Korter aan het werk, langer in het onderwijs

Nederlanders werken nu minder dan vijftig jaar geleden. Toch is het welvaartsniveau in die periode fors gestegen, onder meer omdat de arbeidsproductiviteit vanaf 1950 flink omhoog gegaan is. De arbeidsproductiviteitsstijging is mede te danken aan een langer verblijf in het onderwijs.

Banen en arbeidsvolume van werknemers, 1950=100

Banen en arbeidsvolume van werknemers, 1950=100

Minder lang werken met meer mensen

Het aantal banen in Nederland is de afgelopen vijftig jaar sterk gestegen. Het totale arbeidsvolume in uren is in die periode ook toegenomen, maar minder sterk. Achter dit verschil in groei gaan twee ontwikkelingen schuil: de duur van de voltijdwerkweek is afgenomen en veel meer banen worden in deeltijd vervuld. De meeste vrouwen werken in deeltijd.

Over de gehele periode van 1950 tot 2002 is de bevolkingsomvang sterker gestegen dan het arbeidsvolume. Per hoofd van de bevolking zijn Nederlanders minder uren gaan werken. In 1984 maakte een inwoner van Nederland gemiddeld 18 procent minder arbeidsuren in loondienst dan in 1950. Vanaf 1984 is dat aantal echter weer gestegen.

Het deel van de bevolking met een baan is vergeleken met begin jaren vijftig gegroeid van 40 naar ruim 50 procent, waarbij het aandeel zelfstandigen overigens gestaag is afgenomen. Het aantal banen van werknemers per duizend inwoners is zelfs met meer dan 50 procent gestegen. Voor een deel zijn dit kleine banen. De cijfers weerspiegelen dezelfde ontwikkeling als hiervoor: Nederlanders zijn per saldo weliswaar korter gaan werken, maar tegelijkertijd zijn er meer mensen aan het werk.

Aantal jaren vóór en tijdens het voltijdonderwijs

Aantal jaren vóór en tijdens het voltijdonderwijs

Langer in het onderwijs, hogere productiviteit

Terwijl de Nederlander in de loop der tijd dus minder lang is gaan werken, heeft hij of zij wel meer onderwijs gevolgd. Het effect daarvan was dat de beroepsbevolking als geheel steeds hoger werd opgeleid. Dit was een noodzakelijke voorwaarde voor de toename van de arbeidsproductiviteit, waardoor met minder arbeidsuren een hoger welvaartsniveau is bereikt.

In 1950 volgden Nederlanders gemiddeld 11,7 jaar voltijdonderwijs. Vijftig jaar later was dat 5 jaar meer, waardoor jongeren vergeleken met 1950 op oudere leeftijd zijn gaan werken. Daarnaast is de gemiddelde leeftijd waarop kinderen voor het eerst naar school gaan gedaald. In 1950 gingen kinderen als ze gemiddeld 4,7 jaar waren voor het eerst naar school. De laatste decennia ligt die leeftijdsgrens op 4 jaar.

Robert Selten

Bron: Nederlanders zijn minder gaan werken (PDF: 117 kB)