Vertrouwen en stemgedrag

1. Inleiding

De afgelopen verkiezingen werden gekenmerkt door grote verschuivingen in het politieke landschap. Zo heeft de nieuwe partij Forum voor Democratie (FvD) een razendsnelle opkomst doorgemaakt. Deze partij behaalde tijdens de Tweede Kamerverkiezingen van 2017 nog slechts 2 zetels, maar werd bij de Provinciale Statenverkiezingen in 2019 de grootste partij van Nederland. De PvdA is daarentegen kleiner dan ooit, terwijl het CDA zich langzaam herstelt van de verliezen die het in een aantal verkiezingen op rij heeft geleden.Dit soort snelle veranderingen staat in scherp contrast met het stemgedrag van Nederlanders in een groot deel van de twintigste eeuw. De keuze voor een partij stond in deze periode van verzuiling namelijk voor veel mensen vast, en werd vooral bepaald door scheidslijnen in de samenleving die veroorzaakt werden door onder meer religie en sociaaleconomische positie (Lipset en Rokkan, 1967).
Zulke traditionele scheidslijnen zijn nu minder bepalend voor het stemgedrag. Andere factoren, die sterker aan verandering onderhevig zijn, hebben daarentegen aan belang gewonnen. Zo maken kiezers vaker hun keuze op basis van specifieke standpunten van een partij, het zogenoemde ‘issue-based voting’ (zie bijvoorbeeld Budge en Farlie, 1983) of ze laten hun keuze bepalen door de personen op wie ze kunnen stemmen, de ‘candidate orientation’ (McAllister, 2007). Echter niet alleen dergelijke zogenoemde korte-termijnfactoren zijn relevant voor de stemkeuze, ook meer stabiele, lange-termijnfactoren spelen nog altijd een essentiële rol bij de afweging aan welke partij de kiezer zijn of haar stem toevertrouwt. Terwijl de eerder genoemde scheidslijnen in belang lijken af te nemen, is volgens Kriesi et al. (2006) een nieuwe scheidslijn in opkomst, waarbij de winnaars en verliezers van globalisering tegenover elkaar staan. Daarnaast blijven grondhoudingen inde vorm van diepe overtuigingen die gestoeld zijn op ideologische of religieuze waarde neen grote rol spelen in het stemgedrag. Een andere lange-termijnfactor die een grote impact kan hebben op het stemgedrag, is het vertrouwen van de kiezer in de medemensen in de samenleving. Vertrouwen is, in navolging van de OECD, ‘a person’s belief that another person or institution will act consistently with their expectations of positive behavior’ (OECD, 2017, p. 42). Het gaat dus bij vertrouwen om de overtuiging van een individu dat een andere persoon of een institutie op een positieve manier handelt conform de verwachtingen. In deze bijdrage gaan we na of deze positieve verwachtingen ten opzichte van andere mensen en diverse instituties gerelateerd zijn aan het stemgedrag. Dit betreft zowel de deelname aan de verkiezingen als de keuze voor een specifieke politieke partij.

Dit artikel bouwt voort op eerder onderzoek naar de rol van vertrouwen voor stemgedrag(zie bijvoorbeeld Schmeets, 2017). Hierbij wordt gebruik gemaakt van gegevens die in het onderzoek Sociale samenhang en Welzijn (S&W) onder bijna 46 duizend 15-plussers zijn verzameld in de periode 2012–2017. In de analyses wordt voor de effecten van vertrouwen op stemgedrag een vergelijking gemaakt tussen de nieuwste cijfers over 2017, toen de laatste Tweede Kamerverkiezingen plaatsvonden, en die over 2012–2016, waarbij de Tweede Kamerverkiezingen van 2012 het uitgangspunt vormen. Daarbij staat de vraag centraal welke vertrouwensaspecten relevant zijn voor het stemgedrag bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2012 en 2017.