Auteur: Hans Schmeets, Jeanet Exel
Vertrouwen in medemens en instituties voor en tijdens de pandemie

Technische toelichting

Sociaal en institutioneel vertrouwen

De bevindingen over het sociaal en institutioneel vertrouwen zijn gebaseerd op het grootschalige onderzoek Sociale Samenhang en Welzijn (S&W) dat in de periode 2012-2021 onder ruim 75000 personen van 15 jaar of ouder is uitgevoerd. (zie: https://www.cbs.nl/nl-nl/onze-diensten/methoden/onderzoeksomschrijvingen/korte-onderzoeksbeschrijvingen/sociale-samenhang-en-welzijn).

Sociaal vertrouwen

Bij vertrouwen in anderen wordt doorgaans een onderscheid gemaakt tussen het vertrouwen in andere mensen zonder dat die expliciet gespecificeerd worden, en vertrouwen in anderen waarbij wel gespecificeerd is om wie het gaat, zoals vertrouwen in familieleden, vrienden en buren. De OESO hanteert hiervoor de termen ‘generalized trust’ versus ‘limited trust’ (OECD, 2017). Het CBS richt zich op het vertrouwen in het algemeen, ‘generalized trust’, ook wel aangeduid met de term ‘social trust’, waarbij in dit artikel vooral de termen ‘sociaal vertrouwen’ en ‘onderlinge vertrouwen’ zijn gebruikt.

Sociaal vertrouwen is vastgesteld met de vraag: ‘Vindt u dat over het algemeen de meeste mensen wel te vertrouwen zijn of vindt u dat men niet voorzichtig genoeg kan zijn in de omgang met anderen?’. De antwoordcategorieën zijn: ‘wel te vertrouwen’ en ‘je kunt niet voorzichtig genoeg zijn’.

Institutioneel vertrouwen

Het institutioneel vertrouwen heeft betrekking op een aantal maatschappelijke en politieke instituties, instellingen, en organisaties. De vraag waarmee het institutioneel vertrouwen is vastgesteld luidt: ‘Dan nu enkele vragen over uw vertrouwen in diverse organisaties en hun functioneren. Wilt u voor elk van de volgende instellingen aangeven hoeveel vertrouwen u hierin heeft? Kerken, leger, rechters, pers, politie, Tweede Kamer, ambtenaren, banken, grote bedrijven, politici en de Europese Unie. De antwoordmogelijkheden zijn: ‘heel veel vertrouwen’, ‘tamelijk veel vertrouwen’, ‘niet zo veel vertrouwen‘ en ‘helemaal geen vertrouwen’. Voor de beschrijving van de trends zijn de categorieën ‘heel veel vertrouwen’ en ‘tamelijk veel vertrouwen’ samengevoegd, alsook ‘niet zo veel vertrouwen’ en ‘helemaal geen vertrouwen’.

Naast bivariate analyses is met logistische regressieanalyses nagegaan of de ontwikkelingen in vertrouwen tussen de bevolkingsgroepen significant van elkaar verschillen. Daar is bij de interpretatie van de resultaten rekening mee gehouden.