Berekening opbrengst verhoging AOW-leeftijd

De besparing die de verhoging van de AOW-leeftijd ten opzichte van 65 jaar oplevert in een bepaald jaar wordt berekend door de besparing van het aantal AOW-uitkeringen dat niet hoeft te worden uitgekeerd omdat mensen in een later jaar instromen (of overlijden) op te tellen bij de besparingen die het oplevert als mensen die wel in een bepaald jaar instromen minder maanden een AOW-uitkering krijgen. De besparing die het oplevert als instromers minder maanden AOW uitgekeerd krijgen is afhankelijk van de maand waarin ze instromen. Zo missen de instromers die op 1 april 2017 zijn ingestroomd 3 maanden AOW-uitkering in 2017 (en 6 maanden in 2016) en missen de instromers die op 1 oktober 2017 zijn ingestroomd 9 maanden AOW-uitkering in 2017. Voor de mensen die niet meer instromen in 2017 geldt dat de mensen die 65 jaar werden op 1 april 2017, negen maanden AOW-uitkering hebben gemist in 2017, terwijl de mensen die op 1 december 2017 65 jaar werden, slechts één maand AOW-uitkering hebben gemist in 2017 (en 11 maanden zullen missen in 2018).
De AOW-uitkering waarmee in een bepaald jaar wordt gerekend wordt bepaald door de totale uitgaven aan AOW-uitkeringen te delen door het gemiddeld aantal uitkeringsgerechtigden in een bepaald jaar. Hierbij wordt een kleine correctie toegepast om rekening te houden met de demografische kenmerken van de instromers. Zo hebben nieuwe AOW’ers vaker een partner dan oudere AOW’ers (van wie de partner al is overleden). Alleenstaande AOW’ers krijgen een hogere AOW-uitkering dan AOW’ers die een partner hebben.