Milieu en duurzame energie. Opvattingen en gedrag

5. Conclusies en discussie

De aandacht voor het milieu bij de bevolking fluctueert sterk. In het begin van de jaren zeventig was het milieu het grootste landelijke probleem, mede door het kritische rapport dat de Club van Rome uitbracht over de grenzen aan de groei. Terwijl eind jaren tachtig het milieu in de schijnwerpers stond vanwege discussies over de financiering van milieubeleidsplannen, daalde de interesse voor milieuvraagstukken tot 4 procent in 2014 (Schmeets en Van Hoof 2016; Schmeets en Gielen, 2015). Dit ging ten faveure van andere problemen waar een hogere prioriteit aan werd toegekend, zoals de gezondheidszorg, criminaliteit, de economie, waarden en normen, en minderheden. Indien echter direct wordt gevraagd naar het belang van het milieu, geeft slechts een op de honderd 18-plussers te kennen het milieu onbelangrijk te vinden. Maar liefst negen op de tien volwassenen in Nederland vinden het milieu belangrijk tot zeer belangrijk. Zij zijn doorgaans bewust bezig met het eigen energiegebruik. In het perspectief van de tanende belangstelling voor het milieu als een belangrijk nationaal probleem, is dit een opmerkelijk resultaat.

Het belang dat mensen aan het milieu hechten wordt weerspiegeld in het gedrag. Tussen 80 en 90 procent van de bevolking geeft aan dat ze energiebewust bezig zijn doorlichten uit te doen en deuren te sluiten om energie te besparen, en de wasmachine en vaatwasser doorgaans pas aan te zetten als deze vol zijn. Het is iets minder vaak te zien bij het verwijderen van apparaten uit stopcontacten en het lager zetten van de verwarming door warmere kleding aan te trekken. Daarbij spelen kostenoverwegingen overigens een belangrijker rol dan het milieu. Ook heeft de bevolking een uitgesproken mening over duurzame energie: een overgrote meerderheid vindt dat duurzame energie bijdraagt aaneen beter milieu, vindt duurzame energie noodzakelijk, zegt dat de overheid duurzame alternatieven moet subsidiëren, en ervaart een windmolenpark in de woonomgeving niet als een probleem.

Het belang dat mensen aan het milieu hechten vertaalt zich blijkbaar in de inzet om er ook daadwerkelijk iets aan te (willen) doen. En dat wordt onder vrijwel alle bevolkingsgroepen aangetroffen. Als er tussen bevolkingsgroepen al verschillen zijn, dan zijn die doorgaans klein en vallen die (gedeeltelijk) weg indien rekening wordt gehouden met de specifieke samenstelling van die groepen. Er zijn geen aanwijzingen dat een partner en/of kinderen zorgen voor corrigerend gedrag ten gunste van het milieu. Een andere constatering is dat vrouwen iets meer milieubesef en milieubewust gedrag tonen dan mannen. Ook is, conform de verwachting, milieubewust gedrag meer te zien onder hoger dan onder lager opgeleiden. Geheel tegen de verwachting is het effect van leeftijd. Voor de meeste aspecten etaleren niet jongeren, maar ouderen energiebewuste opvattingen en milieubewust gedrag. Ook strookt de relatie tussen inkomen en milieugedrag niet met de veronderstelling dat juist de lagere inkomens besparen op de energie in en rond het huis. Evenzeer sporen de cijfers niet met de verwachtingen dat mensen in de steden meer milieubewust zijn dan op het platteland. Opmerkelijk is de relatie met herkomst: de mensen met een niet-westerse migratieachtergrond vinden het milieu belangrijker, maar handelen daar minder naar.
.
Het beeld dat naar voren komt, is dat de bevolking veel belang hecht aan het milieu en milieubewust handelt en dat dit gedragen wordt door vrijwel alle bevolkingslagen. Dit is gunstig in het perspectief van het slagen van de doelstellingen zoals in het Regeerakkoord is vastgelegd. Daar dient aan te worden toegevoegd dat naast milieuoverwegingen ook – en vooral – het kostenaspect het milieubewuste gedrag stuurt. Indien handelingen resulteren in kostenbesparing zal men daar eerder toe genegen zijn.