Auteur: Ben van Enk, Hans Schmeets

Vertrouwen en stemgedrag

Over deze publicatie

Vertrouwen heeft een significante impact gehad op het stemgedrag van de Nederlandse bevolking bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2012 en 2017. Naarmate kiezers meer vertrouwen hebben in de medemens en in de politiek, zijn zij eerder geneigd om naar de stembus te gaan. Vertrouwen in de private sector (banken, grote bedrijven) verkleint daarentegen juist de kans dat een kiezer gaat stemmen. Ook de partijkeuze wordt beïnvloed door vertrouwen. Zo stemmen mensen met weinig vertrouwen in de ander en in publieke en politieke instituties eerder PVV, terwijl kiezers die de medemens vertrouwen en veel vertrouwen in de politiek etaleren vaker D66 en GroenLinks stemmen. Bovendien is het vertrouwen in kerken sterk bepalend voor de keuze op de confessionele partijen.

1. Inleiding

De afgelopen verkiezingen werden gekenmerkt door grote verschuivingen in het politieke landschap. Zo heeft de nieuwe partij Forum voor Democratie (FvD) een razendsnelle opkomst doorgemaakt. Deze partij behaalde tijdens de Tweede Kamerverkiezingen van 2017 nog slechts 2 zetels, maar werd bij de Provinciale Statenverkiezingen in 2019 de grootste partij van Nederland. De PvdA is daarentegen kleiner dan ooit, terwijl het CDA zich langzaam herstelt van de verliezen die het in een aantal verkiezingen op rij heeft geleden.Dit soort snelle veranderingen staat in scherp contrast met het stemgedrag van Nederlanders in een groot deel van de twintigste eeuw. De keuze voor een partij stond in deze periode van verzuiling namelijk voor veel mensen vast, en werd vooral bepaald door scheidslijnen in de samenleving die veroorzaakt werden door onder meer religie en sociaaleconomische positie (Lipset en Rokkan, 1967).
Zulke traditionele scheidslijnen zijn nu minder bepalend voor het stemgedrag. Andere factoren, die sterker aan verandering onderhevig zijn, hebben daarentegen aan belang gewonnen. Zo maken kiezers vaker hun keuze op basis van specifieke standpunten van een partij, het zogenoemde ‘issue-based voting’ (zie bijvoorbeeld Budge en Farlie, 1983) of ze laten hun keuze bepalen door de personen op wie ze kunnen stemmen, de ‘candidate orientation’ (McAllister, 2007). Echter niet alleen dergelijke zogenoemde korte-termijnfactoren zijn relevant voor de stemkeuze, ook meer stabiele, lange-termijnfactoren spelen nog altijd een essentiële rol bij de afweging aan welke partij de kiezer zijn of haar stem toevertrouwt. Terwijl de eerder genoemde scheidslijnen in belang lijken af te nemen, is volgens Kriesi et al. (2006) een nieuwe scheidslijn in opkomst, waarbij de winnaars en verliezers van globalisering tegenover elkaar staan. Daarnaast blijven grondhoudingen inde vorm van diepe overtuigingen die gestoeld zijn op ideologische of religieuze waarde neen grote rol spelen in het stemgedrag. Een andere lange-termijnfactor die een grote impact kan hebben op het stemgedrag, is het vertrouwen van de kiezer in de medemensen in de samenleving. Vertrouwen is, in navolging van de OECD, ‘a person’s belief that another person or institution will act consistently with their expectations of positive behavior’ (OECD, 2017, p. 42). Het gaat dus bij vertrouwen om de overtuiging van een individu dat een andere persoon of een institutie op een positieve manier handelt conform de verwachtingen. In deze bijdrage gaan we na of deze positieve verwachtingen ten opzichte van andere mensen en diverse instituties gerelateerd zijn aan het stemgedrag. Dit betreft zowel de deelname aan de verkiezingen als de keuze voor een specifieke politieke partij.

Dit artikel bouwt voort op eerder onderzoek naar de rol van vertrouwen voor stemgedrag(zie bijvoorbeeld Schmeets, 2017). Hierbij wordt gebruik gemaakt van gegevens die in het onderzoek Sociale samenhang en Welzijn (S&W) onder bijna 46 duizend 15-plussers zijn verzameld in de periode 2012–2017. In de analyses wordt voor de effecten van vertrouwen op stemgedrag een vergelijking gemaakt tussen de nieuwste cijfers over 2017, toen de laatste Tweede Kamerverkiezingen plaatsvonden, en die over 2012–2016, waarbij de Tweede Kamerverkiezingen van 2012 het uitgangspunt vormen. Daarbij staat de vraag centraal welke vertrouwensaspecten relevant zijn voor het stemgedrag bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2012 en 2017.

2. De rol van vertrouwen

Stemgedrag bestaat uit twee onderdelen: 1) het wel/niet stemmen (opkomst) en 2)partijkeuze. Voor de Nederlandse context is een verband tussen vertrouwen en opkomst ineen aantal studies van onder meer het CBS gesignaleerd. Zo heeft Schmeets (2017) een positieve relatie vastgesteld tussen sociaal en institutioneel vertrouwen met opkomst. Ook komt de positieve relatie tussen politiek vertrouwen en opkomst naar voren in studies naar de gemeenteraadsverkiezingen (Boogers en Salome, 2014; Steenvoorden en Van der Waal, 2016). Linssen (2016) stelt ten slotte dat sociaal kapitaal, waar vertrouwen deel van uitmaakt, een positief effect heeft op de opkomst in vrijwel alle EU-landen, waaronder Nederland.
Dit verband tussen vertrouwen en opkomst is echter geenszins vanzelfsprekend in de internationale academische literatuur. Zo is in meerdere studies in de Verenigde Staten aangetoond dat er nauwelijks of geen verband is tussen politiek vertrouwen en opkomst (Citrin, 1974; Shaffer, 1981; Rosenstone en Hansen, 1993; Timpone, 1998). Daarnaast vinden Uslaner en Brown (2005, p. 871) geen enkele relatie tussen opkomst en sociaal vertrouwen (ofwel vertrouwen in de medemens) in de Verenigde Staten. Maar ook in bredere zin blijkt uit een meta-analyse van Smets en Van Ham (2012) van 90 studies in Europa en de VS dat er geen verband is tussen sociaal vertrouwen en institutioneel vertrouwen enerzijds, en opkomst anderzijds. Cox (2003) vindt daarentegen wel een verband tussen sociaal en institutioneel vertrouwen en opkomst bij de Europese Parlementsverkiezingen. Een mogelijke reden voor deze schijnbaar conflicterende resultaten wordt gegeven door Bäck en Christensen (2016, p. 14). In landen met een gemiddeld laag sociaal vertrouwen, is de relatie tussen sociaal vertrouwen en opkomstzwak, terwijl die voor landen met een gemiddeld hoog sociaal vertrouwen beduidend sterker is. Dit kan een verklaring zijn voor het feit dat in de Verenigde Staten (een ‘medium trust society’) geen verband wordt gevonden tussen vertrouwen en opkomst, terwijl dat in Nederland (een ‘high-trust society’) wel het geval is (Delhey en Newton, 2005).

In een tijd waarin mensen zich veel minder automatisch identificeren met een partij of ideologie, ligt het voor de hand dat factoren als vertrouwen ook een grotere rol gaan spelen in de partijkeuze. Vertrouwen is namelijk een geschikte vuistregel (‘heuristic’) om de keuze voor een partij te maken, juist wanneer een dergelijke keuze niet direct voor de hand ligt (Hetherington, 1999, p. 311–312). Het feit dat vertrouwen een goed ontwikkelde oriëntatie is ten opzichte van anderen en van instituties maakt het toegankelijk. Deze toegankelijkheid is essentieel, zo stelt Hetherington: hoe toegankelijker een vuistregel is,hoe invloedrijker deze is voor het vormen van meningen en stemgedrag. Bovendien is het(zeker in de Nederlandse context) vaak lastig om specifieke partijen of mensen ‘af te rekenen’ voor hun beleid vanwege de praktijk van coalities met meerdere partijen. Eén specifieke verantwoordelijke is lang niet altijd aan te wijzen. Dit maakt dat mensen zich met name afvragen: vertrouw ik deze persoon, deze partij of deze institutie wel? In lijn met deze theoretische verwachtingen kwamen Gielen en Schmeets (2015) en Schmeets (2017)in de Nederlandse context tot de conclusie dat er inderdaad een verband tussen vertrouwen en partijkeuze lijkt te zijn.

3. Vertrouwen en opkomst

Sociaal vertrouwen hangt van de verschillende onderdelen van vertrouwen het sterkst samen met opkomst (zie tabel B.1). Terwijl 93 procent van de kiesgerechtigden die stellen dat anderen wel te vertrouwen zijn in 2017 naar de stembus ging, gold dat voor slechts 81 procent van de mensen die menen dat je niet voorzichtig genoeg kan zijn met anderen. Een vergelijkbare samenhang tussen sociaal vertrouwen en opkomst is ook in 2012 zichtbaar (Phi = 0,15 in 2012 en 0,18 in 2017).
Ook het vertrouwen in de politiek hangt positief samen met de opkomst. Van de
Nederlanders zonder vertrouwen in de Tweede Kamer en de EU ging 87 procent stemmen,
van de mensen die één van deze instituties vertrouwen, was dat 90 procent en bij
diegenen die fiducie hebben in beide politieke instituties 93 procent.
Daarnaast heeft het vertrouwen in publieke en maatschappelijke instituties een significante relatie met de opkomst bij de Tweede Kamerverkiezingen. In 2017 nam het aandeel dat naar de stembus ging toe van 85 procent van de mensen die aangaven één of geen van de publieke en maatschappelijke instituties te vertrouwen tot 91 procent bij degenen die vier of vijf van deze instituties hun vertrouwen gaven. Het vertrouwen in de private sector hangt daarentegen negatief samen met de opkomst. Naarmate mensen banken en bedrijven meer vertrouwen, zijn zij minder geneigd om te gaan stemmen. Zo ging 92 procent van stemgerechtigden die de private sector wantrouwen naar de stembus, tegen 86 procent van degenen die deze sector vertrouwen. Ten slotte hangt alleen in 2012 het vertrouwen in kerken licht samen met de opkomst bij de Tweede Kamerverkiezingen. In dat jaar ging 79 procent van de mensen die religieuze instituties wantrouwen stemmen, versus 82 procent van diegenen die deze juist vertrouwen. In 2017 is dit kleine verschil verder afgenomen tot één procentpunt.

3.1 Opkomst bij de Tweede Kamerverkiezingen naar vertrouwen, 2017
Categorie1  Aandeel (% van stemgerechtigden)
MedemensGeen81
MedemensWel93
PolitiekGeen88
PolitiekTweede Kamer of EU90
PolitiekTweede Kamer en EU93
Publieke/maatschappelijke
instituties
0 - 1
instituties
85
Publieke/maatschappelijke
instituties
2 - 3
instituties
91
Publieke/maatschappelijke
instituties
4 - 5
instituties
92
Private sectorGeen 92
Private sectorBanken
of bedrijven
89
Private sectorBanken
en bedrijven
86
KerkenGeen89
KerkenWel 90


Bevolkingsgroepen verschillen in de mate waarin ze vertrouwen hebben in de samenleving (Schmeets, 2018). Vooral de lager opgeleiden blijven wat dat betreft achter ten opzichte van de hoger opgeleiden. Tevens tonen jongeren meer vertrouwen dan ouderen en etaleren vrouwen op sommige vertrouwensaspecten minder en op andere juist meer vertrouwen dan mannen. Verder is er meer vertrouwen onder de hogere dan onder de lagere inkomens en is er meer vertrouwen onder ongehuwden en gehuwden dan onder gescheiden en verweduwde personen. De immigratieachtergrond geeft een wisselend beeld. Mensen met niet-westerse achtergrond zijn argwanender tegenover andere mensen, rechters en politie, maar hebben juist meer vertrouwen in diverse andere instituties en de politiek. Om de unieke bijdrage van vertrouwen op het stemgedrag vast te stellen, zijn daarom logistische regressieanalyses uitgevoerd Ook na controle voor achtergrondkenmerken blijft het sterke effect van sociaal vertrouwen op de opkomst bestaan (zie tabel B.2). Zo is de kans om te gaan stemmen in 2017 gecontroleerd voor geslacht, opleiding, leeftijd, burgerlijke staat, gestandaardiseerd huishoudinkomen en migratieachtergrond twee keer zo hoog voor mensen met vertrouwen in de medemens vergeleken met mensen met weinig vertrouwen in de ander. Dit is een toename ten opzichte van 2012: toen was deze kans nog anderhalf keer zo groot. Het effect van politiek vertrouwen op de opkomst blijft na correctie eveneens overeind. In zowel 2012 als 2017 gingen mensen vaker naar de stembus wanneer zij meer fiducie hadden in politieke instituties. Bij het vertrouwen in publieke en maatschappelijke instituties is het effect na controle voor achtergrondkenmerken echter alleen significant in 2012, en is dat jaar bovendien vrij zwak. Het vertrouwen in de private sector heeft daarentegen wel bij beide verkiezingen een robuust negatief effect op de opkomst. Naarmate mensen banken en bedrijven meer wantrouwen, gaan zij vaker naar de stembus. Het vertrouwen in kerken heeft ten slotte na controle een licht positief effect op de opkomst bij de Tweede Kamerverkiezingen in zowel 2012 als 2017.

4. Vertrouwen en partijkeuze

Vertrouwen heeft over de hele linie gesproken de sterkste relatie met de keuze om te stemmen op de PVV (zie tabel B.3). Dit is met name het geval voor het sociaal vertrouwen.Van de mensen met weinig vertrouwen in de medemens stemde 14 procent in 2017 PVV,van diegenen die menen dat de ander over het algemeen wel te vertrouwen is, was dat slechts 4 procent. In 2012 was dat verschil nagenoeg gelijk (Phi = –0,17 in 2012 en –0,19 in 2017).
Ook de relatie tussen het politiek vertrouwen en het al dan niet kiezen voor de PVV is ten opzichte van de overige partijen sterk, al blijft deze achter bij de relatie met sociaal vertrouwen (Phi = –0,10 in 2012 en –0,13 in 2017). Terwijl 15 procent van de kiezers zonder vertrouwen in de Tweede Kamer en de EU op de PVV stemde, gold dat slechts voor 3 procent van diegenen die één van deze instituties vertrouwen en voor 1 procent van de mensen met vertrouwen in zowel de Tweede Kamer als de EU.
Maar ook een gebrek aan vertrouwen in publieke en maatschappelijke instituties vergroot de kans dat iemand op de PVV stemt. Van de mensen die geen enkele of slechts één van deze instituties in 2017 vertrouwden, stemde 18 procent PVV, tegen 3 procent van de mensen met vertrouwen in vier of vijf van deze instituties. Ten slotte hangt ook het vertrouwen in kerken negatief samen met de kans dat een kiezer een kandidaat van de PVV in het stemhokje aankruist. Terwijl 9 procent van de kiezers zonder vertrouwen in religieuze instituties op deze partij stemde, was dat bij diegenen die deze wel vertrouwden slechts bij 4 procent het geval.

4.1 Partijkeuze Tweede Kamerverkiezingen naar vertrouwen in medemens, 2017
PartijGeen vertrouwen (% van kiezers)Wel vertrouwen (% van kiezers)
PVV144
D66916
GL814
VVD1823
CDA1412
CU45
SGP32
SP97
50PLUS62
PvdA68
PvdD44


Ook de keuze voor D66 en GroenLinks hangt in belangrijke mate af van het vertrouwen dat een kiezer heeft in de ander en in maatschappelijke en politieke instituties, maar anders dan bij de PVV is deze relatie over het algemeen positief. Daarbij is deze relatie bij D66 wat sterker dan bij de GroenLinks-stemmers. Er is vooral een sterke samenhang tussen de keuze voor deze twee partijen en het vertrouwen in de medemens. In 2017 stemde 16 procent van de mensen met vertrouwen in de medemens D66 en 14 procent GroenLinks, bij de mensen met weinig vertrouwen was dat respectievelijk 9 en 8 procent. Maar ook het politiek vertrouwen hangt positief samen met de keuze voor D66 en GroenLinks. Zo stemde van de mensen zonder vertrouwen in zowel de Tweede Kamer als de EU 8 procent D66 en eveneens 8 procent GroenLinks, terwijl 21 procent van diegenen met vertrouwen in beide instituties D66 stemde en 16 procent voor GroenLinks koos.
Ook gaat vertrouwen in publieke en maatschappelijke instituties relatief vaak samen meteen keuze voor een van deze twee partijen. Dit gaat wat meer op voor D66 dan voor GroenLinks. Zo stemde in 2017 slechts 7 procent van de kiezers die één of minder van deze instituties vertrouwde D66, tegen 19 procent van degenen die (bijna) al deze instituties vertrouwde. Bij GroenLinks was dat respectievelijk 8 en 15 procent. Wat betreft het vertrouwen in de private sector, loopt de samenhang met het kiezen voor GroenLinks of D66 meer uiteen. Voor GroenLinks geldt namelijk dat de kans groter is dat iemand op deze partij stemt wanneer het vertrouwen in banken en grote bedrijven minder is. Zo stemde 16 procent van de mensen zonder vertrouwen in de private sector GroenLinks,tegen 9 procent van de mensen met vertrouwen. Bij D66 is er sprake van positieve samenhang met het vertrouwen in de private sector, deze is echter zo klein dat hij vrijwel verwaarloosbaar is. Verder staan beide kiezersgroepen relatief wantrouwend tegenover kerken, al geldt dit het meest voor D66’ers.

Bij de VVD-stemmers springt met name de positieve relatie met het vertrouwen in de private sector in het oog. In 2017 stemde maar liefst 31 procent van de mensen met vertrouwen in zowel banken als grote bedrijven VVD, bij kiezers zonder vertrouwen in de private sector was dat minder dan de helft. Ten opzichte van 2012 is deze samenhang iets sterker geworden. Ook het vertrouwen in politiek hangt – met name in 2017 – positief samen met het kiezen voor de VVD. Van de kiezers zonder vertrouwen in de politiek stemde 16 procent in 2017 op deze partij, van de kiezers met vertrouwen was dat 27 procent. Bij het vertrouwen in publieke en maatschappelijke instituties, loopt het percentage VVD stemmers op van 14 procent van de meest wantrouwende kiezers tot 24 procent van de kiezers die deze instituties het meest vertrouwen. VVD’ers hebben daarnaast (met name in 2017) relatief veel vertrouwen in de medemens, terwijl zij kerken juist wantrouwen.

Opvallend is de samenhang tussen het kiezen voor confessionele partijen (CDA, CU en SGP) en het vertrouwen in kerken. De kans dat iemand op een confessionele partij stemt, is veel groter wanneer deze veel vertrouwen in religieuze instituties heeft. Zo stemde in 2017 bijna een kwart (23 procent) van de kiezers met vertrouwen in kerken op het CDA, tegen 9 procent van degenen zonder vertrouwen. Deze relatie is met respectievelijk 14 en 1 procent nog sterker voor de kiezers van de ChristenUnie. Op de SGP stemde vrijwel niemand met weinig vertrouwen in kerken, terwijl 7 procent van de mensen die veelvertrouwen hierin hadden voor deze partij koos.

4.2 Partijkeuze Tweede Kamerverkiezingen naar vertrouwen in kerken, 2017
PartijGeen vertrouwen (% van kiezers)Wel vertrouwen (% van kiezers)
PVV94
D66169
GL1310
VVD2316
CDA923
CU114
SGP07
SP94
50PLUS32
PvdA76
PvdD52


Kiezers van de SP en 50PLUS onderscheiden zich met name door hun wantrouwen ten opzichte van zowel de medemens als de verschillende instituties. Zo stemde 6 procent van de mensen die weinig vertrouwen in anderen hebben in 2017 op 50PLUS, tegen 2 procent van degenen met veel sociaal vertrouwen. Een laag vertrouwen in de politiek vergroot daarnaast met name de kans dat iemand op de SP stemt. Van de mensen zonder vertrouwen in het parlement én de EU stemde 11 procent op de SP, terwijl 4 procent van diegenen met vertrouwen in beide politieke instituties dit deed. Ook het vertrouwen in publieke en maatschappelijke instituties hangt negatief samen met de keuze voor de SP:12 procent van de kiezers die geen of een van deze instituties vertrouwen, stemt op deze partij, tegen 5 procent van hen die (bijna) al deze instituties vertrouwen. Verder staan SP’ers relatief wantrouwend ten opzichte van kerken.
Kiezers met veel vertrouwen in politieke en maatschappelijke instituties stemmen gemiddeld genomen eerder PvdA. Van de kiezers zonder vertrouwen in de Tweede Kamer én de EU stemde 18 procent in 2012 op deze partij, tegen 25 procent van degenen die beide politieke instituties vertrouwen. In 2017 zijn deze percentages respectievelijk 5 en 11. Ook het vertrouwen in publieke en maatschappelijke instituties hangt positief samen met de kans dat een kiezer opteert voor de PvdA: 5 procent van de mensen met weinig vertrouwen in deze instituties kiest in 2017 voor deze partij, tegen 10 procent van diegenen die juist meer fiducie hebben in publieke en maatschappelijke instituties. Voor het vertrouwen in kerken is enkel in 2012 juist een negatieve samenhang zichtbaar. Dat verkiezingsjaar stemde 22 procent van de mensen zonder vertrouwen in kerken op de PvdA, tegen 17 procent van diegenen die kerken eerder het voordeel van de twijfel geven.Op de Partij voor de Dieren werd zowel in 2012 als 2017 vaker gestemd naarmate het vertrouwen in kerken minder was.

Evenals bij de opkomst is ook voor de partijkeuze de unieke bijdrage van het vertrouwen vastgesteld door te corrigeren voor verschillen in het vertrouwen tussen een aantal bevolkingsgroepen. Hieruit blijkt dat vertrouwen een aanzienlijk deel van de variantie verklaart van het al dan niet kiezen voor de PVV (2012: Nagelkerke R2 = 23,4%; 2017:Nagelkerke R2 = 29,5%). Het vertrouwen in de ander hangt daarbij het sterkst samen met het kiezen voor deze partij (zie tabel B.4). Voor 2017 bedraagt de odds-ratio (O.R.) van sociaal vertrouwen voor het kiezen voor de PVV 0,45. Dit betekent dat de kans te stemmen op de PVV meer dan de helft lager is bij mensen die anderen vertrouwen dan bij mensen die menen dat je niet voorzichtig genoeg kan zijn in de omgang met anderen. Dit effect was in 2012 nagenoeg gelijk. Ook blijven na controle de negatieve effecten van het vertrouwen in de politiek, in publieke en maatschappelijke instituties, en in kerken op de keuze voor deze partij bestaan. Niet alle aspecten van vertrouwen hebben echter een negatief effect op het stemmen op de PVV. Kiezers opteren namelijk eerder voor deze partij als zij meer vertrouwen hebben in de private sector. Hoewel dit effect niet zichtbaar was inde bivariate analyse, blijkt dat wanneer wordt gecontroleerd voor achtergrondkenmerken een groot vertrouwen in banken en grote bedrijven een tamelijk sterk positief effect heeft op de kans dat iemand voor de PVV kiest. Dat geldt zowel voor de verkiezingen van 2012 als 2017.

Bij het stemmen voor GroenLinks en D66 blijven de positieve effecten van het vertrouwen in de ander en in de politiek behouden na controle voor achtergrondkenmerken. Ook het negatieve effect van het vertrouwen in kerken op de kans dat iemand voor D66 kiest, blijft overeind. Hetzelfde geldt voor de positieve impact van het vertrouwen in publieke en maatschappelijke instituties. Het lichte positieve effect van het vertrouwen in de private sector op de kans dat iemand D66 stemt, blijkt echter grotendeels niet robuust te zijn.Bij GroenLinks verdwijnt het negatieve effect van het vertrouwen in kerken op de kans om voor deze partij te kiezen na controle voor achtergrondkenmerken grotendeels. Ook het positieve effect van het vertrouwen in publieke en maatschappelijke instituties gaat teloor,terwijl de negatieve impact van het vertrouwen in de private sector na correctie wel blijft bestaan.

Wat betreft de VVD, maakt vooral een sterk vertrouwen in de private sector de kans dat iemand op deze partij stemt groter. Dit effect is in 2017 sterker dan in 2012. Het vertrouwen in kerken verkleint daarnaast de kans dat iemand op deze partij stemt. De positieve effecten van het vertrouwen in de ander en in publieke en maatschappelijke instituties blijven na correctie voor achtergrondkenmerken echter niet overeind. Ook de positieve impact van het vertrouwen in de politiek verdwijnt in 2012 grotendeels, terwijl deze in 2017 wel solide is.
Het effect van het vertrouwen in kerken heeft voor de confessionele partijen (CDA,ChristenUnie en SGP) weinig te lijden onder de controle op achtergrondkenmerken. Voor al deze partijen, maar met name voor ChristenUnie en SGP, geldt dat het vertrouwen in kerkende kans zeer sterk verhoogt dat een kiezer op één van deze partijen stemt. Ter illustratie:de odds-ratio is in 2017 voor het CDA 2,80, voor de ChristenUnie 21,78 en voor de SGP 28,59. De controle op achtergrondkenmerken brengt daarnaast een aantal effecten van vertrouwen voor de ChristenUnie en SGP aan het licht. Zo vergroot een groot vertrouwen in anderen de kans dat iemand ChristenUnie stemt in 2012. Voor het vertrouwen in de politiek is bij de ChristenUnie (in 2012) en SGP (met name in 2012, maar ook in 2017) het omgekeerde het geval: naarmate een kiezer meer vertrouwen heeft in de Tweede Kamer en de EU, neemt de kans af dat iemand op één van deze partijen stemt. Hetzelfde geldt in 2012 voor de ChristenUnie voor het vertrouwen in de private sector, en voor de SGP voor het vertrouwen in publieke en maatschappelijke instituties.

Voor 50PLUS en de SP geldt dat het vertrouwen in de politiek en in kerken een robuust negatief effect heeft op de kans dat één van deze partijen worden gekozen. Bij het vertrouwen in anderen blijft het negatieve effect na controle voor achtergrondkenmerken voor 50PLUS bestaan, terwijl dit bij de SP verdwijnt. Ook de negatieve impact van het vertrouwen in publieke en maatschappelijke instituties wordt zowel bij 50PLUS als de SP door de correctie teniet gedaan.

De fiducie in de politiek heeft een solide positief effect op de kans dat iemand kiest voorde PvdA. Dit geldt in 2012 eveneens voor het vertrouwen in publieke en maatschappelijke instituties. Ook het vertrouwen in kerken en in de private sector hebben beide een robuust effect op de kans dat op deze partij wordt gestemd, al zijn deze effecten negatief. Het vertrouwen in de private sector heeft in zowel 2012 als 2017 een negatieve invloed op de kans dat een kiezer opteert voor de Partij voor de Dieren, net als het vertrouwen in de politiek en in kerken in 2012.


5. Conclusie en discussie

In dit artikel is onderzocht welke rol vertrouwen speelt in het verklaren van stemgedrag.Stemgedrag is vervolgens uitgesplitst in opkomst en partijkeuze, waardoor zowel kiezers als niet-stemmers zijn opgenomen in dit onderzoek. Het blijkt dat vertrouwen is gerelateerd aan opkomst. Zo vergroten vertrouwen in de ander en in de politiek de kans dat een stemgerechtigde daadwerkelijk gaat stemmen, terwijl het vertrouwen in de private sector de kans verkleint dat iemand naar de stembus gaat. Dit sluit aan bij de bevindingen van Schmeets (2017) en Linssen (2016), die ook een overwegend positief effect van vertrouwen (voor Linssen als onderdeel van sociaal kapitaal) waarnamen. Volgens Smets en Van Ham (2012) tonen de meeste studies in 2000-2010 waarin deze relatie is onderzocht echter aan dat de samenhang tussen vertrouwen en opkomst niet significant is.Er is dus aanleiding om te veronderstellen dat deze relatie specifiek voor de Nederlandse context wel aanwezig is. Dit kan bovendien inhouden dat het verband tussen vertrouwen en opkomst vooral te vinden is in landen met een gemiddeld hoog vertrouwensniveau, en dat is Nederland, samen met een aantal Scandinavische landen, bij uitstek (CBS StatLine,2019; Leclerc en Schmeets, 2017).

Vertrouwen speelt ook een rol in het verklaren van de partijkeuze. Het heeft voor elke partij impact op de kans dat deze gekozen wordt, maar de verklaringskracht en de richting van de effecten verschillen sterk per partij. Zo is vertrouwen, of beter gezegd het gebrek hieraan, een belangrijke verklaring voor de keuze voor de PVV. De kans dat iemand op deze partij stemt, is over het algemeen groter wanneer het vertrouwen in de ander, in de politiek en in publieke en maatschappelijke instituties minder is. Kiezers stemmen daarentegen eerder op D66 of GroenLinks als zij een hoge mate van vertrouwen hebben.

De confessionele partijen (CDA, ChristenUnie en SGP) zijn een geval apart. De kans dat een kiezer op één van deze partijen stemt is aanzienlijk groter wanneer hij of zij kerken vertrouwt. Dit is, althans voor Nederland, in lijn met de verwachting dat vertrouwen eenrichtinggever is om de keuze voor een partij te maken (Hetherington, 1999). Ook nacontrole voor achtergrondkenmerken, zoals geslacht, opleidingsniveau en leeftijd, blijkt, in aanvulling op Gielen en Schmeets (2015) en Schmeets (2017), dat vertrouwen een uniek effect heeft op de partijkeuze, zowel in 2012 als in 2017.

Literatuurlijst

Bäck, M., en H.S. Christensen (2016). When trust matters – a multilevel analysis of the effectof generalized trust on political participation in 25 European democracies. Journal of Civil Society, 16(2), 178–197.

Boogers, M., en L. Salome (2014). Gemeenteraadsverkiezingen 2014. Wie stemt, wat en waarom? BMC Onderzoek. Geraadpleegd op 13 september 2018.

Budge, I., en D.J. Farlie (1983). Explaining and Predicting Elections: Issue Effects and Party Strategies in Twenty-Three Democracies. Londen: Allen en Unwin.

Citrin, J. (1974). Comment: The Political Relevance of Trust in Government. The American Political Science Review, 68(3), 973–988.

Cox, M. (2003). When Trust Matters: Explaining Differences in Voter Turnout. Journal ofCommon Market Studies, 41(4), 757–770.

Delhey, J., en K. Newton (2005). Predicting Cross-National Levels of Social Trust: Global Pattern or Nordic Exceptionalism? European Sociological Review, 21(4), 311–327.

Esmer, Y., en T. Pettersson (2007). The Effects of Religion and Religiosity on Voting Behavior.In R.J. Dalton en H.-D. Klingemann (Reds.), The Oxford Handbook of Political Behavior (p. 484–503). Oxford: Oxford University Press.

Gielen, W., en H. Schmeets (2015). De Scheidslijnen tussen de achterbannen van de politieke partijen. In Schmeets, H. (Red.), Nationaal Kiezersonderzoek 2006–2012 (p.124–139). Den Haag: Centraal Bureau voor de Statistiek.

Hetherington, M.J (1999). The Effect of Political Trust on the Presidential Vote, 1968–1998.The American Political Science Review, 93(2), 311–326.

Kriesi, H., E. Grande, R. Lachat, M. Dolezal, S. Bornschier en T. Frey (2006). Globalization andthe transformation of the national political space: Six European countries compared.European Journal of Political Research, 45(6), 921–956.

Leclerc, C., en H. Schmeets (2017). The impact of social capital on voting in national electionsin the European Union. Paper gepresenteerd tijdens politicologen etmaal, 2-6-2017, Leiden.

Linssen, R. (2016). Participation in context: Contextual and individual determinants of political participation in Europe and the Netherlands. Maastricht: Universitaire Pers Maastricht.

Lipset, S.M., en S. Rokkan (1967). Cleavage Structures, Party Systems, and Voter Alignments.In S.M. Lipset en S. Rokkan (Reds.), Party Systems and Voter Alignments: Cross-National Perspectives (p. 91–138). New York: The Free Press.

McAllister, I. (2007). The Personalization of Politics. In R.J. Dalton en H.D. Klingemann (Reds.), The Oxford Handbook of Political Behaviour (pp. 571–588). Oxford: Oxford University Press.

OECD (2017). OECD Guidelines on Measuring Trust. Parijs: OECD Publishing.

Rosenstone, S.J., en J.M. Hansen (1993). Mobilization, Participation, and Democracy in America. New York: Macmillan Publishing Company.

Schmeets, H. (2017). Vertrouwen in elkaar en in de samenleving. WRR working paper, 26.Den Haag: WRR.

Schmeets, H. (2018). Vertrouwen op de kaart. Statistische Trends, mei 2018.

Shaffer, S.D. (1981). A Multivariate Explanation of Decreasing Turnout in Presidential Elections, 1960–1976. American Journal of Political Science, 25(1), 68–95.

Smets, K., en C. van Ham (2012). The Embarrassment of Riches? A Meta-Analysis of Individual-Level Research on Voter Turnout. Electoral Studies, 32(2), 344–359.

Steenvoorden, E., en J. van der Waal (2016). Stemgedrag bij gemeenteraadsverkiezingen.In: T. van der Meer en H. van der Kolk (Reds.), Democratie dichterbij: Lokaal Kiezersonderzoek 2016 (p.56–63). Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Timpone, R.J. (1998). Structure, Behavior, and Voter Turnout in the United States.The American Political Science Review, 92(1), 145–158.

Uslaner, E.M., en M. Brown (2005). Inequality, Trust, and Civic Engagement. American Politics Research, 33(6), 868–894.

StatLine

CBS StatLine (2019). Vertrouwen in mensen, recht en politiek; Europese vergelijking.

Tabellenbijlage

B.1 Opkomst bij Tweede Kamerverkiezingen in 2012 en 2017 naar vertrouwen in medemens, politiek en instituties in % van de stemgerechtigden
2012-20162017
Medemens: 07281
Medemens: 18593
Medemens: Phi0,15***0,18***
Politiek: 07887
Politiek: 18390
Politiek: 28693
Politiek: Kendall's tau-c0,07***0,05***
Publieke en maatschappelijke instituties: 0 - 17585
Publieke en maatschappelijke instituties: 2 - 38291
Publieke en maatschappelijke instituties: 4 - 58491
Publieke en maatschappelijke instituties: Kendall's tau-c0,06***0,04***
Private sector: 08292
Private sector: 18088
Private sector: 27686
Private sector: Kendall's tau-c-0,05***-0,05***
Kerken: 07989
Kerken: 18290
Kerken: Phi0,03***0,02
* p < 0,05; ** p < 0,01; *** p < 0,001

B.2 Effecten van vertrouwen op de opkomst bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2012 en 20171)
2012-20162017
MedemensWald97,5***37,9***
MedemensOR1,5***2,0***
Politiek:Wald86,2***8,8*
Politiek: 0 (ref.)
Politiek: 1OR1,3***1,1
Politiek: 2OR1,7***1,7**
Publieke en maatschappelijke instituties: Wald15,7***5,9
Publieke en maatschappelijke instituties: 0 - 1 (ref.)
Publieke en maatschappelijke instituties: 2 - 3OR1,2***1,4*
Publieke en maatschappelijke instituties: 4 - 5 OR1,1*1,3
Private sector: Wald73,6***30,4***
Private sector: 0 (ref.)
Private sector: 1OR0,8***0,6**
Private sector: 2OR0,6***0,5***
KerkenWald40,1***4,1*
KerkenOR1,3***1,3*
Nagelkerke R2%17,416,6
* p < 0,05; ** p < 0,01; *** p < 0,001
1) Gecontroleerd voor geslacht, opleiding, leeftijd, burgerlijke staat, gestandaardiseerd huishoudinkomen en migratieachtergrond.

B.3 Partijkeuze bij Tweede Kamerverkiezingen in 2012 en 2017 naar vertrouwen in medemens, politiek en instituties in % van kiezers 1)
Medemens: 0Medemens: 1Medemens: PhiPolitiek: 0Politiek: 1Politiek: 2Politiek: Kendall's tau-cPublieke en maatschappelijke instituties: 0 - 1Publieke en maatschappelijke instituties: 2 - 3Publieke en maatschappelijke instituties: 4 - 5Publieke en maatschappelijke instituties: Kendall's tau-cPrivate sector: 0Private sector: 1Private sector: 2Private sector: Kendall's tau-cKerken: 0Kerken: 1Kerken: Phi
Tweede Kamerverkiezingen 2012PVV134-0,17***1231-0,10***1473-0,08***776084-0,08***
Tweede Kamerverkiezingen 2012D667150,12***714190,10***611160,08***1113120,01*138-0,08***
Tweede Kamerverkiezingen 2012GL250,08***3560,02***3450,02***632-0,03***53-0,03***
Tweede Kamerverkiezingen 2012VVD24260,02**2428270,03***2327280,03***2131320,11***2820-0,09***
Tweede Kamerverkiezingen 2012CDA1111-0,011010120,02***10111101011120,02***6230,24***
Tweede Kamerverkiezingen 2012CU340,03***44303440433-0,01***1110,26***
Tweede Kamerverkiezingen 2012SGP22-0,03***221-0,01***322-0,01***2220060,19***
Tweede Kamerverkiezingen 2012SP108-0,03***1285-0,07***12107-0,05***1177-0,04***115-0,09***
Tweede Kamerverkiezingen 201250PLUS21-0,06***210-0,02***321-0,02***211-0,01***21-0,03***
Tweede Kamerverkiezingen 2012PvdA212101822250,06***1719230,05***221919-0,03***2217-0,06***
Tweede Kamerverkiezingen 2012PvdD32-0,02**321-0,02***322-0,01***312-0,01***31-0,05***
Tweede Kamerverkiezingen 2017PVV144-0,19***1531-0,13***1873-0,11***777094-0,08***
Tweede Kamerverkiezingen 2017D669160,10***815210,12***712190,10***1313160,02*169-0,09***
Tweede Kamerverkiezingen 2017GL8140,08***813160,07***811150,06***1689-0,07***1310-0,05**
Tweede Kamerverkiezingen 2017VVD18230,06***1623270,10***1422240,07***1525310,14***2316-0,09***
Tweede Kamerverkiezingen 2017CDA1412-0,02131310-0,02*131311-0,021213120,019230,19***
Tweede Kamerverkiezingen 2017CU450,0345504550,01554-0,011140,29***
Tweede Kamerverkiezingen 2017SGP32-0,01331-0,01*22202220070,19***
Tweede Kamerverkiezingen 2017SP97-0,05***1164-0,07***1295-0,06***985-0,03***94-0,09***
Tweede Kamerverkiezingen 201750PLUS62-0,12***521-0,04***432-0,02***332-0,02***32-0,03
Tweede Kamerverkiezingen 2017PvdA680,04*58110,05***56100,04***976-0,02**76-0,02
Tweede Kamerverkiezingen 2017PvdD440542-0,02***643-0,02***532-0,03***52-0,05***
* p < 0,05; ** p < 0,01; *** p < 0,001
1) Uitgezonderd blanco en ongeldige stemmen.

B.3 Partijkeuze bij Tweede Kamerverkiezingen in 2012 en 2017 naar vertrouwen in medemens, politiek en instituties in % van kiezers 1)
Tweede Kamerverkiezingen 2012Tweede Kamerverkiezingen 2012Tweede Kamerverkiezingen 2012Tweede Kamerverkiezingen 2012Tweede Kamerverkiezingen 2012Tweede Kamerverkiezingen 2012Tweede Kamerverkiezingen 2012Tweede Kamerverkiezingen 2012Tweede Kamerverkiezingen 2012Tweede Kamerverkiezingen 2012Tweede Kamerverkiezingen 2012Tweede Kamerverkiezingen 2017Tweede Kamerverkiezingen 2017Tweede Kamerverkiezingen 2017Tweede Kamerverkiezingen 2017Tweede Kamerverkiezingen 2017Tweede Kamerverkiezingen 2017Tweede Kamerverkiezingen 2017Tweede Kamerverkiezingen 2017Tweede Kamerverkiezingen 2017Tweede Kamerverkiezingen 2017Tweede Kamerverkiezingen 2017
PVVD66GLVVDCDACUSGPSP50PLUSPvdAPvdDPVVD66GLVVDCDACUSGPSP50PLUSPvdAPvdD
Medemens: 0137224113210221314981814439664
Medemens: 1415526114281212416142312527284
Medemens: Phi-0,17***0,12***0,08***0,02**-0,010,03***-0,03***-0,03***-0,06***0-0,02**-0,19***0,10***0,08***0,06***-0,020,03-0,01-0,05***-0,12***0,04*0
Politiek: 01273241042122183158816134311555
Politiek: 1314528104281222315132313536284
Politiek: 21196271231502511211627105141112
Politiek: Kendall's tau-c-0,10***0,10***0,02***0,03***0,02***0-0,01***-0,07***-0,02***0,06***-0,02***-0,13***0,12***0,07***0,10***-0,02*0-0,01*-0,07***-0,04***0,05***-0,02***
Publieke en maatschappelijke instituties: 0 - 11463231033123173187814134212456
Publieke en maatschappelijke instituties: 2 - 37114271142102192712112213529364
Publieke en maatschappelijke instituties: 4 - 53165281142712323191524115252103
Publieke en maatschappelijke instituties: Kendall's tau-c-0,08***0,08***0,02***0,03***00-0,01***-0,05***-0,02***0,05***-0,01***-0,11***0,10***0,06***0,07***-0,020,010-0,06***-0,02***0,04***-0,02***
Private sector: 07116211042112223713161512529395
Private sector: 171333111327119171382513528373
Private sector: 261223212327119271693112425262
Private sector: Kendall's tau-c00,01*-0,03***0,11***0,02***-0,01***0-0,04***-0,01***-0,03***-0,01***00,02*-0,07***0,14***0,01-0,010-0,03***-0,02***-0,02**-0,03***
Kerken: 081352861011222391613239109375
Kerken: 1483202311651171491016231474262
Kerken: Phi-0,08***-0,08***-0,03***-0,09***0,24***0,26***0,19***-0,09***-0,03***-0,06***-0,05***-0,08***-0,09***-0,05**-0,09***0,19***0,29***0,19***-0,09***-0,03-0,02-0,05***
* p < 0,05; ** p < 0,01; *** p < 0,001
1) Uitgezonderd blanco en ongeldige stemmen.

B.4 Effecten van vertrouwen op partijkeuze bij Tweede Kamerverkiezingen van 2012 en 20171)
PVVPVVD66D66GLGLVVDVVDCDACDACU2)CU2)SGP3)SGP3)SP4)SP4)50PLUSPvdAPvdAPvdDPvdD
2012-201620172012-201620172012-201620172012-201620172012-201620172012-201620172012-201620172012-201620172012-201620172012-201620172012-20162017
MedemensWald125,9***34,8***44,5***5,8*39,5***13,3***17,4***0,42,50,28,40,01,72,71,10,45,6*10,5**5,7*2,21,31,2
MedemensOR0,5***0,4***1,5***1,4*2,1***1,7***0,8***1,11,10,91,41,00,800,71,11,10,7*0,5**1,1*1,30,91,2
Politiek: Wald219,20***56,2***116,3***28,4***33,7***13,8**9,1*13,2**6,5*5,614,02,025,7***7,2*66,5***11,2**16,5***15,4***62,6***22,4***16,7***4,1
Politiek: 0 (ref.)
Politiek: 1OR0,3***0,3***1,5***1,6**1,6***1,31,11,4**1,10,90,90,80,7*1,20,7***0,7*0,6**0,5*1,3***1,5*0,7**1,1
Politiek: 2OR0,1***0,1***2,1***2,2***1,9***1,8***0,9*1,5***1,2*0,7*0,60,70,36***0,5*0,5***0,5**0,3***0,2***1,6***2,5***0,5***0,7
Publieke en maatschappelijke instituties: Wald35,9***20,1***18,3***8,9*4,74,31,83,79,3**2,42,60,811,9**0,50,75,71,55,154,1***5,63,82,1
Publieke en maatschappelijke instituties: 0 - 1 (ref.)
Publieke en maatschappelijke instituties: 2 -3OR0,7***0,5***1,3**1,11,3*1,31,01,11,01,21,00,80,65**1,11,11,21,01,61,3***1,20,80,8
Publieke en maatschappelijke instituties: 4 - 5OR0,6***0,4***1,5***1,5*1,31,5*0,90,90,8*1,10,90,80,54***0,91,00,80,82,1*1,6***1,6*0,80,7
Private sector (ref.=0): Wald52,0***22,2***16,5***0,2113,1***61,4***249,8***79,6***7,9*1,721,83,91,11,831,8***1,40,70,979,8***10,2**9,0*9,9**
Private sector (ref.=0): 0 (ref.) 0,8
Private sector (ref.=0): 1OR1,5***1,31,11,00,5***0,4***1,8***1,9***1,01,10,60,91,151,10,7***0,90,91,00,7***0,80,6**0,7
Private sector (ref.=0): 2OR1,9***2,5***0,8**0,90,3***0,4***2,0***2,6***1,2**1,20,70,61,130,70,8*0,81,00,70,62***0,6**0,90,5**
KerkenWald37,7***6,3*110,4***36,1***6,0*0,9117,8***35,4***681,5***86,8***534,6138,8***289,2***74,7***80,6***17,1***11,0***3,9*119,8***4,3*11,1***3,7
KerkenOR0,6***0,6*0,5***0,5***0,8*0,90,6***0,5***4,3***2,8***21,221,8***36,19***28,6***0,5***0,5***0,6***0,6*0,6***0,7*0,6***0,7
Nagelkerke R2%23,429,511,612,611,816,99,815,917,916,526,029,725,225,08,411,212,815,88,59,36,78,0