Auteur: Hans Schmeets, Jeanet Exel
Vertrouwen in medemens en instituties voor en tijdens de pandemie

2. Theoretische perspectieven en studies

Een recente studie naar de maatschappelijke impact van Covid-19 in de periode april 2020 tot en met maart 2021 (Engbersen et al., 2021a) laat zien dat het vertrouwen ‘in mensen in het algemeen’ aanvankelijk, tussen april en juni 2020, iets afneemt en daarna stabiliseert. Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) constateerde dat het algemene vertrouwen in het begin van de coronacrisis licht steeg, waarna het in juni daalde naar het niveau van voor de crisis en vervolgens stabiel bleef (Miltenburg, Den Ridder, Wagemans en Schaper, 2021).

Grotere verschuivingen worden waargenomen bij het institutionele vertrouwen. In een studie van de Erasmus universiteit bleek dat het vertrouwen in instituties, zoals de landelijke en lokale overheid, bij aanvang van de pandemie hoog was, maar daarna daalde (Engbersen et al., 2021b). Zo nam het vertrouwen in de landelijke overheid af van 69 procent in april 2020 naar 29 procent in september 2021, en in de lokale overheid reduceerde het vertrouwen van 60 naar 37 procent. Het SCP constateerde dat het vertrouwen in maatschappelijke en politieke instituties tijdens de coronacrisis groeide (Miltenburg en Schaper, 2020). Vooral betreft dit het politieke vertrouwen, zoals in de regering en de Tweede Kamer (Miltenburg, den Ridder, Wagemans en Schaper, 2021, p. 2): “Aan het begin van de coronacrisis nam het vertrouwen in de politiek sterk toe. Het leiderschap, de eenheid en daadkracht werden in april 2020 vaak genoemd als redenen voor het hoge vertrouwen. In juli en oktober 2020 daalde het vertrouwen gestaag, maar was het nog steeds hoog. In april 2021 is dat vertrouwen in de politiek sterk gedaald…“. Volgens het SCP speelt hier echter mogelijk ook de vastgelopen formatie en de politieke nasleep van de toeslagenaffaire een rol.

Stijging van vertrouwen in tijden van crisis

Vanuit de theorie en empirische studies is een toename van het vertrouwen als volgt te interpreteren. Bij crisissen als gevolg van bepaalde gebeurtenissen zoals een natuurramp of een terroristische aanslag gaan mensen zich massaal achter hun (politieke) leider scharen als die beslissingen neemt om dergelijke externe gebeurtenissen en dreigingen af te wenden. Dit wordt ook wel het ‘rally around the flag’-mechanisme genoemd (Mueller, 1970). Dit theoretisch perspectief wordt gebruikt ter verklaring van een stijging van het vertrouwen in (politieke) instituties na overstromingen in 2002 van de Elbe (Bechtel en Hainmueller 2011), aanslagen in Spanje (Dinesen en Jæger 2013) en de Verenigde Staten (Hetherington en Nelson, 2003). Op deze wijze wordt door Dekker (2015) de stijging van het vertrouwen na de ramp met MH-17 geïnterpreteerd. Een ander theoretisch perspectief, door Schraff (2020) aangeduid als ‘emotionally driven rally effect’, is dat de pandemie en het aantal besmettingen zorgt voor collectieve onzekerheid, bestaansdreiging en gedeelde emoties, hetgeen het vertrouwen in (politieke) instituties doet toenemen. Dit indiceert dat door collectieve angst en onzekerheid mensen zoeken naar veilige ankers, waaronder gezaghebbende instituten zoals de politie, rechters, het leger. Mensen hebben in tijden van crisis vooral behoefte aan basiswaarden zoals (financiële) zekerheid, veiligheid en gezondheid in plaats van waarden die nagestreefd worden nadat aan die basiswaarden is voldaan, zoals een goede woonomgeving, een beter klimaat en inspraak1). Een ander perspectief is de ‘retrospective performance evaluation’ waarin de waardering voor het overheidsingrijpen om de pandemie te bestrijden zorgt voor een stijgend vertrouwen (Bol, Giani, Blais en Loewen, 2020).

Al deze invalshoeken duiden op een toename van het vertrouwen in instituties. Dit kan ook inhouden dat het onderlinge vertrouwen zal stijgen aangezien meer institutioneel vertrouwen samengaat met meer sociaal vertrouwen tot uitdrukking komende in positieve correlaties en samen behorende tot een vertrouwensdimensie als onderdeel van de sociaal kapitaal index (Van Beuningen en Schmeets, 2013)2). Ook het SCP wijst op deze samenhang (Miltenburg en Schaper, 2020, p. 17): “Overigens grijpen verschillende vormen van maatschappelijk vertrouwen op elkaar in: mensen met meer institutioneel vertrouwen hebben vaak ook meer vertrouwen in de medemens… .“ Er zijn echter ook redenen om te denken dat het onderlinge vertrouwen niet zal toenemen. De gevolgen van de beperkende maatregelen kunnen een tegenhanger vormen van een stijging van het sociaal vertrouwen. Denkbaar is dat het afstand van elkaar houden gepaard gaat met dat mensen vooral beducht zijn voor contacten met personen die ze niet kennen, of contacten mijden met personen waarvan bekend is dat ze zich niet willen vaccineren. Dit kan juist resulteren in meer onderling wantrouwen (Miltenburg en Schaper, 2020, p. 20).

1) Dit staat oorspronkelijk bekend als het onderscheid tussen materialisme en postmaterialisme (Inglehart, 1977).
2) In de studie van Engbersen e.a. (2021b, p. 23) wordt een positieve correlatie (Pearsons’ R = 0,41) gerapporteerd tussen het vertrouwen in de medemens (in anderen, buren, familie en vrienden) en in instituties (landelijke overheid, lokale overheid, GGD en RIVM). In het SSW-onderzoek worden positieve correlaties gevonden tussen het ‘vertrouwen in andere mensen’ en alle onderscheiden vormen van institutioneel vertrouwen.