Auteur: Valérie Wijnen
Personenvervoer en -mobiliteit tijdens de coronacrisis

4. Het openbaar vervoer (OV) en de taxidiensten

Het grootste deel van alle trein-, bus-, tram- en metrokilometers door reizigers wordt gemaakt om van en naar het werk of opleiding te reizen. Als maatregel tegen de verspreiding van het corona-virus begon de overheid vanaf 12 maart 2020 met het stimuleren van thuiswerken. Daarnaast waren universiteiten, hogescholen en andere onderwijsinstellingen in 2020 en 2021 deels gesloten. Hierdoor viel een groot deel van de OV-gebruikers weg. Als gevolg hiervan werd de dienstregeling aangepast, waardoor het OV minder frequent reed. 

Het afgenomen aantal check-ins  heeft een duidelijke weerslag op de toegevoegde waarde van het openbaar vervoer. Enerzijds daalden de inkomsten doordat er minder betalende passagiers werden vervoerd. Anderzijds bleven de vaste kosten van het OV relatief hoog. Brandstof, verzekering, belasting en afschrijving zijn voor een vrijwel lege bus immers ongeveer gelijk aan die voor een volle bus.  

4.1 Spoorvervoer

In 2019 werd 9 procent van de productie door het spoorvervoer behaald door goederenvervoer en  91 procent door personenvervoer. Voor 2020 is deze verdeling nog niet bekend. In 2019 legden de inwoners van Nederland van 6 jaar en ouder gemiddeld 1.488 kilometers af in de trein in Nederland. In 2020 is dit met ongeveer 61 procent afgenomen. Door het grote belang van het personenvervoer in de productie van deze branche had dit grote gevolgen voor de toegevoegde waarde: in 2020 nam deze met 56 procent af ten opzichte van een jaar eerder. 

In het tweede kwartaal van 2020 was de krimp met 71 procent ten opzichte van hetzelfde kwartaal een jaar eerder het sterkst. In de kwartalen daarop bleef de toegevoegde waarde op een laag niveau. Pas in het tweede kwartaal van 2021 leek het iets beter te gaan met het spoorvervoer. In dat kwartaal lag de toegevoegde waarde nog 54 procent onder het niveau van het overeenkomstige kwartaal van 2019. In het derde kwartaal van 2021 zette dit herstel echter niet door.   

4.2 Overig openbaar vervoer

Bij de metro, tram en bus, het zogeheten overig openbaar vervoer, is hetzelfde patroon te zien. Ook hier daalde het aantal totaal afgelegde reizigerskilometers met 54 procent zeer sterk. Voorafgaand aan de coronacrisis in 2019 legden de inwoners van Nederland van 6 jaar en ouder gemiddeld 386 kilometers af met deze vervoerswijzen. In 2020 nam dit af naar 176 kilometers. Dit betekent niet dat de metro, tram en bus ook veel minder voertuigkilometers hebben gereden in 2020. Het aantal voertuigkilometers dat werd gereden door lijnbussen is bijvoorbeeld maar met 8 procent gedaald ten opzichte van 2019. 

De krimp van het volume van de toegevoegde waarde van het overige openbare vervoer bedroeg in 2020 bijna 25 procent ten opzichte van 2019. In het tweede kwartaal van 2020 was de krimp met 40 procent wederom het sterkst. In de daaropvolgende kwartalen herstelde de toegevoegde waarde aanvankelijk deels, waarna deze tijdens de tweede lockdown vanaf eind 2020 weer daalde. In het derde kwartaal van 2021 lag de toegevoegde waarde van het overige openbaar vervoer nog 17 procent onder het niveau van het overeenkomstige kwartaal van 2019. 

4.3 Taxi- en overig persoonlijk vervoer

Het taxi- en overig persoonlijk vervoer in Nederland bestaat voor een groot deel uit vervoer in het kader van speciale voorzieningen, zoals vervoer van ouderen en gehandicapten, leerlingen of zieken. Daarnaast worden taxi’s veelal gebruikt voor een rit naar het vliegveld of na een avondje uit. Touringcarbussen worden veelal gebruikt voor meerdaagse vakanties in het buitenland. Door de getroffen maatregelen tijdens de coronapandemie vielen deze reismotieven grotendeels weg, waardoor er minder gereden werd. Zo reden touringcarbussen 62 procent minder voertuigkilometers in 2020 dan in 2019. Het is niet bekend hoeveel voertuigkilometers er door taxi’s werden afgelegd in 2020. 

Het volume van de toegevoegde waarde van de taxibranche inclusief het overig persoonlijk vervoer kromp in 2020 met 32 procent ten opzichte van een jaar eerder. In het tweede kwartaal van 2020 was de krimp het grootst met een daling van 54 procent ten opzichte van hetzelfde kwartaal een jaar eerder. In de kwartalen die volgden herstelde de branche zich gedeeltelijk, maar bleef nog ver van het niveau van 2019 verwijderd. In het derde kwartaal van 2021 leek het herstel van de taxibranche inclusief persoonlijk vervoer al meer in zicht. In deze periode lag de toegevoegde waarde 15 procent onder het niveau van hetzelfde kwartaal van 2019. 

4.3.1 Volume toegevoegde waarde van het openbaar vervoer en de taxibranche
JaarKwartaalSpoorvervoer goederen en personen (eerste kwartaal 2019 = 100)Overig openbaar vervoer (eerste kwartaal 2019 = 100)Taxivervoer (eerste kwartaal 2019 = 100)
2019eerste kwartaal100,0100,0100,0
2019tweede kwartaal104,1116,5111,5
2019derde kwartaal100,9107,1100,4
2019vierde kwartaal116,3116,2114,6
2020eerste kwartaal83,892,395,0
2020tweede kwartaal30,070,051,2
2020derde kwartaal32,281,868,1
2020vierde kwartaal38,487,276,2
2021eerste kwartaal31,668,770,0
2021tweede kwartaal48,189,279,6
2021derde kwartaal47,588,685,0