Auteur: Judit Arends met advies en redactie van Moniek Coumans

Vrijwilligerswerk 2022

Over deze publicatie

In dit rapport staat het verrichten van vrijwilligerswerk door de Nederlandse bevolking van 15 jaar of ouder in 2022 centraal. In dat jaar gaf 41 procent aan zich minstens één keer per jaar als vrijwilliger ingezet te hebben voor een organisatie of vereniging. Het aandeel is toegenomen ten opzichte van 2021, toen 39 procent vrijwilligerswerk deed.
In 2022 is het reguliere vragenblok over vrijwilligerswerk aangevuld met een aantal verdiepende vragen. Er is gevraagd naar de motieven om vrijwilligerswerk te gaan doen, de invloed van corona op het doen van vrijwilligerswerk, welke online activiteiten mensen doen voor hun vrijwilligerswerk en als mensen gevraagd worden om in het bestuur van een vrijwilligersorganisatie te gaan of ze het zouden doen.

1. Inleiding

Op verzoek van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), is in 2022 in samenspraak met de Nederlandse Organisatie Vrijwilligerswerk (NOV) een verdiepende module vrijwilligerswerk toegevoegd aan het onderzoek Sociale samenhang en welzijn 2022 (S&W). Dit is een aanvulling op het reguliere deel in S&W op basis waarvan informatie over het aandeel vrijwilligers in 13 soorten organisaties is verzameld.

Uit het reguliere vragenblok over vrijwilligerswerk blijkt dat in de periode 2012-2019 gemiddeld 49 procent van de Nederlandse bevolking van 15 jaar of ouder aangaf zich minstens één keer per jaar als vrijwilliger ingezet te hebben voor een organisatie of vereniging. In 2020 daalde het percentage vrijwilligers naar 44 procent en in 2021 daalde het verder naar 39 procent. Deze daling kan mogelijk het gevolg zijn van corona en daaraan gerelateerde maatregelen zoals lockdowns. Immers, veel vrijwilligerswerk was niet mogelijk door de maatregelen. Vooral het aandeel dat in de vier weken voorafgaand aan het interview vrijwilligerswerk deed is relatief sterk gedaald van 30 procent in de periode 2012-2019 tot 22 procent in 2021.

In 2022 is het reguliere deel aangevuld met een aantal verdiepende vragen. Aan degenen die vrijwilligerswerk deden werd onder andere gevraagd naar de motieven om vrijwilligerswerk te doen. Ook is gevraagd welke invloed corona had op het doen van vrijwilligerswerk, welke online activiteiten mensen deden in 2022 voor hun vrijwilligerswerk en als mensen gevraagd worden om in het bestuur van een vrijwilligersorganisatie te gaan of ze het zouden doen.

In dit rapport staat het verrichten van vrijwilligerswerk door de Nederlandse bevolking van 15 jaar of ouder in 2022 centraal. Het doel is allereerst om de resultaten van het reguliere deel en ontwikkelingen daarin ten opzichte van eerdere jaren te beschrijven. Daarnaast is dit onderzoek gericht op de verdiepende vragen.

2. Reguliere deel van het onderzoek

De resultaten in 2022 hebben betrekking op 7.941 respondenten in het onderzoek S&W 2022. Hiervan heeft 41 procent aangegeven in de afgelopen 12 maanden vrijwilligerswerk verricht te hebben voor één of meer organisaties of verenigingen. Dit aandeel verschilt significant met 2021 en de eerdere jaren. Er is sprake van een daling in vrijwilligers vanaf 2020, en deze daling zette zich voort in 2021, toen 39 procent vrijwilligerswerk deed. In 2022 is er juist weer sprake van een stijging in vergelijking met 2021.

In 2022 gaf 27 procent van de Nederlandse bevolking van 15 jaar of ouder aan zich in de vier weken voorafgaand aan het interview ingezet te hebben als vrijwilliger voor een organisatie of vereniging. Dit percentage bleef vrij stabiel in de periode 2012-2019 (30 procent), maar daalde wel fors in 2020 en 2021 (respectievelijk 21 en 22 procent).

2.1 Vrijwilligers naar organisaties

Er bestaan grote verschillen in de mate waarin mensen vrijwilligerswerk doen voor uiteenlopende organisaties of verenigingen. In 2022 hebben zich, net als in voorgaande jaren, relatief veel mensen ingezet als vrijwilliger bij sportverenigingen (13 procent). Dit werd gevolgd door scholen, buurt, verzorging of gezondheidszorg, levensbeschouwelijke organisaties en hobbyverenigingen (6-7 procent). Vijf procent van de bevolking deed vrijwilligerswerk voor culturele verenigingen of organisaties en vier procent voor jeugd- of buurthuiswerk. Rond de drie procent was actief voor natuurbehoud, sociale hulpverlening en vluchtelingenwerk, en twee procent voor arbeids- en politieke organisaties. Negen procent deed vrijwilligerswerk voor een andere organisatie die niet in de eerder genoemde 12 organisaties paste.

2.1.1 Percentage personen van 15 jaar of ouder dat vrijwilligerswerk doet voor een organisatie, 2012-2022
20122013201420152016201720182019202020212022
Totaal: tenminste 1 keer per jaar vrijwillliger50,549,148,048,749,748,547,646,743,838,941,2
OrganisatiesSportvereniging15,814,815,114,515,314,514,615,213,011,713,4
OrganisatiesSchool11,811,110,811,511,611,310,210,68,36,17,4
OrganisatiesBuurt5,25,25,14,75,34,75,65,74,54,27,1
OrganisatiesVerzorging of gezondheidszorg9,28,68,68,39,58,78,87,87,36,36,8
OrganisatiesLevensbeschouwelijke organisatie8,38,37,78,17,67,47,66,76,35,96,4
OrganisatiesHobby- of gezelligheidsvereniging5,54,94,54,95,34,54,54,74,33,96,4
OrganisatiesCulturele vereniging5,55,44,85,05,45,05,24,84,83,75,2
OrganisatiesJeugd- of buurthuiswerk7,78,18,38,58,28,58,78,47,46,04,4
OrganisatiesSociale hulpverlening1,61,81,71,82,02,01,91,91,61,83,4
OrganisatiesMilieu, natuur of dierenbescherming..........3,5
OrganisatiesVluchtelingenwerk, mensenrechten..........2,7
OrganisatiesArbeids- of politieke organisatie..........1,8
OrganisatiesAndere organisatie7,37,26,47,07,16,67,27,16,55,68,9
OrganisatiesWonen2,22,02,11,92,01,82,22,21,62,0.
OrganisatiesVakbond of bedrijfsorganisatie2,52,52,42,12,82,22,22,72,12,2.
OrganisatiesPolitieke organisatie1,51,31,41,41,51,21,31,31,11,1.
Afgelopen vier weken vrijwilliger30,730,029,531,130,329,829,930,520,922,326,7

In 2022 is er ten opzichte van 2021 sprake van een stijging in het aandeel dat vrijwilligerswerk deed voor sportverenigingen, scholen, hobbyverenigingen, culturele verenigingen, buurt, sociale hulpverlening en vrijwilligerswerk voor een andere (niet eerder genoemde) organisatie of vereniging. Voor jeugd- of buurthuiswerk is er sprake van een daling. Het percentage dat zich vrijwillig inzette op het gebied van verzorging of gezondheidszorg en levensbeschouwelijke organisatie verschilde in 2022 niet significant van 2021.

Mensen kunnen voor één of meer dan één organisatie of vereniging vrijwilligerswerk doen. In 2022 deed 22 procent vrijwilligerswerk voor één organisatie of vereniging, 10 procent voor twee, 5 procent voor drie en 4 procent voor vier of meer organisaties of verenigingen.

Er is ook een variatie in de mate waarin mensen vrijwilligerswerk doen voor uiteenlopende organisaties of verenigingen in de vier weken voorafgaand aan het interview. In 2022 heeft zich 7 procent ingezet als vrijwilliger in de vier weken voorafgaand aan het interview voor sportverenigingen en 4 procent voor levensbeschouwelijke organisaties, verzorging of gezondheidszorg en voor de buurt. Het laagste aandeel vrijwilligers was te vinden voor arbeids- of politieke organisaties (1 procent).

2.2 Frequentie, duur en toekomstplannen

In figuur 2.2.1 is het aandeel regelmatig (wekelijks of maandelijks) of incidenteel (af en toe of éénmalig) vrijwilligerswerk van de vrijwilligers die actief zijn in de 13 soorten organisaties weergegeven. Meer dan vier op de tien van de vrijwilligers deden het vrijwilligerswerk wekelijks (44 procent), meer dan drie op de tien maandelijks (31 procent). Ruim vier op de tien deden dat af en toe (45 procent) en 17 procent één keer per jaar.

Bij 9 van de 13 soorten vrijwilligerswerk gaf meer dan de helft van de vrijwilligers aan het vrijwilligerswerk regelmatig (wekelijks of maandelijks) te doen. Dit geldt vooral voor vrijwilligerswerk voor verzorging of gezondheidszorg, waarbij 52 procent wekelijks en 19 procent maandelijks het vrijwilligerswerk deed. De meeste vrijwilligers die regelmatig vrijwilligerswerk deden, deden dat vaker wekelijks dan maandelijks. Dit geldt voor verzorging of gezondheidszorg, sportvereniging, jeugd- of buurthuiswerk, culturele vereniging, vluchtelingenwerk en sociale hulpverlening.

Nagenoeg hetzelfde aandeel vrijwilligers deed wekelijks of incidenteel (af en toe) vrijwilligerswerk voor  een sportvereniging, jeugd- of buurthuiswerk, een culturele vereniging, vluchtelingenwerk, sociale hulpverlening, en voor een arbeids- of politieke organisatie.

Vrijwilligerswerk vond vaker incidenteel (af en toe) plaats voor een school (47 procent), voor de buurt (43 procent), voor natuurbehoud (39 procent) en voor een hobbyvereniging (36 procent).

2.2.1 Frequentie van vrijwilligerswerk, 2022
JaarWekelijks (% vrijwilligers)Maandelijks (% vrijwilligers)Af en toe (% vrijwilligers)Eenmalig (% vrijwilligers)
Verzorging, gezondheidszorg52,218,723,06,1
Sportvereniging36,819,934,68,7
Jeugd- of buurthuiswerk36,717,733,412,1
Culturele vereniging35,824,230,39,8
Vluchtelingenwerk34,914,933,117,1
Levensbeschouwelijk33,731,728,85,8
Arbeid of politiek33,126,328,811,8
Sociale hulpverlening32,420,130,117,4
Hobbyvereniging29,326,335,88,5
Natuurbehoud27,016,338,917,8
Buurt23,718,442,815,2
School16,618,447,217,8
Anders38,223,624,114,1

Er is sterke variatie in de tijd die vrijwilligers wekelijks in hun vrijwilligerswerk hebben gestoken. Gemiddeld besteedden vrijwilligers in 2022 4,4 uur per week aan vrijwilligerswerk. De grootste groep vrijwilligers, 39 procent, gaf aan minder dan één uur per week vrijwilligerswerk te hebben gedaan. Dit zijn vooral mensen die een paar uur per jaar actief zijn als vrijwilliger. Ruim 20 procent (22 procent) is van 1 tot 3 uur per week actief en eveneens ruim 20 procent (23 procent) 3 tot 8 uur. 12 procent van de vrijwilligers is wekelijks 8 tot 20 uur actief. Meer dan 20 uur vrijwilligerswerk per week is voorbehouden aan 4 procent. De meeste uren per week worden gemiddeld besteed aan verzorging of gezondheidszorg en de minste aan activiteiten voor scholen.

Vergeleken met 2021 is in 2022 het aandeel vrijwilligers dat minder dan één uur vrijwilligerswerk deed hoger: 39 tegen 32 procent en het aandeel dat 1 tot 3 uur vrijwilligerswerk deed lager: 22 tegen 26 procent. Vergeleken met 2020 is er geen significant verschil.

2.2.2 Uren per week besteed aan vrijwilligerswerk
JaarMinder dan 1 uur (% vrijwilligers)1 tot 3 uur (% vrijwilligers)3 tot 8 uur (% vrijwilligers)8 tot 20 uur (% vrijwilligers)20 uur of meer (% vrijwilligers)
2022392223124
2021322626133
2020372324124

Het langst deden mensen vrijwilligerswerk voor een levensbeschouwelijke organisatie (70 procent meer dan een jaar) en het kortst voor vluchtelingenwerk (40 procent voor meer dan een jaar).

2.2.3 Duur vrijwilligerswerk naar organisatie, 2022
JaarMeer dan 1 jaar (% vrijwilligers)Minder dan 1 jaar (% vrijwilligers)Minder dan een half jaar (% vrijwilligers)Een maand (% vrijwilligers)
Levensbeschouwelijk79,67,04,09,4
Culturele vereniging73,411,45,110,1
Sportvereniging70,512,77,59,2
Jeugd- of buurthuiswerk69,99,38,612,2
Verzorging, gezondheid69,49,912,18,6
Hobbyvereniging68,813,27,410,7
Buurt63,715,77,213,4
Natuurbehoud61,114,611,313,0
Arbeid of politiek58,314,712,614,3
Sociale hulpverlening57,715,69,717,0
School56,713,910,618,8
Vluchtelingenwerk43,015,620,421,0
Anders71,88,77,611,9

Tevens is gevraagd of men van plan was om het vrijwilligerswerk voor de organisatie over een jaar nog te doen. In 2022 gaf 70 procent aan om dat van plan te zijn. Voor een levensbeschouwelijke organisatie wilde 74 procent van de vrijwilligers ook het volgend jaar zich hiervoor inzetten, 5 procent gaf aan daarmee te stoppen, en 7 procent was in het afgelopen jaar al gestopt. Daarnaast zei 14 procent dit nog niet te weten. Ook bij de andere organisaties gaf een duidelijke meerderheid (meer dan 60 procent) aan zich als vrijwilliger te willen blijven inzetten. De bereidheid was met achtereenvolgens 54 en 50 procent het laagst bij scholen en vluchtelingenwerk.

2.2.4 Van plan om vrijwilligerswerk over een jaar nog te doen, 2022
JaarJa (% vrijwilligers)Nee (% vrijwilligers)Al gestopt (% vrijwilligers)Weet niet (% vrijwilligers)
Levensbeschouwelijk74,15,27,013,7
Culturele vereniging69,76,48,615,3
Natuurbehoud66,35,27,021,4
Sportvereniging66,08,09,616,4
Buurt65,96,16,521,4
Hobbyvereniging62,98,27,821,0
Arbeid of politiek62,86,913,916,4
Sociale hulpverlening61,76,410,321,7
Verzorging, gezondheidszorg61,28,013,017,8
Jeugd- of buurthuiswerk61,29,510,918,4
School53,814,313,218,7
Vluchtelingenwerk49,812,19,828,3
Anders66,38,27,218,3

Vrijwilligers geven vaker aan gelukkig te zijn dan mensen die geen vrijwilligerswerk doen: 88 tegen 81 procent. Het aandeel dat zich ongelukkig voelt, is bij de mensen die geen vrijwilligerswerk doen twee keer zo groot als bij de vrijwilligers. Ook zijn vrijwilligers meer tevreden met hun eigen leven dan mensen die geen vrijwilligerswerk doen: 85 tegen 78 procent. Het percentage ontevredenen is bij de niet-vrijwilligers bijna het dubbele van dat bij de vrijwilligers.

2.3 Verschillen in vrijwilligerswerk tussen bevolkingsgroepen

Vrijwilligers zijn vaker te vinden onder 35- tot 55–jarigen (45 procent) en 65- tot 75-jarigen (48 procent) dan in de andere leeftijdsgroepen. Het aandeel vrijwilligers is in 2022 het  laagst onder 75-plussers  en onder 25- tot 35-jarigen (beide 34 procent).

De leeftijdsgroep 35- tot 45-jarigen, vaak met schoolgaande kinderen, is vergeleken met andere leeftijdsgroepen met 21 procent vooral actief op school (tabel 2.3.2). De 65- tot 75-jarigen zetten zich in vergelijking met andere leeftijdsgroepen relatief vaak in voor organisaties op het gebied van verzorging of gezondheid en cultuur. 15- tot 25-jarigen en 65-plussers doen vaker vrijwilligerswerk bij een hobby- of gezelligheidsvereniging dan de andere leeftijdsgroepen. 65-plussers zijn vergeleken met de andere leeftijdsgroepen ook vaker actief bij een levensbeschouwelijke organisatie. Gemiddeld besteedt een 65-plusser die vrijwilligerswerk doet daar meer uren per week aan dan mensen jonger dan 65 jaar. 65- tot 75-jarigen spenderen de meeste uren per week aan vrijwilligerswerk en 35- tot 45-jarigen de minste uren.

Vergeleken met 2021 nam het aandeel vrijwilligers toe onder 65-plussers. Bij de andere leeftijdsgroepen zijn er geen significante verschillen tussen 2021 en 2022. Onder de groep van 65- tot 75-jarigen is het aandeel vrijwilligers na een aanvankelijke daling in 2020 weer op hetzelfde niveau als in 2019, vóór corona.

2.3.1 Vrijwilligerswerk naar leeftijd, 2022 en 2021
vrijwilliger2022 (% personen van 15 jaar of ouder )2021 (% personen van 15 jaar of ouder )
Totaal41,238,9
15 tot 25 jaar41,038,1
25 tot 35 jaar34,230,8
35 tot 45 jaar44,644,5
45 tot 55 jaar44,644,6
55 tot 65 jaar40,139,2
65 tot 75 jaar48,443,6
75 jaar of ouder34,527,3

Mannen en vrouwen hebben zich in 2022 even vaak ingezet als vrijwilliger. Wel zijn er verschillen tussen mannen en vrouwen als naar het soort organisatie wordt gekeken waarvoor vrijwilligerswerk wordt gedaan. Zo zijn vrouwen bijna twee keer zo vaak als mannen actief in de verzorging of gezondheidszorg (9 tegen 5 procent) en twee keer zo vaak voor een school (10 tegen 5 procent). Mannelijke vrijwilligers zijn daarentegen actiever op het gebied van sport (17 tegen 10 procent), hobbyverenigingen en voor arbeids- of politieke organisaties. Ook is er een verschil tussen mannen en vrouwen in het gemiddeld aantal uren per week dat aan vrijwilligerswerk wordt besteed: mannen besteden gemiddeld meer uren per week aan vrijwilligerswerk dan vrouwen. Dit is vergelijkbaar met eerdere jaren.

2.3.2 Percentage vrijwilligers naar achtergrondkenmerken, 2022
TotaalSportverenigingSchoolBuurtVerzorging of gezondheidszorgLevensbeschouwelijke organisatieHobby- of gezelligheidsverenigingCulturele verenigingJeugd- of buurthuiswerkSociale hulpverleningMilieu, natuur of dierenbeschermingVluchtelingenwerk, mensenrechtenArbeids- of politieke organisatieAndere organisatieUren vrijwilligerswerk per week
Totaal41,213,47,47,16,86,46,45,24,43,43,52,71,88,94,4
GeslachtMannen41,616,74,97,74,75,97,45,34,72,83,72,22,49,44,9
GeslachtVrouwen40,810,29,86,58,96,95,55,14,14,03,43,11,38,33,9
Leeftijd15 tot 25 jaar41,017,38,12,86,14,19,84,16,02,42,62,21,55,34,2
Leeftijd25 tot 35 jaar34,210,96,04,13,45,34,73,93,22,72,62,22,04,53,4
Leeftijd35 tot 45 jaar44,617,120,99,04,06,85,44,76,33,73,03,11,46,63,0
Leeftijd45 tot 55 jaar44,619,48,59,44,25,64,04,84,84,25,03,31,89,53,9
Leeftijd55 tot 65 jaar40,110,72,58,29,05,54,55,83,43,23,62,72,010,14,4
Leeftijd65 tot 75 jaar48,49,12,711,513,49,99,28,34,85,45,53,33,217,07,3
Leeftijd75 jaar of ouder34,56,71,34,38,89,08,95,31,82,22,11,40,910,34,8
OnderwijsniveauBasisonderwijs27,45,83,74,58,14,34,91,84,42,11,80,90,96,37,0
OnderwijsniveauVmbo, avo onderbouw, mbo132,79,04,95,57,86,35,33,34,32,32,71,71,06,94,8
OnderwijsniveauMbo2, 3, 4, havo, vwo40,114,17,37,26,16,16,64,84,43,13,11,71,48,84,2
OnderwijsniveauHbo, wo bachelor50,316,910,07,56,67,88,07,24,85,34,13,62,710,44,1
OnderwijsniveauWo, master, doctor54,218,910,110,26,97,06,78,44,24,16,45,83,711,94,1
HuishoudensinkomenEerste (laagste) kwartielgroep34,37,46,16,66,65,35,44,45,23,03,03,01,67,46,0
HuishoudensinkomenTweede kwartielgroep37,810,97,36,07,36,56,44,74,43,13,01,91,28,45,5
HuishoudensinkomenDerde kwartielgroep43,214,48,17,57,37,96,85,04,43,03,22,41,48,94,3
HuishoudensinkomenVierde (hoogste) kwartielgroep46,718,27,68,16,15,66,56,43,84,14,73,32,810,23,7
Betaald werkWel betaald werk42,516,59,47,15,26,05,85,14,73,13,52,92,07,73,6
Betaald werkWel betaald werk excl. 67+42,216,79,56,94,95,95,74,94,63,03,52,81,97,33,5
Betaald werkGeen betaald werk38,77,33,37,19,97,17,65,63,83,93,62,21,611,26,3
Betaald werkGeen betaald werk excl. 67+35,97,15,66,88,84,75,24,64,84,43,52,21,48,66,1
HerkomstNederlandse achtergrond44,815,17,67,67,37,06,95,84,63,43,72,52,010,04,3
HerkomstMigratieachtergrond30,48,36,85,55,24,54,93,53,93,32,93,11,35,35,1
Kerkelijke gezindteGeen denominatie40,015,77,66,55,40,55,85,43,93,23,92,21,97,84,0
Kerkelijke gezindteDenominatie44,210,97,38,48,615,17,45,35,23,83,23,31,910,54,7
Stedelijkheid woongemeenteZeer sterk stedelijk35,010,16,44,95,43,85,14,63,62,83,12,81,76,44,5
Stedelijkheid woongemeenteSterk stedelijk40,212,77,08,16,76,16,04,64,74,23,52,72,38,34,4
Stedelijkheid woongemeenteMatig stedelijk45,015,28,36,77,36,26,85,33,84,14,23,11,59,94,9
Stedelijkheid woongemeenteWeinig stedelijk46,016,68,97,98,18,47,96,85,12,83,42,41,311,14,2
Stedelijkheid woongemeenteNiet stedelijk45,814,56,39,47,011,17,45,55,23,04,22,12,811,04,2

Mensen met een hoog onderwijsniveau (afgeronde hbo, wo bachelor en wo, master, doctor) zijn vaker vrijwilliger dan mensen met een lager onderwijsniveau. Waar van de hoog opgeleiden de helft actief is als vrijwilliger, is dat bij de laagst opgeleiden iets meer dan een kwart. Hoger opgeleiden zetten zich vaker dan lager opgeleiden in voor een school, een sportvereniging, culturele vereniging, arbeids- of politieke organisaties, natuurbehoud, vluchtelingenwerk en voor de buurt. Lager opgeleiden besteden gemiddeld wel meer uren per week aan vrijwilligerswerk dan hoger opgeleiden.

In 2022 deden meer mensen met een afgeronde vmbo opleiding vrijwilligerswerk dan in 2021. Het percentage vrijwilligers binnen de andere onderwijsniveaus is niet significant veranderd.

2.3.3 Vrijwilligerswerk naar onderwijsniveau, 2022 en 2021
vrijwilliger2022 (% personen van 15 jaar of ouder)2021 (% personen van 15 jaar of ouder)
Totaal41,238,9
Basisonderwijs27,423,2
Vmbo,avo,onderbouw mbo32,728,1
Mbo 2, 3, 4, havo, vwo40,139,0
Hbo, wo bachelor50,349,0
Wo, master, doctor54,248,9

Mensen met een hoog huishoudensinkomen doen over het algemeen vaker vrijwilligerswerk dan mensen met een laag huishoudensinkomen: 47 tegen 34 procent. Het verschil zit voornamelijk op het gebied van sport (18 versus 7 procent).

Mensen met betaald werk zijn met 43 procent vaker vrijwilliger dan mensen zonder betaald werk (39 procent). Dit verschil komt echter voor rekening van verschillen tussen werkenden en niet-werkenden in leeftijd en onderwijsniveau. Aangezien onder mensen zonder betaald werk relatief veel mensen 67 jaar of ouder zijn, is voor een betere vergelijking deze analyse ook uitgevoerd zonder de 67-plussers. Dit resulteert in een wat lager percentage vrijwilligers onder mensen zonder betaald werk. Als we naar het gemiddeld aantal uren per week kijken, dan valt op dat mensen zonder betaald werk meer tijd besteden aan vrijwilligerswerk dan mensen met betaald werk. Dit geldt ook als 67-plussers niet meegenomen worden bij mensen zonder betaald werk.

Ook de migratieachtergrond is onderscheidend; 45 procent van de 15-plussers met een Nederlandse achtergrond is vrijwilliger, bij degenen met een migratieachtergrond is dat 30 procent.

Personen die zichzelf rekenen tot een kerkelijke gezindte of levensbeschouwelijke groepering zijn met 44 procent ook wat vaker actief als vrijwilliger dan mensen zonder denominatie (40 procent). Mensen met denominatie doen vaker vrijwilligerswerk voor een religieuze of levensbeschouwelijke organisatie maar ook zetten zij zich vaker in voor andere organisaties, zoals verzorging of gezondheidszorg dan mensen zonder denominatie. Andersom zetten mensen zonder denominatie zich vaker in als vrijwilliger voor een sportvereniging.

Inwoners van niet of weinig stedelijke woongemeenten doen ten slotte vaker vrijwilligerswerk dan inwoners van (zeer) sterk stedelijke woongemeenten.

Incidenteel vrijwilligerswerk doen en toekomstplannen

Vrijwilligers van 35 tot 45 jaar verrichtten vaker incidenteel (af en toe) vrijwilligerswerk (60 procent) dan de andere leeftijdsgroepen, waarbij dit varieerde van 35 (75-plussers) tot 49 procent (45 tot 55 jarigen). Hoger opgeleiden doen hun vrijwilligerswerk vaker incidenteel dan laagopgeleiden. Mensen met betaald werk verrichtten vaker incidenteel vrijwilligerswerk dan mensen zonder betaald werk: 49 tegen 37 procent. Mannen en vrouwen verschilden niet in de frequentie.

Jongeren van 15 tot 25 jaar waren minder vaak van plan om met het vrijwilligerswerk door te gaan dan de andere leeftijdsgroepen. Iets meer dan de helft van de 15- tot 25-jarigen wilde doorgaan, terwijl meer dan 80 procent van de 65- tot 75-jarigen dat wilde. Hoger opgeleiden waren vaker van plan om door te gaan met het vrijwilligerswerk dan laagopgeleiden (basisonderwijs). Mannen en vrouwen verschilden niet in hun toekomstplannen.

2.3.4 Van plan om vrijwilligerswerk over een jaar nog te doen, naar persoonskenmerken, 2022
Kenmerk2022 (% vrijwilligers)
Totaal70,4
Leeftijd
15 tot 25 jaar51,7
25 tot 35 jaar65,5
35 tot 45 jaar73,8
45 tot 55 jaar75,7
55 tot 65 jaar72,1
65 tot 75 jaar81,7
75 jaar of ouder68,4
Onderwijsniveau
Basisonderwijs56,7
Vmbo,avo,onderbouw mbo63,9
Mbo 2,3,4,havo,vwo70,6
Hbo,wo bachelor72,2
Wo,master,doctor77,8
Geslacht
Mannen71,6
Vrouwen69,1

3. Aanvullend deel van het onderzoek in 2022

Het voornaamste doel van de aanvullende vragen over vrijwilligerswerk in 2022 was om meer informatie te verkrijgen over de motieven om vrijwilligerswerk te gaan doen, vrijwilligerswerk tijdens corona, online activiteiten en het vervullen van een bestuursfunctie.

3.1 Motieven om vrijwilligerswerk te doen

In tabel 3.1.1 zijn de resultaten van de vraag naar motieven om vrijwilligerswerk te gaan doen, weergegeven. In de Technische toelichting zijn de acht antwoordcategorieën (motieven) nader beschreven. Er zijn twee motieven die er uitspringen: het zelf leuk vinden om vrijwilligerswerk te doen (58 procent) en het fijn vinden om iets voor een ander te doen (57 procent). Voor 37 procent ligt de motivatie bij een zinvolle tijdsbesteding, voor 32 procent is het motief sociale contacten en 28 procent doet het uit een plichtsgevoel. Het leren van nieuwe dingen geeft 17 procent als motief aan, en een beperkt deel van 4 procent ziet vrijwilligerswerk als een opstap naar een betaalde baan. 13 procent geeft aan dat er een andere reden is.

3.1.1 Motieven om vrijwilligerswerk te doen, 2022 (% vrijwilligers)
TotaalSportverenigingSchoolBuurtVerzorging, gezondheidszorgLevensbeschouwelijke organisatieHobby- of gezelligheidsverenigingCulturele verenigingJeugd- of buurthuiswerkSociale hulpverleningNatuur of dierenbeschermingVluchtelingenwerk, mensenrechtenArbeids- of politieke organisatieAndere organisatie
Motievenzelf leuk vinden om te doen58,362,056,963,154,260,369,771,363,756,259,951,959,661,8
Motievenfijn vinden om iets voor een ander te doen 57,153,659,269,672,170,460,860,467,378,557,483,162,462,7
Motieveneen zinvolle tijdbesteding vinden37,028,131,943,342,650,941,948,941,548,056,451,055,846,0
Motievenvanwege de sociale contacten31,831,325,343,431,934,749,042,339,529,533,925,837,137,5
Motieveneen plicht vinden27,530,833,230,325,338,221,323,424,728,634,439,944,625,1
Motievennieuwe dingen leren16,614,316,217,116,615,227,225,223,419,522,723,232,421,7
Motievenkans op een baan te vergroten3,73,05,53,45,81,74,53,95,64,83,48,15,53,7
Motieveneen andere reden13,014,115,510,313,88,48,38,57,612,112,112,014,610,7

Een uitsplitsing naar de 13 organisaties laat zien dat het motief ‘het fijn vinden om iets voor een ander te doen’ zeer belangrijk is voor vrijwilligers op het gebied van vluchtelingenwerk, sociale hulpverlening, verzorging of gezondheidszorg, voor levensbeschouwelijke organisaties en voor de buurt. Meer dan 70 procent van de vrijwilligers bij deze organisaties gaf aan dat dit een belangrijke reden was om vrijwilligerswerk te doen. Het zelf leuk vinden om vrijwilligerswerk te doen is, is een andere belangrijke reden. Meer dan 60 procent van de vrijwilligers bij een culturele vereniging, een hobby- of gezelligheidsvereniging en een sportvereniging noemde dit motief. Vooral voor vrijwilligers die zich inzetten voor een hobby- of gezelligheidsvereniging zijn sociale contacten ook een belangrijke reden om vrijwilligerswerk te doen.

Vrouwen vonden het motief om iets voor een ander te doen vaker belangrijk dan mannen. Ook gaven vrouwen vaker dan mannen aan dat ze vrijwilligerswerk doen om de kans op een baan te vergroten. Mannen gaven daarentegen vaker aan dat ze vrijwilligerswerk doen omdat ze het een plicht vinden en ook deden mannen vaker dan vrouwen vrijwilligerswerk vanwege sociale contacten.

3.1.2 Motieven van vrijwilligers naar persoonskenmerken, 2022 (% vrijwilligers)
leuk vindenvoor een ander te doenzinvolle tijdsbestedingeen plicht vindensociale contactennieuwe dingen lerenmeer kans op een baanandere reden
GeslachtMannen58,355,038,630,134,416,93,311,8
GeslachtVrouwen58,359,235,524,929,216,34,214,2
Leeftijd15 tot 25 jaar60,546,929,115,227,631,810,415,0
Leeftijd25 tot 35 jaar58,857,136,629,829,820,55,515,4
Leeftijd35 tot 45 jaar58,159,532,835,828,813,84,414,6
Leeftijd45 tot 55 jaar56,159,733,633,127,616,22,417,2
Leeftijd55 tot 65 jaar56,357,834,428,031,112,32,313,6
Leeftijd65 tot 75 jaar61,162,050,624,240,511,70,36,8
Leeftijd75 jaar of ouder57,355,046,523,541,77,80,04,3
OnderwijsniveauBasisonderwijs49,751,636,918,031,415,93,58,8
OnderwijsniveauVmbo, avo onderbouw, mbo153,550,732,917,930,016,04,111,9
OnderwijsniveauMbo2, 3, 4, havo, vwo58,155,632,025,632,312,72,914,0
OnderwijsniveauHbo, wo bachelor61,962,341,831,434,721,25,112,2
OnderwijsniveauWo, master, doctor61,560,844,837,529,118,02,913,8
Betaald werkWel betaald werk58,256,332,929,427,716,93,414,9
Betaald werkGeen betaald werk58,458,946,023,540,615,94,58,8
Betaald werkGeen betaald werk excl. 67+56,458,741,622,540,024,610,913,5

Voor jongeren zijn de motieven ‘nieuwe dingen leren’ en ‘meer kans op een baan’ belangrijker dan voor ouderen. Ouderen daarentegen vonden de motieven ‘zinvolle tijdbesteding’ (vooral 65- tot 75-jarigen) en ‘sociale contacten’ vaker belangrijk dan jongeren.
Mensen die geen betaald werk hebben noemen voorts de motieven ‘zinvolle tijdsbesteding’ en ‘sociale contacten’ veel vaker dan mensen met een betaalde baan. Mensen zonder betaald werk vonden het ook minder vaak een plicht om vrijwilligerswerk te doen dan mensen met een betaalde baan. Dat geldt ook als er alleen naar 67-minners zonder betaald werk gekeken wordt. Wel vonden 67-minners zonder betaald werk vaker dan mensen met betaald werk dat ze in hun vrijwilligerswerk nieuwe dingen leren en meer kans hebben op een baan.
De vraag over motieven om vrijwilligerswerk te doen is ook gemeten in 2019 en 2017. In 2022 vonden meer vrijwilligers het leuk om vrijwilligerswerk te doen dan in 2019 (58 tegen 54 procent). Ook gaven in 2022 meer vrijwilligers als motief aan dat zij het fijn vonden om iets voor een ander te doen dan in 2019 (57 tegen 50 procent). In 2022 noemden daarentegen minder vrijwilligers dan in 2019 als motief voor vrijwilligerswerk het vergroten van de kans op een baan.
In 2017 gaven minder vrijwilligers aan dat ze vrijwilligerswerk deden omdat zij het fijn vonden om iets voor een ander te doen (54 procent), het een zinvolle tijdsbesteding vonden (33 procent) en vanwege sociale contacten (27 procent) dan in 2022. Daarentegen was het aandeel vrijwilligers in 2017 hoger (6 procent) dat als motief aangaf meer kans om een baan te hebben dan in 2022.

3.1.3 Motieven om vrijwilligerswerk te doen1)
vrijwilliger2022 (% vrijwilligers)2019 (% vrijwilligers)2017 (% vrijwilligers)
Leuk vinden58,354,256,9
Voor een ander te doen57,149,953,7
Zinvolle tijdbesteding37,037,432,6
Sociale contacten31,829,927,5
Een plicht vinden27,526,128,4
Nieuwe dingen leren16,616,616,6
Meer kans op een baan3,75,25,8
Andere reden13,09,66,9
1)Meerdere antwoorden mogelijk.

3.2 Invloed van corona

In 2022 is de vraag gesteld aan mensen die hebben aangegeven vrijwilligerswerk te hebben gedaan in de afgelopen 12 maanden, of ze al vrijwilligerswerk deden voor of tijdens de coronapandemie (voor maart 2020). Dat was bij 82 procent het geval. Vervolgens is gevraagd aan deze mensen of corona invloed heeft gehad op het doen van hun vrijwilligerswerk. Voor een derde had corona geen invloed op het vrijwilligerswerk. Een derde gaf aan minder vrijwilligerswerk te kunnen doen en bijna een kwart (23 procent) vond dat corona wel invloed had op hun vrijwilligerswerk vanwege de maatregelen, zoals afstand houden, mondkapje dragen of coronatest doen. Iets meer dan 10 procent kon geen vrijwilligerswerk doen en iets meer dan 10 procent ging meer online activiteiten doen. Rond de 5 procent gaf aan meer vrijwilligerswerk te hebben gedaan of op andere of flexibele tijden vrijwilligerswerk te hebben gedaan. Een relatief laag percentage van 3 procent is helemaal gestopt met vrijwilligerswerk en 1 procent ging ergens anders vrijwilligerswerk doen.

3.2.1 Invloed van corona1), 2022
vrijwilliger (% vrijwilligers die voor of tijdens corona vrijwilligerswerk deden)
Minder vrijwilligerswerk gedaan33,3
Afstand houden, mondkapje dragen, coronatest doen23,4
Geen vrijwilligerswerk kunnen doen11,4
Meer online activiteiten gedaan11,3
Meer vrijwilligerswerk gedaan5,9
Andere of flexibele tijden gewerkt4,0
Ermee gestopt2,6
Ergens anders vrijwilligerswerk doen1,1
1)Meerdere antwoorden mogelijk.
 

3.3 Online activiteiten

In 2022 is voor het eerst gevraagd of vrijwilligers online activiteiten doen voor hun vrijwilligerswerk. Respondenten die de afgelopen 12 maanden vrijwilligerswerk hebben gedaan voor een organisatie of vereniging is gevraagd welke online activiteiten ze deden voor hun vrijwilligerswerk. Van hen gaf 36 procent aan dat ze geen online activiteiten verrichten voor hun vrijwilligerswerk. Een derde van de vrijwilligers vergadert weleens online en onderhoudt contacten online, bijv. via een appgroep. Iets meer dan 10 procent maakt en verstuurt nieuwsbrieven en verzorgt evenementen online. Trainingen en hulp op afstand bieden werden door bijna 10 procent online gedaan. Het volgen van workshops werd door 4 procent genoemd.

3.3.1 Online activiteiten1), 2022
vrijwilliger (% vrijwilligers)
Contacten onderhouden34,3
Vergaderen32,8
Evenementen10,6
Nieuwsbrieven10,5
Trainingen8,9
Hulp op afstand7,7
Workshops4,5
Anders4,9
1)Meerdere antwoorden mogelijk.

3.4 Bestuursfunctie vervullen

In 2022 is ook onderzocht of vrijwilligers als ze gevraagd zouden worden om in het bestuur van een vrijwilligersorganisatie te gaan, ze dat zouden doen. 14 procent van de vrijwilligers gaf aan dat ze dat wel zouden doen. Bijna 30 procent zei dat ze geen interesse hebben in een bestuursfunctie en 20 procent gaf aan dat ze geen tijd hebben voor een bestuursfunctie. 12 procent had al een bestuursfunctie. Bijna 10 procent gaf als antwoord dat ze niet zo veel verantwoordelijkheid willen en dat ze hiervoor te weinig ervaring of kennis hebben. Voor slechts 1 procent is wettelijke aansprakelijkheid de reden om geen bestuursfunctie te willen. 18 procent wist het niet.

3.4.1 Bestuursfunctie vervullen als men gevraagd wordt1), 2022
vrijwilliger (% vrijwilligers)
Nee, geen interesse27,6
Nee, geen tijd20,4
Weet niet18
Ja13,7
Nee, heeft al een bestuursfunctie12,3
Nee, wil geen verantwoordelijkheid9,2
Nee, heeft te weinig ervaring7,5
Nee, vanwege wettelijke aansprakelijkheid1,1
1)Meerdere antwoorden mogelijk bij Nee.
 

Een uitsplitsing naar de 13 organisaties laat zien dat meer dan een kwart (27 procent) van de vrijwilligers voor een arbeids- of politieke organisatie in het bestuur zou gaan. Het minst vaak gaven vrijwilligers in de verzorging of gezondheidszorg aan een bestuursfunctie te willen (12 procent).

Mannen die vrijwilligerswerk doen gaven met 17 procent vaker aan desgevraagd in het bestuur van een vrijwilligersorganisatie te gaan dan vrouwelijke vrijwilligers (11 procent). Hoogopgeleiden (22 procent) zijn eveneens vaker bereid om een bestuursfunctie te vervullen dan laagopgeleiden (8 procent) en mensen met betaald werk (15 procent) gaven dit ook vaker aan  dan mensen zonder betaald werk (11 procent).

3.4.2 Bestuursfunctie vervullen, naar persoonskenmerken, 2022
Kenmerk2022 (% vrijwilligers)
Totaal13,7
Geslacht
Mannen16,7
Vrouwen10,7
Leeftijd
15 tot 25 jaar14,7
25 tot 35 jaar16,8
35 tot 45 jaar16,2
45 tot 55 jaar15,4
55 tot 65 jaar12,9
65 tot 75 jaar10,6
75 jaar of ouder5,6
Onderwijsniveau
Basisonderwijs8,0
Vmbo,avo,onderbouw mbo9,1
Mbo 2,3,4,havo,vwo11,6
Hbo,wo bachelor14,9
Wo,master,doctor21,7
Betaald werk
Betaald werk14,9
Geen betaald werk11,1

Van de vrijwilligers gaf 12 procent aan dat zij al een bestuursfunctie hebben. De meeste vrijwilligers met een bestuursfunctie zijn te vinden bij een arbeids- of politieke organisatie (26 procent), gevolgd door een hobbyvereniging en een culturele organisatie (beide 20 procent). Vrijwilligers bij een school hebben een minst vaak een bestuursfunctie (11 procent). Het zijn vooral mannen, hoger opgeleiden en 65- tot 75-jarigen die al een bestuursfunctie hebben.

4. Samenvatting en conclusie

4.1 Vrijwilligerswerk: het reguliere onderzoeksdeel

In 2022 gaf 41 procent van de bevolking van 15 jaar of ouder aan zich minstens één keer per jaar als vrijwilliger ingezet te hebben voor een organisatie of vereniging. Er is sprake van een stijging ten opzichte van 2021, toen 39 procent vrijwilligerswerk deed. Tussen 2012 en 2019 was dat gemiddeld 49 procent, in 2020 was 44 procent actief als vrijwilliger. Ook het aandeel dat in de afgelopen vier weken vrijwilligers werk deed is gestegen van 22 procent in 2021 naar 27 procent in 2022. In 2022 waren er vooral minder vrijwilligers voor jeugd- of buurthuiswerk.

De meeste vrijwilligers zetten zich, net als in voorgaande jaren, in voor sportverenigingen, gevolgd door scholen, buurt, verzorging of gezondheidszorg, levensbeschouwelijke organisaties en hobbyverenigingen. Gemiddeld besteedden vrijwilligers iets meer dan 4 uur per week aan vrijwilligerswerk. Vergeleken met 2021 was het aandeel vrijwilligers dat minder dan één uur vrijwilligerswerk deed hoger en het aandeel dat 1 tot 3 uur vrijwilligerswerk deed lager.

Er zijn verschillen tussen bevolkingsgroepen. Zo zijn vrijwilligers vaker te vinden onder 35- tot 55-jarigen en onder 65- tot 75-jarigen dan onder de andere leeftijdsgroepen. Vrouwen en mannen doen even vaak vrijwilligerswerk. Wel verschillen mannen en vrouwen naar het soort organisatie waarvoor ze het vrijwilligerswerk doen: vrouwen zijn ongeveer twee keer zo vaak als mannen actief in de verzorging of gezondheidszorg en voor een school, terwijl mannen bijvoorbeeld vaker vrijwilliger zijn bij sportverenigingen. Mensen met een hoog onderwijsniveau en een hoog huishoudensinkomen zijn vaker vrijwilliger dan mensen met een lager onderwijsniveau en een laag huishoudensinkomen. Wel besteden laagopgeleiden gemiddeld meer uur per week aan vrijwilligerswerk dan hoger opgeleiden. Mensen met een Nederlandse achtergrond zijn vaker vrijwilliger dan degenen met een migratieachtergrond. Verschillen zijn ook te zien tussen personen die zich al dan niet rekenen tot een kerkelijke gezindte. Mensen die behoren tot een kerkelijke gezindte of levensbeschouwelijke groepering zijn vaker actief als vrijwilliger dan mensen zonder denominatie. Maar ook inwoners van niet of weinig stedelijke woongemeenten zijn vaker vrijwilliger dan degenen in (zeer) sterk stedelijke woongemeenten.

4.2 Vrijwilligerswerk: het aanvullende onderzoeksdeel

Het voornaamste doel van de aanvullende vragen over vrijwilligerswerk was om meer informatie te verkrijgen over een aantal aspecten van vrijwilligerswerk, waaronder de motieven om vrijwilligerswerk te gaan doen, vrijwilligerswerk tijdens corona, online activiteiten en het vervullen van een bestuursfunctie.

De vaakst genoemde motieven om vrijwilligerswerk te doen zijn ‘het zelf leuk vinden om te doen’ en ‘het fijn vinden om iets voor een ander te doen’. Ook zinvolle tijdsbesteding als motief wordt relatief vaak genoemd. Een beperkt deel van 4 procent ziet vrijwilligerswerk als een opstap naar een betaalde baan. Voor jongeren is naast het leren van nieuwe dingen, het vergroten van de kans op een baan belangrijker dan voor ouderen. Ouderen daarentegen vonden de motieven ‘zinvolle tijdbesteding’ en ‘sociale contacten’ vaker belangrijk dan jongeren. Mensen die geen betaald werk hebben, noemden de motieven ‘zinvolle tijdsbesteding’ en ‘sociale contacten’ veel vaker dan mensen met een betaalde baan.

Corona had voor een derde van de vrijwilligers geen invloed op het vrijwilligerswerk. Een derde van de vrijwilligers kon minder vrijwilligerswerk doen en ruim 10 procent kon geen vrijwilligerswerk doen in die periode. Eveneens iets meer dan 10 procent ging meer online activiteiten doen en 3 procent is helemaal gestopt met het vrijwilligerswerk.

Ruim 60 procent van de vrijwilligers verricht online activiteiten voor het vrijwilligerswerk. De meest genoemde online activiteiten zijn vergaderen en contacten onderhouden.

Van de vrijwilligers gaf 14 procent aan dat ze desgevraagd in het bestuur van een vrijwilligersorganisatie zouden gaan. Bijna 30 procent had geen interesse en 20 procent had geen tijd voor een bestuursfunctie. 12 procent had al een bestuursfunctie. Voor slechts 1 procent is wettelijke aansprakelijkheid de reden om geen bestuursfunctie te willen.

Technische toelichting

Data

Voor dit rapport is gebruik gemaakt van gegevens uit het onderzoek Sociale samenhang en welzijn (S&W) 2012/2022. In dit onderzoek is onder meer gevraagd naar de sociale en maatschappelijke participatie van mensen van 15 jaar of ouder, waaronder het verrichten van vrijwilligerswerk. In totaal zijn in 2012/2022 gegevens beschikbaar van 83.667 personen (2012: 7.949, 2013: 7.384, 2014: 7.627, 2015: 7.614, 2016: 7.467, 2017: 7.654, 2018: 7.853, 2019: 7652, 2020: 7.836, 2021: 6.690 en 2022: 7.941).

Vrijwilligerswerk 2022

Er is aan respondenten gevraagd of zij in de 12 maanden voorafgaand aan de enquête vrijwilligerswerk hebben gedaan voor bepaalde organisaties of verenigingen. Daarbij werden 13 soorten organisaties of verenigingen onderscheiden.
De vraag luidde als volgt: “De volgende vragen gaan over vrijwilligerswerk doen voor organisaties of verenigingen. Het kan daarbij gaan om bestuurlijk werk, collecteren of andere activiteiten.
Kunt u bij de volgende organisaties en verenigingen steeds aangeven of u daarvoor in de afgelopen 12 maanden, dus sinds << datum tonen>>, als vrijwilliger bepaald soort werk heeft gedaan?
Heeft u vrijwilligerswerk gedaan voor (1) … (13) in de afgelopen 12 maanden?

  1. jeugd- of buurthuiswerk, zoals scouting,
  2. een school, zoals oudercommissie, bestuur, leesouder of hulp op school,
  3. verzorging of gezondheidszorg, zoals ouderenzorg, kinderopvang of hulp in ziekenhuis of hospice,
  4. een sportvereniging, zoals trainer, kantinedienst, zaalbeheer of bestuur,
  5. kunst of cultuur, zoals een muziek- of toneelvereniging, bibliotheek of museum,
  6. een hobby- of gezelligheidsvereniging,
  7. een religieuze of levensbeschouwelijke groepering, zoals activiteiten voor een kerk of moskee,
  8. een politieke partij of actiegroep of voor een vakbond,
  9. sociale hulpverlening, voedselbank, rechtshulp of slachtofferhulp,
  10. de wijk of de buurt,
  11. milieu, natuurbehoud of dierenbescherming,
  12. vluchtelingenwerk, mensenrechten of ontwikkelingssamenwerking,
  13. een andere vereniging of organisatie?”

Daarnaast is voor elke organisatie waarvoor vrijwilligerswerk werd gedaan een aantal vervolgvragen gesteld over de frequentie (“Hoe vaak heeft u dit vrijwilligerswerk gedaan in de afgelopen 12 maanden?”), de hoeveelheid tijd dat aan vrijwilligerswerk besteed wordt (“Om hoeveel uur vrijwilligerswerk ging het dan?”). Ook is gevraagd  of mensen de afgelopen 4 weken vrijwilligerswerk hebben gedaan voor een organisatie (“Heeft u dit vrijwilligerswerk gedaan in de afgelopen vier weken?”), hoe lang mensen dit vrijwilligerswerk doen (“Hoe lang doet of deed u dit vrijwilligerswerk?”) en over de toekomst (“Bent u van plan dit vrijwilligerswerk over een jaar nog te doen?”).

Aanvullende vrijwilligersvragen

Motieven. Aan respondenten die hebben aangegeven in de afgelopen 12 maanden vrijwilligerswerk hebben gedaan, is de vraag gesteld: ‘’Om welke reden(en) bent u vrijwilligerswerk gaan doen?’’. Hierbij zijn acht antwoorden voorgelegd: 1) Omdat u het fijn vond om iets voor een ander te doen, 2) Omdat u het zelf leuk vond om te doen, 3) Omdat u het een zinvolle tijdbesteding vond, 4) Omdat u het uw plicht vond, 5) Vanwege de sociale contacten, 6) Om nieuwe dingen te leren, 7) Om de kans op een baan te vergroten en 8) Andere reden. Respondenten konden meerdere antwoorden kiezen.

Corona. De vraag was: “Deed u al vrijwilligerswerk voor of tijdens de coronapandemie?”. Vrijwilligers die hebben aangegeven dat zij dat wel deden, kregen de vraag voorgelegd: “Heeft corona invloed gehad op het doen van uw vrijwilligerswerk?”. De negen antwoord categorieën waren: 1) Ja, ik heb meer vrijwilligerswerk gedaan, 2) Ja, ik heb minder vrijwilligerswerk gedaan, 3) Ja, ik heb geen vrijwilligerswerk kunnen doen, 4) Ja, ik ben op andere of flexibele tijden vrijwilligerswerk gaan doen, 5) Ja, ik ben meer online activiteiten voor mijn vrijwilligerswerk gaan doen, 6) Ja, ik ben ergens anders vrijwilligerswerk gaan doen, 7) Ja, ik ben helemaal gestopt met vrijwilligerswerk doen, 8) Ja, maatregelen, bijv. afstand houden, mondkapje dragen of coronatest doen en 9) Nee. Respondenten konden meerdere antwoorden kiezen.

Online activiteiten. De volgende vraag was gesteld: “Doet u weleens een van de volgende online activiteiten voor uw vrijwilligerswerk?“. Hierbij zijn acht antwoorden voorgelegd: 1) Vergaderen, 2) Hulp op afstand, 3) Contacten onderhouden (bijv. via een appgroep), 4) Workshops, 5) Trainingen, 6) Evenementen, 7) Nieuwsbrieven maken of sturen en 8) Anders. Respondenten konden meerdere antwoorden kiezen.

Bestuur. De volgende vraag is gesteld aan mensen die vrijwilligerswerk hebben gedaan in de afgelopen 12 maanden: “Als u wordt gevraagd om in het bestuur van een vrijwilligersorganisatie te gaan, zou u dat dan doen?” Respondenten konden meerdere antwoorden kiezen: 1) Ja, 2) Nee, ik heb al een bestuursfunctie, 3) Nee, ik heb er geen tijd voor, 4) Nee, ik denk dat ik hiervoor te weinig ervaring of kennis heb, 5) Nee, ik wil niet zo veel verantwoordelijkheid, 6) Nee, vanwege wettelijke aansprakelijkheid en 7) Nee, geen interesse.

Persoonskenmerken en andere kenmerken

Informatie over herkomst, het gestandaardiseerd besteedbaar huishoudensinkomen (ingedeeld in kwartielgroepen) en stedelijkheid van de woongemeente is afkomstig uit registers en is aan de enquêtegegevens gekoppeld. Respondenten is gevraagd naar hun geslacht, leeftijd en hoogst voltooide onderwijsniveau. Het hoogst voltooide onderwijsniveau bestaat uit de categorieën ‘basisonderwijs’, ’vmbo, avo onderbouw, mbo1’, ‘mbo2, 3, 4, havo, vwo’, ‘hbo, wo bachelor’ en ‘wo, master, doctor’. Religiositeit is vastgesteld aan de hand van denominatie. Gevraagd is of men zich wel of niet tot een kerkelijke gezindte of levensbeschouwelijke groepering rekent. Betaald werk is vastgesteld met de vraag: “Heeft u op dit moment betaald werk? Ook 1 uur per week of een kortere periode telt al mee, evenals freelance werk”.