Werkloosheid, bijstand of arbeidsongeschiktheid

In dit artikel worden niet alle uitkeringen in het kader van de sociale zekerheid beschreven. Het artikel gaat uitsluitend in op werkloosheids-, bijstands- en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen.

Werkloosheidsuitkeringen (WW)
De werkloosheidswet (WW) biedt werknemers een verzekering tegen de geldelijke gevolgen van werkloosheid. De wet voorziet in een uitkering die gerelateerd is aan het laatstverdiende inkomen uit dienstbetrekking. De duur van de uitkering is afhankelijk van het arbeidsverleden. Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) beoordeelt of iemand voor een WW-uitkering in aanmerking komt.

Bijstandsuitkeringen
Uitkeringen op grond van de Algemene bijstandswet (Abw), de Wet werk en bijstand (WWB) óf de inkomensvoorziening op grond van de Wet Investeren in Jongeren (WIJ). Onder bijstandsuitkeringen vallen ook de uitkeringen op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en de Wet inkomensvoorziening kunstenaars (WIK), die met ingang van 1 januari 2004 is vervangen door de Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK). De regelingen bieden aan de rechthebbenden een inkomensgarantie op het niveau van het sociale minimum.

Arbeidsongeschiktheidsuitkeringen (AO)
Een arbeidsongeschiktheidsuitkering kan verstrekt worden in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong), de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong), de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).