of afnames in welvaart. De percentielgroep van een huishouden geeft aan waar dit huishouden zich bevindt in de verdeling van alle huishoudens in Nederland. Het is dus een relatieve maat. Dat betekent dat de percentielgroep van een huishouden niet verandert als de financiële welvaart van alle huishoudens in gelijke mate toe- of afneemt.