Geluk en persoonlijkheid

2. Resultaten

Allereerst zal besproken worden in hoeverre demografische kenmerken, omgevingskenmerken en intentionele kenmerken bijdragen aan verschillen in geluk. Vervolgens wordt de relatie tussen persoonlijkheidsstructuren en geluk besproken. Daarna wordt besproken in hoeverre verbanden tussen persoonlijkheidsstructuren en geluk blijven bestaan wanneer gecorrigeerd wordt voor verschillen in de overige kenmerken. Tot slot is gekeken in welke mate persoonlijkheidskenmerken, demografische kenmerken,omgevingskenmerken en intentionele activiteiten verschillen in geluk verklaren.

Gelukkiger met partner, goede gezondheid en hoger inkomen

In 2016 gaf 88 procent van de Nederlandse bevolking van vijftien jaar of ouder aan zichzelf een gelukkig mens te vinden. Demografische kenmerken blijken niet sterk samen te hangen met geluk. Er zijn geen verschillen in het aandeel gelukkigen tussen mannen,vrouwen en de verschillende leeftijdscategorieën. Het aandeel gelukkigen verschilt wel naar migratieachtergrond. Mensen met een Nederlandse achtergrond zijn vaker gelukkig(90 procent) dan mensen met een niet-westerse migratieachtergrond (81 procent). Het aandeel gelukkigen met een westerse migratieachtergrond verschilt niet van dat van mensen met een Nederlandse achtergrond.

Het aandeel gelukkigen verschilt ook naar onderwijsniveau. Hoogopgeleiden geven vaker aan zichzelf een gelukkig mens te vinden (93 procent) dan laagopgeleiden (85 procent).Het aandeel gelukkigen onder middelbaar opgeleiden is 88 procent. Deze verschillen verdwijnen echter wanneer rekening wordt gehouden met verschillen in ervaren gezondheid, inkomen en regelmatig op vakantie gaan. Mensen met een (zeer) goede gezondheid zijn vaker gelukkig (94 procent) dan mensen die een (zeer) slechte gezondheid ervaren (58 procent), en mensen met een inkomen in de hoogste drie inkomenskwartielen zijn vaker gelukkig (87–94 procent) dan mensen in het laagste inkomenskwartiel (79 procent). Dit is deels te verklaren doordat zij meer geld hebben om bijvoorbeeld regelmatig op vakantie te gaan. Daarnaast geven personen met een partner vaker aan gelukkig te zijn (92 procent) dan personen die geen partner hebben (80 procent).

Ook de mate van contact die mensen hebben met familie, vrienden en buren zorgt voor een verschil in het aandeel gelukkigen. Van de mensen die zelden of nooit contact met vrienden hebben, is 65 procent gelukkig tegenover 90 procent van degenen die dagelijks contact hebben met vrienden. Voor contact met familie is dit respectievelijk 69 en 90 procent en voor contact met buren 81 en 89 procent. Het aandeel gelukkigen naar contact met familie en buren verschilt niet significant meer wanneer rekening wordt gehouden met de contactfrequentie met vrienden en vertrouwen in instanties en de 

2.1 Gelukkigen naar vertrouwen, contact met vrienden en gezondheid
   Gelukkig (% personen van 15 jaar of ouder)
Ervaren gezondheid(Zeer) slecht57,5
Ervaren gezondheidGaat wel80,5
Ervaren gezondheidGoed92,8
Ervaren gezondheidZeer goed94,1
Contact met vriendenZelden of nooit65,4
Contact met vriendenMinder dan 1x per maand80,9
Contact met vriendenMinstens 1x per maand, maar niet wekelijks88,4
Contact met vriendenMinstens 1x per week, maar niet dagelijks89,6
Contact met vriendenDagelijks89,6
Vertrouwen in instantiesHelemaal geen vertrouwen81
Vertrouwen in instantiesNiet zo veel vertrouwen90,3
Vertrouwen in instantiesVeel vertrouwen91,3

medemens. Een verklaring hiervoor is dat vertrouwen in anderen nodig is om contacten aan te gaan en daardoor inherent is aan de contactfrequentie met buren. Dat vertrouwen positief bijdraagt aan geluk is ook te zien aan het verschil in het aandeel gelukkigen.Naarmate men meer vertrouwen in instanties en de medemens heeft, neemt het aandeel gelukkigen toe.

Verband tussen persoonlijkheid en geluk

Persoonlijkheidskenmerken blijken volgens verwachting een rol te spelen in de verklaring van verschillen in geluk. Mensen die hoog scoren op neuroticisme geven aan dat ze minder gelukkig zijn dan mensen die laag scoren op neuroticisme. Voor mensen die een hoge mate van altruïsme, openheid, consciëntieusheid en extraversie bezitten, geldt het tegenovergestelde. Zij geven hun mate van geluk gemiddeld een hoger cijfer dan degene die minder van deze kenmerken bezitten.
Andersom scoren gelukkigen op alle persoonlijkheidskenmerken net iets hoger dan de anderen, behalve op neuroticisme. Gelukkige mensen scoren een gemiddelde van 2,7 op de schaal van neuroticisme, tegenover 3,3 voor de anderen.

2.2 Gelukkigen naar persoonlijkheidskenmerken
 Altruïsme (% personen van 15 jaar of ouder)Openheid (% personen van 15 jaar of ouder)Consciëntieusheid (% personen van 15 jaar of ouder)Extraversie (% personen van 15 jaar of ouder)Neuroticisme (% personen van 15 jaar of ouder)
176,3555,5680,6361,197,34
282,0685,6181,8479,6694,7
386,3689,3585,6886,8788,47
489,3490,0290,6291,4476,51
590,785,2191,8994,9857,98

Direct verband tussen extraversie en geluk

Wanneer rekening wordt gehouden met verschillen in persoonlijkheidskenmerken,demografische kenmerken, omgevingskenmerken en intentionele activiteiten verdwijnt de directe relatie tussen openheid, altruïsme, consciëntieusheid en geluk.
Openheid is positief gerelateerd aan geluk, maar wanneer gecontroleerd wordt voor de overige persoonlijkheidskenmerken blijkt er geen directe relatie meer tussen openheid en geluk te zijn. Een verklaring hiervoor is dat openheid op bepaalde punten overlapt met andere persoonlijkheidskenmerken. Zo bezitten veel mensen dezelfde mate van extraversie en openheid.

Naarmate mensen altruïstischer en consciëntieuzer zijn, hebben zij een grotere kans om gelukkig te zijn, maar dit wordt volledig verklaard door omgevingskenmerken en intentionele activiteiten.
De directe relatie tussen consciëntieusheid en geluk verdwijnt wanneer omgevingskenmerken aan het model worden toegevoegd. Dat consciëntieuzere mensen vaker gelukkig zeggen te zijn, wordt verklaard doordat zij over het algemeen een hogeropleidingsniveau en huishoudensinkomen hebben, een betere gezondheid ervaren en vaker een partner hebben.
De directe relatie tussen altruïsme en geluk verdwijnt wanneer naast omgevingskenmerken ook rekening wordt gehouden met intentionele activiteiten. Dit wordt verklaard doordat altruïstischere mensen over het algemeen meer vertrouwen hebben in de medemensen instanties, zoals de politie, het leger en de Tweede Kamer. Dit betekent dat mensen niet per se gelukkiger zijn omdat zij een hoge mate van altruïsme en consciëntieusheid bezitten, maar omdat zij door die kenmerken vaker in situaties terecht komen, vaker activiteiten ondernemen en attitudes hebben die hen gelukkig maken.
Rekening houdend met zowel persoonlijkheidskenmerken, demografische kenmerken,omgevingskenmerken als intentionele activiteiten blijken alleen neuroticisme en extraversie nog een directe relatie met geluk te hebben. Naarmate een persoon extraverter is, heeft deze een grotere kans om gelukkig te zijn en naarmate een persoon hoger scoort op neuroticisme, heeft deze een kleinere kans om gelukkig te zijn.
Een deel van de relatie tussen deze persoonlijkheidskenmerken en geluk kan verklaard worden door demografische kenmerken, omgevingskenmerken en intentionele activiteiten.Zo is extraversie positief gerelateerd aan vriendencontact en vertrouwen in de mens, en neuroticisme negatief. Wanneer daar in de analyses voor wordt gecorrigeerd dan blijkt dat een deel van het verband tussen geluk enerzijds en extraversie en neuroticisme anderzijds,wordt verklaard door sociale contacten en vertrouwen in anderen.

De demografische kenmerken, omgevingskenmerken en intentionele activiteiten voegen in elk volgend model verklaarde variantie toe aan het model met alleen de persoonlijkheidskenmerken. Het model met alleen persoonlijkheidskenmerken kan ongeveer 13 procent van de verschillen in geluk verklaren, waarbij gecorrigeerd is voor verschillen in persoonlijkheidskenmerken. Demografische kenmerken verklaren ongeveer 1 procent van de verschillen in geluk, wanneer gecorrigeerd is voor persoonlijkheidskenmerken.Omgevingskenmerken verklaren ongeveer 11 procent en intentionele activiteiten 3 procent. Alle kenmerken samen verklaren daarmee 28 procent van de verschillen in geluk (zie Nagelkerke R2, tabel B2).