Auteur: André Mares

De Nederlandse economie in 2020

De belangrijkste economische ontwikkelingen in het coronajaar 2020.

Over deze publicatie

De Nederlandse economie” is een reeks artikelen waarin actuele macro-economische fenomenen worden beschreven en geduid. De artikelen zijn grotendeels gebaseerd op de uitkomsten van de nationale rekeningen. Deze editie gaat over de belangrijkste economische ontwikkelingen van het coronajaar 2020.

Samenvatting

De Nederlandse economie kromp in 2020 met 3,7 procent. De krimp was kleiner dan in de ons omringende landen (België, Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk) en ook kleiner dan gemiddeld in de Europese Unie. Verder is de achteruitgang in 2020 gelijk aan die in 2009. Anders dan toen, lag de oorzaak in 2020 buiten de economie en is de krimp vooral te wijten aan corona en de maatregelen tegen de verspreiding hiervan.

De krimp in 2020 is voor drie kwart terug te voeren op de teruggelopen bestedingen van consumenten. Vooral aan diensten gaven ze minder uit. Ook de investeringen en het handelssaldo waren aanzienlijk lager dan een jaar eerder. De teruggelopen bestedingen van de consumenten aan diensten gingen samen met een ongekende krimp van de toegevoegde waarde in bedrijfstakken met veel intermenselijke contacten, zoals de horeca, vervoer, recreatie, sport en cultuur.

Met een uitgebreid steunbeleid wilde de overheid zoveel mogelijk mensen aan het werk houden en voorkomen dat er op grote schaal bedrijven zouden omvallen. Het aantal faillissementen van bedrijven lag in 2020 op het laagste niveau van deze eeuw en ook bleef de afname van de werkgelegenheid beperkter dan tijdens de vorige crisis.

Volgens de CBS-conjunctuurklokindicator verkeert de Nederlandse economie al bijna een jaar in laagconjunctuur. De export is begin 2021 weer op het peil van voor corona, maar de onzekerheid en de contactbeperkende maatregelen werken nog steeds nadelig uit op de investeringen en vooral de consumptie door huishoudens. Het vertrouwen van de industrie is begin 2021 weer positief en de productie weer op het niveau van voor corona.

1. Inleiding

In dit artikel wordt de economische ontwikkeling van Nederland in 2020 beschreven op basis van de uitkomsten van de nationale rekeningen. Dit is het officiële boekhoudkundig systeem waarmee de huishouding van Nederland wordt berekend en gepubliceerd door het CBS. Waar nodig wordt deze informatie aangevuld met cijfers uit andere CBS-bronnen. Op deze manier ontstaat een compleet en samenhangend macro-economisch beeld van Nederland in 2020.

Allereerst zal de ontwikkeling van de Nederlandse economie in 2020 in grote lijnen worden geschetst aan de hand van het bbp. Vervolgens wordt deze ontwikkeling afgezet tegen ontwikkelingen in eerdere jaren en in paragraaf 3 ook tegen die van verschillende buitenlandse economieën. In paragraaf 4 wordt vervolgens dieper ingegaan op de bestedingscategorieën, in het bijzonder op de particuliere consumptie.

Daarna wordt in paragraaf 5 ingezoomd op de ontwikkeling van het bedrijfsleven aan de hand van de toegevoegde waarde, winsten en faillissementen. Vervolgens wordt kort de arbeidsmarkt behandeld. De ontwikkeling van de cao-lonen, de inflatie en de woningmarkt komt aan bod in paragraaf 7. Het artikel wordt afgesloten met het huidige conjunctuurbeeld en een doorkijkje naar het lopende jaar op basis van maandindicatoren en vertrouwensindicatoren van consumenten en producenten.

2. Economische groei

De economische ontwikkelingen in 2020 hingen veelal samen met de ontwikkeling van de coronapandemie. Met grote steunpakketten heeft de Nederlandse overheid geprobeerd om de economische schade te beperken. Dit heeft niettemin in Nederland geleid tot een historische krimp van het bruto binnenlands product (bbp) van 3,7 procent.

De economische krimp in 2020 was even groot als in 2009. Toen werd de krimp veroorzaakt door de in de zomer van 2007 ontstane kredietcrisis. Voor 2009 werd de grootste krimp van de economie gemeten in 1931, in het beginstadium van de Grote Depressie. Toen kromp de Nederlandse economie met 3,6 procent. De omvang van de economische krimp tijdens de Tweede Wereldoorlog is niet bekend.

2.1 Bruto binnenlands product (volume)
JaarBbp (% verandering t.o.v. een jaar eerder)
20012,3
20020,2
20030,2
20042
20052,1
20063,5
20073,8
20082,2
2009-3,7
20101,3
20111,6
2012-1
2013-0,1
20141,4
20152
20162,2
20172,9
20182,4
20191,7
2020-3,7
 

De economische krimp was in 2020 niet overal in Nederland even groot. In de regio’s Haarlemmermeer en Amsterdam kromp de economie in 2020 het hardst met respectievelijk circa 18 en circa 7 procent. Haarlemmermeer is voor een groot deel afhankelijk van de luchtvaart en de daaraan gerelateerde dienstverlening. In Amsterdam hebben de reisbemiddeling en horeca een groot aandeel. Deze bedrijfstakken zijn in 2020 flink geraakt door de coronacrisis. In de regio Overig Groningen zorgde de verminderde gaswinning voor een krimp van ongeveer 6 procent. In regio’s met een minder grote aanwezigheid van zwaar getroffen bedrijfstakken was de economische klap ook minder groot. Zo kromp de economie in Delfzijl met ongeveer 1 procent, mede door de aanwezigheid van enkele goed presterende industriële branches.

2.2 Economische ontwikkeling 2020 per regio (volume)
Regio_naamBBP (%)
Oost-Groningen-2
Delfzijl e.o.-1
Overig Groningen-6
Noord-Friesland-4
Zuidwest-Friesland-3
Zuidoost-Friesland-3
Noord-Drenthe-3
Zuidoost-Drenthe-4
Zuidwest-Drenthe-3
Noord-Overijssel-3
Zuidwest-Overijssel-3
Twente-3
Veluwe-2
Achterhoek-3
Aggl. Arnhem/Nijmegen-3
Zuidwest-Gelderland-2
Utrecht-West-2
Stadsgewest Amersfoort-3
Stadsgewest Utrecht-3
Zuidoost-Utrecht-2
Kop van Noord-Holland-2
Alkmaar e.o.-4
IJmond-5
Agglomeratie Haarlem-4
Zaanstreek-2
Amsterdam-7
Overig Agglomeratie Amsterdam-3
Edam-Volendam e.o.-3
Haarlemmermeer e.o.-18
Het Gooi en Vechtstreek-3
Agglomeratie Leiden en Bollenstreek-3
Agglomeratie 's-Gravenhage (Excl. Zoetermeer)-2
Zoetermeer-3
Delft en Westland-2
Oost-Zuid-Holland-2
Rijnmond-3
Overig Groot-Rijnmond-2
Drechtsteden-2
Overig Zuidoost-Zuid-Holland-3
Zeeuwsch-Vlaanderen-2
Overig Zeeland-3
West-Noord-Brabant-2
Midden-Noord-Brabant-4
Stadsgewest �s-Hertogenbosch-2
Overig Noordoost-Noord-Brabant-2
Zuidoost-Noord-Brabant-3
Noord-Limbug-4
Midden-Limburg-3
Zuid-Limburg-4
Almere-2
Flevoland-Midden-3
Noordoostpolder en Urk-3

3. Internationaal

De krimp van de Nederlandse economie in 2020 was kleiner dan in de ons omringende landen (België, Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk) en ook kleiner dan gemiddeld in de Europese Unie. Van alle EU-lidstaten kromp alleen de economie in Polen, Finland, Zweden, Denemarken en de Baltische staten minder hard. Ierland is het enige EU-land met een groei in 2020. Dat is voor het grootste deel toe te schrijven aan de export van medisch materiaal, farmaceutische producten en ICT door multinationals. Hierdoor kon een krimp van de binnenlandse bestedingen worden gecompenseerd. Economieën als Spanje en Italië, waar sectoren zoals toerisme, recreatie en horeca een relatief groot aandeel hebben, zijn zwaarder geraakt dan economieën waar dit niet het geval is.

Volgens DNB (jaarverslag 2020, maart 2021) hangt de relatief kleine Nederlandse economische krimp waarschijnlijk samen met het feit dat de contactbeperkende maatregelen in Nederland tijdens de eerste coronagolf in het tweede kwartaal minder streng waren, de Nederlandse economie minder afhankelijk is van toerisme en de Nederlandse overheid relatief snel heeft gehandeld met het treffen van noodmaatregelen voor bedrijven en werkenden. Tevens viel de economische schade mogelijk mee doordat de digitalisering in Nederland bovengemiddeld is en al voor de pandemie behoorde tot de voorhoede wat telewerken en online-winkelen betreft.

Van de drie grote economische blokken kromp de economie in de EU het hardst. Gemiddeld was de omvang van de economie in de EU 6,2 procent kleiner dan in 2019. De krimp in de Verenigde Staten was met 3,5 procent kleiner. China noteerde wel een groei van ruim 2 procent, maar dit was de laagste groei in ruim veertig jaar.

3.1 Economische groei in Europa, China en de Verenigde Staten, 2020
LandGroei (%)
Ierland3,4
Litouwen-0,8
Noorwegen-0,8
Luxemburg-1,3
Polen-2,7
Finland-2,8
Zweden-2,8
Estland-2,9
Zwitserland-2,9
Denemarken-3,3
Letland-3,6
Nederland-3,8
Romenië-3,9
Bulgarije-4,2
Duitsland-4,9
Hongarije-5
Cyprus-5,1
Slowakije-5,2
Slovenië-5,5
Tsjechië-5,6
België-6,4
Oostenrijk-6,6
Ijsland-6,6
Malta-7
Portugal-7,6
Frankrijk-8,1
Griekenland-8,2
Kroatië-8,4
Italië-8,9
Verenigd Koninkrijk-9,9
Spanje-11
China2,3
VS-3,5
EU27-6,2
Bron: CBS, Eurostat

In vrijwel alle landen maakte de economie in 2020 eenzelfde soort ontwikkeling door. Het begon met een bescheiden krimp in het eerste kwartaal van 2020, gevolgd door een uitzonderlijke klap in het tweede kwartaal en een even uitzonderlijk herstel in het derde kwartaal. In het vierde kwartaal stabiliseerde de ontwikkeling enigszins.

Vooral in het tweede kwartaal dreven de economieën van de diverse landen uit elkaar. In het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk kreeg de economie de grootste klap. Over het algemeen geldt dat in de landen waar de economie in de eerste twee kwartalen het sterkst kromp, het herstel in het derde kwartaal ook het sterkst was. Hierdoor kwamen de landen in derde kwartaal weer een stuk dichter bij elkaar dan in het tweede kwartaal, hoewel in de meeste gevallen de achterstand niet meer helemaal goed werd gemaakt.

3.2 Bbp van Nederland, omringende landen en Zweden (volume, seizoengecorrigeerd)
   VK (2019-IV=100)België (2019-IV=100)Frankrijk (2019-IV=100)EU27 (2019-IV=100)Duitsland (2019-IV=100)Ned (2019-IV=100)Zweden (2019-IV=100)
2019vierde kwartaal100100100100100100100
2020eerste kwartaal97,196,694,196,79898,499,7
2020tweede kwartaal78,785,281,485,888,590,192,2
2020derde kwartaal91,395,196,595,89697,198,1
2020vierde kwartaal92,294,995,195,496,49797,9
Bron: CBS, Eurostat

4. Bestedingen

De grote krimp in 2020 is voor drie kwart terug te voeren op de lagere consumptie door huishoudens die met 6,4 procent kromp in 2020. Dat is de grootste krimp van de consumptie die het CBS ooit heeft gemeten. Consumenten konden vaak gewoonweg niet uitgeven omdat veel diensten niet of nauwelijks beschikbaar waren.

Naast de particuliere consumptie droegen ook de investeringen in vaste activa en het handelssaldo bij aan de krimp. Als enige bestedingscategorie groeide de consumptie door de overheid in 2020, met 0,6 procent. Vooral de collectieve consumptie (uitgaven aan overheidsdiensten zoals politie, defensie en openbaar bestuur, die niet aan individuele burgers toe te rekenen zijn) lag hoger dan een jaar eerder.

4.1 Bestedingen naar categorie (volume)
 2020 (% verandering t.o.v. jaar eerder)2019 (% verandering t.o.v. jaar eerder)
Bruto binnenlands product-3,71,7
Invoer goederen en diensten-4,33,2
Consumptie door overheid0,61,6
Bruto investeringen in vaste activa-3,64,6
Uitvoer goederen en diensten-4,32,7
Consumptie door huishoudens-6,41,5


Bijna alle bestedingen daalden al in het eerste kwartaal van 2020. De eerste maatregelen tegen de verspreiding van het coronavirus werden immers medio maart ingesteld. In het tweede kwartaal vielen alle bestedingen daardoor nog verder terug, het hardst het handelssaldo. Maar het saldo van export en import herstelde ook het sterkst in het derde kwartaal, toen de coronacrisis redelijk beteugeld leek te zijn. In het vierde kwartaal kwam het handelssaldo alweer bijna uit op het niveau van voor corona. Dat gold echter niet voor de consumptie door huishoudens en de investeringen.

4.2 Bestedingen naar categorie (volume, seizoengecorrigeerd)
JaarKwartaalConsumptie overheid (2019-IV=100)Handelssaldo (2019-IV=100)Bruto investeringen in vaste activa (2019-IV=100)Consumptie door huishoudens (2019-IV=100)
2019vierde kwartaal100100100100
2020eerste kwartaal99,294,8100,397,5
2020tweede kwartaal96,182,58986,5
2020derde kwartaal102,898,195,494,3
2020vierde kwartaal102,399,89793


Consumenten gaven in 2020 per saldo vooral veel minder uit aan horeca, vervoer, recreatie en cultuur, maar ook aan kleding, schoenen, vervoermiddelen en motorbrandstoffen. Aan voedingsmiddelen, woninginrichting, elektrische apparaten en huur hebben ze echter meer besteed dan een jaar eerder.

Vooral in het voorjaar en in de laatste maanden van 2020 kromp de consumptie door huishoudens ongekend hard. Medio maart heeft de Nederlandse overheid voor het eerst contactbeperkende maatregelen genomen: scholen en horeca werden gesloten, publieke evenementen afgelast en afstand houden was de regel. Dat betekende voor consumenten geen vakanties in het buitenland, geen avonden in de kroeg of restaurant, niet naar het theater of festival en niet naar de sauna of sportschool. In de zomermaanden vond er tijdelijk een versoepeling van de maatregelen plaats waardoor de krimp van de consumptie ten opzichte van een jaar eerder kleiner was.

Na de zomer liep het aantal coronabesmettingen weer op en het kabinet besloot medio oktober dat er strengere maatregelen nodig waren om ervoor te zorgen dat dit aantal weer daalde. Zo moesten cafés en restaurants weer hun deuren sluiten, gingen niet-essentiële winkels vanaf half december ook dicht en werden bijna geen buitenlandse vakanties meer geboekt. Het herstel van de consumptie door huishoudens bleef hierdoor sterk achter bij dat van de investeringen en de internationale handel. De consumptie door huishoudens lag in het vierde kwartaal nog 7 procent lager dan een jaar eerder.

4.3 Binnenlandse consumptie door huishoudens (volume, koopdaggecorrigeerd)
jaarmaand%-verandering (% verandering t.o.v. een jaar eerder)
2019januari1,3
2019februari0,9
2019maart1,4
2019april1,5
2019mei2,5
2019juni1,4
2019juli1,1
2019augustus1,1
2019september2
2019oktober2
2019november1,7
2019december3,1
2020januari0,9
2020februari1,2
2020maart-6,4
2020april-17,1
2020mei-12,1
2020juni-7,1
2020juli-2,7
2020augustus-2,3
2020september-4
2020oktober-6,3
2020november-6,7
2020december-11,9
2021januari-13,5


De uitvoer van goederen en diensten lag 4,3 procent lager dan in 2019. Nederland exporteerde in 2020 beduidend minder transportmiddelen en aardolieproducten dan een jaar eerder. De uitvoer van chemische producten groeide daarentegen het hardst. De export van Nederlands fabricaat kromp met 3,8 procent, terwijl de wederuitvoer (de uitvoer van eerder ingevoerde producten) 0,2 procent lager uitkwam. De uitvoer van diensten (onder meer de uitgaven van buitenlandse bezoekers in Nederland) was door het vrijwel stilgevallen internationale toerisme fors lager dan in 2019.

De invoer van goederen en diensten kromp net als de uitvoer met 4,3 procent. Nederland voerde vooral minder diensten (onder meer de uitgaven van Nederlanders in het buitenland), transportmiddelen en delfstoffen in. Doordat de uitvoer in absolute bedragen sterker kromp, was het handelssaldo verantwoordelijk voor 12 procent van de economische krimp in 2020.

De investeringen in vaste activa lagen vorig jaar 3,6 procent lager dan in 2019. De helft van de investeringen bestaat uit investeringen in woningen, bedrijfsgebouwen en infrastructuur en doordat de bouwplaatsen in Nederland grotendeels openbleven, viel de krimp hier nog mee. Er is vooral minder geïnvesteerd in vervoermiddelen zoals personenauto’s, vrachtwagens en vliegtuigen. De investeringen in infrastructuur en computers groeiden.

5. Bedrijfsleven

De groei van de Nederlandse economie is ook te meten via bedrijven en instellingen. Alles wat in Nederland aan waarde wordt toegevoegd door middel van productie plus het saldo van productgebonden belastingen en subsidies, telt op tot het bbp. De toegevoegde waarde (het verschil tussen productie en verbruik van energie, materialen en diensten) van bedrijven en instellingen kromp in 2020 met 3,9 procent.

5.1 Toegevoegde waarde naar bedrijfstak (volume)
 2020 (% verandering t.o.v. jaar eerder)2019 (% verandering t.o.v. jaar eerder)
Openbaar bestuur2,52,6
Verhuur en handel in onroerend goed22,6
Energiebedrijven1,94,1
Specialistische zakelijk dienstverlening1,33,5
Landbouw, visserij en bosbouw11,4
Financiële instellingen0,4-1,5
Handel en reparatie02,8
Informatie en communicatie-0,43,7
Bouw-0,85,1
Water- en afvalbedrijven-1,80,3
Industrie-20,8
Onderwijs-3,50
Gezondheids- en welzijnszorg-5,30,8
Verhuur roerende goederen en
overig zakelijke dienstverlening
-14,91
Vervoer, opslag en post-15,30,2
Delfstoffenwinning-22,4-13,6
Cultuur, sport, recreatie
en overige diensten
-24,52,3
Horeca-40,11,9


De bedrijfstak met de grootste krimp in 2020 was de horeca. Het volume van de toegevoegde waarde van de horeca was door de verschillende lockdowns in 2020 ruim 40 procent lager dan een jaar eerder. Vooral in het tweede en vierde kwartaal kromp deze bedrijfstak ongekend sterk door het sluiten van de deuren. De omzet daalde in het tweede en vierde kwartaal ten opzichte van een kwartaal eerder met respectievelijk meer dan 50 en bijna 44 procent.

5.2 Omzet horeca (seizoengecorrigeerd)
JaarKwartaalOmzet (2015=100)
20141e kwartaal93,6
20142e kwartaal93,8
20143e kwartaal94,5
20144e kwartaal95,9
20151e kwartaal97,1
20152e kwartaal99,5
20153e kwartaal100,3
20154e kwartaal102,8
20161e kwartaal103,6
20162e kwartaal104,2
20163e kwartaal108,2
20164e kwartaal108,3
20171e kwartaal110,5
20172e kwartaal112,6
20173e kwartaal113,9
20174e kwartaal115,5
20181e kwartaal117,8
20182e kwartaal120,8
20183e kwartaal121,1
20184e kwartaal123,5
20191e kwartaal122,6
20192e kwartaal125
20193e kwartaal125,7
20194e kwartaal128,1
20201e kwartaal110,4
20202e kwartaal53,9
20203e kwartaal109,7
20204e kwartaal61,8


In alle branches van de horeca was het omzetverlies door de lockdowns bijzonder groot. De omzet van eet- en drinkgelegenheden kromp met 31,2 procent iets minder hard dan die van de logiesverstrekkers (-40,6 procent). Het bezorgen en het afhalen van eten en drinken was nog wel toegestaan. Binnen de logiesverstrekking werden de hotels het hardst geraakt met een omzetdaling van ruim 50 procent. Het wegblijven van bijvoorbeeld hotelgasten uit het buitenland was vooral goed te zien in de grote steden. Hotels in Amsterdam boekten 72 procent minder overnachtingen. Door een sterke toename van het aantal binnenlandse gasten in de zomerperiode was de krimp bij de overige logiesverstrekkers zoals vakantieparken, campings en bungalows met 13,1 procent een stuk kleiner.

Ook de krimp van de toegevoegde waarde van de bedrijfstak cultuur, recreatie, sport en overige diensten was in 2020 met 24,5 procent buitengewoon fors. Evenementen, festivals, en voorstellingen en dergelijke mochten een groot deel van het jaar niet, of slechts voor kleine groepen gehouden worden. Ook veel sportclubs en recreatieparken waren een groot gedeelte van het jaar beperkt geopend.

Andere bedrijfstakken met een forse krimp waren de delfstoffenwinning, de vervoerssector, de zakelijke dienstverlening en de zorg. De daling van de delfstoffenwinning hangt samen met de verder teruggeschroefde gaswinning. De krimp van de vervoerssector bedroeg bijna 16 procent. Deze bedrijfstak bestaat behalve uit goederenvervoer ook uit sterk door de coronacrisis getroffen sectoren als het openbaar vervoer en de luchtvaart.

Het beeld voor de luchtvaart en daaraan gerelateerde diensten was somber. In 2020 reisden 23,6 miljoen passagiers van en naar de vijf nationale luchthavens in Nederland. In 2019 waren dat er 81,2 miljoen, een daling van bijna 71 procent. De omzet van post- en koeriersdiensten steeg daarentegen fors doordat er mede door de coronamaatregelen meer aankopen online werden gedaan die door koeriers werden afgeleverd.

5.3 Passagiers van en naar de 5 nationale luchthavens in Nederland
JaarAantal passagiers (miljoen)
200850,4
200946,5
201048,6
201153,9
201255,7
201358
201460,9
201564,6
201670,3
201776,2
201879,6
201981,2
202023,6


De toegevoegde waarde van de totale zakelijke dienstverlening lag 6,1 procent lager dan een jaar eerder. In de zakelijke dienstverlening kromp de reisbranche met 68,7 procent het hardst. De specialistische zakelijke dienstverleners, zoals architecten en adviesbureaus, noteerden wel een lichte groei.

De productie van de zorg daalde met 5,1 procent doordat tijdens de coronacrisis per saldo minder gezondheids- en zorgdiensten werden geleverd. Vooral in het tweede kwartaal was de krimp van de zorg met bijna 21 procent ongekend. In ziekenhuizen zijn toen veel afspraken en operaties uitgesteld of geannuleerd. Ook huisartsen hebben minder zorg geleverd. Er zijn echter ook bepaalde onderdelen binnen de gezondheidszorg die door corona per saldo meer zorg hebben verleend, zoals onder andere de gemeentelijke gezondheidsdiensten (GGD’en).

5.4 Toegevoegde waarde van enkele zwaar getroffen branches (volume), 2020
 Eerste kwartaal (% verandering t.o.v. jaar eerder)Tweede kwartaal (% verandering t.o.v. jaar eerder)Derde kwartaal (% verandering t.o.v. jaar eerder)Vierde kwartaal (% verandering t.o.v. jaar eerder)
Gezondheids- en welzijnszorg-3,7-20,72,70,4
Verhuur roerende goederen en
overig zakelijke dienstverlening w.o.
-3,8-22,1-17-16
Uitzendbranche-7-20,2-15,3-12,6
Reisbureaus-23,3-93,2-63,9-90,1
Vervoer, opslag en post-4-24,8-18,9-13,1
Cultuur, sport, recreatie en overige diensten-6,2-37,3-24,2-29,7
Horeca-12,1-66,7-14,7-62,7


De bouw en de industrie werden minder zwaar geraakt door alle coronamaatregelen. De industriële productie daalde het sterkst in het tweede kwartaal, maar was in december alweer volledig hersteld. Per saldo kromp de industrie in 2020 met 2,3 procent, met als meest negatieve uitschieter de transportmiddelenindustrie en als grootste positieve uitschieter de machine-industrie. De bouwproductie was 0,4 procent lager dan een jaar eerder.

Niet alle bedrijfstakken krompen in 2020, er waren ook gedeeltes van de economie die positieve records boekten. Zo gaven consumenten meer uit aan bijvoorbeeld voedingsmiddelen en de inrichting van hun woning, en kochten ze meer dan ooit via internet. Dat leidde tot de op een na hoogste omzetgroei van de detailhandel in deze eeuw. In 2020 heeft de detailhandel 5,9 procent meer omgezet dan in 2019. De maatregelen tegen de verspreiding van corona leidde binnen de detailhandel echter tot bijzonder grote verschillen. De foodsector (voornamelijk supermarkten) zette 6,9 procent meer om, terwijl de omzet van de non-foodsector per saldo hetzelfde bleef.

5.5 Omzet detailhandel* (koopdaggecorrigeerd)
JaarOmzet (% verandering t.o.v. jaar eerder)
20016,3
20023,1
2003-2,1
2004-2,2
2005-0,2
20065,2
20074
20082
2009-4,3
2010-0,5
20110
2012-1,4
2013-2,1
20141,3
20152,3
20162,4
20174,2
20183,4
20193,3
20205,9
* exclusief tankstations en apotheken
 

Vooral binnen de non-foodsector waren de verschillen groot. Kleding- en schoenenwinkels boekten het hele jaar zware verliezen, terwijl bouwmarkten, meubelzaken, tuincentra, keukenwinkels en winkels in consumentenelektronica recordomzetten boekten. Het lijkt alsof consumenten, in een jaar zonder kantoor, horeca en evenementen, minder interesse hadden in kleren en schoenen, maar meer aandacht voor hun huis en de inrichting daarvan. Het jaar eindigde echter voor de niet-essentiële winkels, zoals de winkels in consumentenelektronica, slecht. Zij moesten medio december dicht en daardoor kromp de omzet van de non-foodsector met 22,6 procent. In de eerste maanden van 2021 zakte de omzet nog verder weg.

5.6 Omzet deelbranches detailhandel* (koopdaggecorrigeerd)
BrancheVerandering (% verandering t.o.v. een jaar eerder)
Food6,9
Supermarkten7,1
Speciaalzaken5,8
Non-food0
Doe-het-zelf, keukens en vloeren19,5
Consumentenelektronica en witgoed8,5
Meubels en woninginrichting7,7
Recreatieartikelen5,3
Drogisterijen2,3
Schoenen en lederwaren-18,4
Kleding-19,7
* exclusief tankstations en apotheken


In 2020 is online 43,5 procent meer omgezet dan in 2019, de hoogste groei sinds het begin van de statistiek onlineverkopen in 2014. Webwinkels realiseerden een groei van 35,7 procent. Webwinkels hebben als hoofdactiviteit verkoop via internet. De onlineomzet van winkels waarvan de verkoop via het internet een nevenactiviteit is (multi-channelers) groeide met bijna 54,7 procent. In januari 2021, toen alle niet-essentiële winkels noodgedwongen gesloten waren, werd er bijna dubbel zoveel online verkocht als een jaar eerder.

5.7 Omzet internetverkopen
JaarTotaal (% verandering t.o.v. een jaar eerder)Multi-channel (zwaartepunt niet online) (% verandering t.o.v. een jaar eerder)Webwinkels (% verandering t.o.v. een jaar eerder)
201411,918,28,4
201522,12222,2
201620,116,522,3
201719,922,218,6
201817,926,312,9
20191721,314,1
202043,554,735,7


In de nationale rekeningen wordt gekeken naar de toegevoegde waarde, maar bedrijven kijken naast de omzet ook naar de winst. De brutowinst voor belasting van niet-financiële bedrijven kwam in 2020 uit op 258,9 miljard euro. Dat is 11,5 miljard euro minder dan in 2019 en de grootste daling na 2009. De brutowinst voor belasting is winst waarover nog vennootschapsbelasting betaald moet worden. In de voorgaande drie jaar steeg de brutowinst voor belasting nog.

De afname van de brutowinst voor belasting is geheel toe te schrijven aan de winsten van buitenlandse dochters, die 21,1 miljard euro lager waren dan in 2019. Dat hangt onder meer samen met de lage olieprijzen. De operationele winst was 2,7 miljard euro hoger dan een jaar eerder, wat is te danken aan de coronagerelateerde financiële steunmaatregelen die de overheid aan bedrijven heeft verstrekt. De overige winst nam met 7,0 miljard euro toe. Dat komt vooral doordat de binnenlandse dividendopbrengsten hoger waren dan in 2019 en doordat de afname van de rentebetalingen groter was dan de daling van de renteontvangsten.

5.8 Brutowinst niet-financiële vennootschappen voor belasting
 Operationele winst (mld euro)Winsten van buitenlandse dochters (mld euro)Overige winst (mld euro)
2013150,654,30,5
2014148,852,43,1
2015160,263,65,7
2016161,654,48,7
2017170,963,13,1
2018178,380,710,3
2019184,476,19,8
2020187,155,016,8


Door de coronacrisis hadden veel bedrijven het moeilijk in 2020, maar het aantal faillissementen lag het afgelopen jaar op het laagste niveau in twintig jaar. Dat is niet los te zien van de noodsteun van de overheid.

In 2020 werden 2.703 bedrijven en instellingen failliet verklaard. Dat waren er 506 minder dan in 2019. Het aantal faillissementen bereikte een piek in 2013. Daarna is het aantal faillissementen vijf jaar achter elkaar afgenomen. Dit hing samen met de economische groei van de afgelopen jaren. Het is daarom uitzonderlijk te noemen dat juist in een jaar van historische economische krimp het aantal faillissementen zo laag was, maar daar speelt de noodsteun van de overheid een belangrijke rol in.

5.9 Uitgesproken faillissementen van bedrijven en instellingen
 Aantal
20002621
20013333
20024085
20035235
20045267
20055083
20064228
20073589
20083842
20096942
20106162
20116117
20127349
20138376
20146645
20155271
20164399
20173291
20183145
20193209
20202703

6. De arbeidsmarkt

In 2020 is het aantal werklozen voor het eerst sinds 2015 toegenomen. Er waren gemiddeld 357 duizend mensen werkloos, 43 duizend meer dan in 2019. Het werkloosheidspercentage in Nederland liep op van 3,4 procent in 2019 naar 3,8 procent in 2020. Volgens de definitie van de International Labour Organization (ILO) gaat het bij werklozen om mensen zonder betaald werk die hier recent naar hebben gezocht en direct beschikbaar zijn om aan de slag te gaan.

In vergelijking met de kredietcrisis in 2009 bleef de toename van de werkloosheid tot nu toe beperkt. Dat is onder meer te danken aan de omvangrijke steunmaatregelen van de overheid om zo veel mogelijk mensen aan werk te houden. Met de tegemoetkoming Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) konden bedrijven werknemers doorbetalen. Mede hierdoor was het aantal faillissementen in 2020 het laagst in deze eeuw en het verlies aan werkgelegenheid relatief klein.

6.1 Aantal werklozen (15 tot 75 jaar)
JaarWerkloze beroepsbevolking (x 1 000)
2003395
2004466
2005489
2006419
2007355
2008318
2009381
2010435
2011434
2012516
2013647
2014660
2015614
2016538
2017438
2018350
2019314
2020357


In het eerste kwartaal van 2020 daalde het aantal werklozen nog in vergelijking met het vierde kwartaal van 2019. Door de coronacrisis nam het aantal werklozen in het tweede en derde kwartaal van 2020 echter sterk toe. Hoewel het aantal werklozen in het vierde kwartaal weer daalde, waren er nog wel 66 duizend meer mensen werkloos dan in hetzelfde kwartaal een jaar eerder.

In 2020 is vooral de jeugdwerkloosheid door corona sterk gegroeid. Een jaar eerder was de jeugdwerkloosheid met 6,7 procent nog historisch laag, maar in 2020 is het percentage opgelopen naar 9,1. Ook het werkloosheidspercentage van 25-tot 45-jarigen is gestegen, van 2,8 naar 3,3. Onder de 45- tot 75-jarigen is het werkloosheidspercentage daarentegen gedaald van 2,7 in 2019 naar 2,4 in 2020.

6.2 Werkloosheid naar leeftijd
Leeftijd2019 (% van de beroepsbevolking)2020 (% van de beroepsbevolking)
15 tot 75 jaar3,43,8
15 tot 25 jaar6,79,1
25 tot 45 jaar2,83,3
45 tot 75 jaar2,72,4


De krapte op de arbeidsmarkt bereikte in 2019 een historisch niveau. Halverwege 2019 was de spanning het hoogst: 93 vacatures voor 100 werklozen. In de eerste drie kwartalen van 2020 nam de spanning op de arbeidsmarkt echter snel af tot 51 vacatures per 100 werklozen. Doordat het aantal werklozen in het vierde kwartaal van 2020 sterker afnam dan het aantal vacatures nam de krapte op de arbeidsmarkt weer iets toe. Eind 2020 was de arbeidsmarkt nog ongeveer even krap als eind 2017, toen de Nederlandse economie in hoogconjunctuur verkeerde.

6.3 Spanning op de arbeidsmarkt
JaarKwartaal Vacatures per 100 werklozen (vacatures per 100 werklozen)
20081e kwartaal77
20082e kwartaal77
20083e kwartaal79
20084e kwartaal62
20091e kwartaal46
20092e kwartaal35
20093e kwartaal33
20094e kwartaal30
20101e kwartaal26
20102e kwartaal27
20103e kwartaal29
20104e kwartaal30
20111e kwartaal32
20112e kwartaal33
20113e kwartaal31
20114e kwartaal26
20121e kwartaal24
20122e kwartaal22
20123e kwartaal20
20124e kwartaal18
20131e kwartaal16
20132e kwartaal14
20133e kwartaal14
20134e kwartaal14
20141e kwartaal15
20142e kwartaal16
20143e kwartaal18
20144e kwartaal19
20151e kwartaal20
20152e kwartaal21
20153e kwartaal22
20154e kwartaal24
20161e kwartaal26
20162e kwartaal28
20163e kwartaal31
20164e kwartaal35
20171e kwartaal39
20172e kwartaal45
20173e kwartaal50
20174e kwartaal57
20181e kwartaal64
20182e kwartaal71
20183e kwartaal75
20184e kwartaal80
20191e kwartaal89
20192e kwartaal93
20193e kwartaal89
20194e kwartaal90
20201e kwartaal81
20202e kwartaal57
20203e kwartaal51
20204e kwartaal55

7. Lonen en prijzen

De stijging van de cao-lonen kwam in 2020 uit op 3,0 procent. Ondanks de coronacrisis is de cao-loonstijging in jaren niet zo hoog geweest. Daarbij speelt mee dat voor bijna drie kwart van de cao’s in maart (toen de eerste lockdown begon) al een akkoord was afgesloten over heel 2020. Gecorrigeerd voor inflatie bedroeg de cao-loonstijging 1,7 procent, de grootste toename in ruim 30 jaar.

De inflatie was met 1,3 procent lager dan in 2019. Toen bedroeg de gemiddelde prijsstijging nog 2,6 procent. Ondanks de daling van de inflatie in 2020 behoorde de prijsstijging in Nederland in het afgelopen jaar opnieuw tot een van de hoogste in de eurozone.

De afname van de inflatie is onder meer toe te schrijven aan de prijsontwikkeling van energie. Ook de prijzen van motorbrandstoffen en voedingsmiddelen drukten de inflatie. Voedingsmiddelen werden 2,0 procent duurder, terwijl de prijsstijging hiervan in 2019 nog 4,3 procent was. In 2019 werd het lage btw-tarief van 6 naar 9 procent verhoogd. In 2020 betaalden consumenten meer voor tabak dan een jaar eerder. De prijsstijgingen zijn vooral het gevolg van accijnsverhogingen.

7.1 Cao-lonen en consumentenprijzen
JarenReële cao-lonen (% verandering)Cao-lonen per uur inclusief bijzondere beloningen (% verandering)Consumentenprijzen (% verandering)
20080,83,32,5
20091,62,81,2
201001,31,3
2011-1,21,12,3
2012-1,11,42,5
2013-1,31,22,5
2014-0,10,91
20150,81,40,6
20161,51,80,3
201701,41,4
20180,321,7
2019-0,12,52,6
20201,731,3


Ondanks de coronacrisis bleven de huizenprijzen in 2020 stijgen. Belangrijkste oorzaken lijken de lage hypotheekrente en de schaarste op de woningmarkt, maar ook de relatief lage werkloosheid, de hogere lonen en de toegenomen besparing kunnen een rol spelen. Een bestaande koopwoning was in 2020 gemiddeld 7,8 procent duurder dan in 2019. Verder wisselden in Nederland 7,7 procent meer woningen van eigenaar dan in 2019.

In alle provincies waren koopwoningen duurder dan in 2019. De prijsstijgingen varieerden van 6,5 procent in Noord-Holland tot 10,4 procent in Groningen. Opvallend is dat de provincies met de grootste prijsstijgingen vooral buiten de Randstad, in het oosten en zuidwesten van Nederland, liggen.

In 2020 verhuisden meer mensen uit de Randstad dan ernaartoe. De trek uit de Randstad naar regio’s daarbuiten neemt de laatste jaren toe. Vooral stellen zonder kinderen en mensen ouder dan dertig jaar verlaten vaker dan voorheen de Randstad. Algemeen wordt verondersteld dat coronamaatregelen gevolgen kunnen hebben voor het verhuisgedrag van mensen. Mensen zouden meer behoefte hebben gekregen aan ruimte in en om de woning, waar ze noodgedwongen meer tijd doorbrengen. De verwachting dat thuiswerken ook na de coronapandemie gebruikelijk zal blijven, zou daarnaast als gevolg kunnen hebben dat werkenden verder van hun werk gaan wonen.

7.2 Prijsontwikkeling en verkopen van bestaande koopwoningen
   Prijsindex (2015=100)Aantal verkopen (voortschrijdend 12-maandsgemiddelde) (2015=100)
201396,965,3
201398,165,4
201398,265,3
201396,864,3
201395,563,3
20139558,3
201396,159,5
201396,360,4
201396,161,6
201395,962,4
201395,562,8
201396,161,7
201496,463,2
201496,464,4
201496,165
201496,967,4
201496,869,5
201497,171,8
201497,974,1
201497,975,4
201497,777,5
20149880
201497,780,6
201497,986,1
201598,486,4
201598,787,3
201598,889,2
201599,190,3
201599,490,8
201599,692,9
2015100,595,5
2015100,497,5
2015101,299,4
2015101,4100,5
2015101,5102,1
2015101,1100
2016102,4101,4
2016102,5103,2
2016103104,7
2016103,2106,7
2016103,7108,6
2016104,3110,1
2016105,5110,8
2016106,4113,1
2016107,2115,7
2016107116,3
2016107,5118,4
2016107,9120,5
2017108,9123,1
2017109,3124,7
2017110,5127,8
2017110,9127,9
2017111,7130,1
2017112,5132,3
2017113,5132,4
2017114,6132,9
2017115132,7
2017115,8134,2
2017116,4135
2017116,8135,7
2018118,6135,4
2018119,7134,5
2018120,1133,5
2018120,6133,3
2018121,7132,3
2018122,5130,5
2018123,7130,2
2018125,4130,3
2018125,7128
2018126,2127,2
2018127,4126,5
2018126,6122,5
2019128,8122
2019128,7121,7
2019129,2119,9
2019129,8120,5
2019130,4121,3
2019130,9119,7
2019132,4120,5
2019132,5119,8
2019133,4120,8
2019134,1120,8
2019134,8120,8
2019134,8122,6
2020 136,9124
2020 137,2123,9
2020 138,3124,9
2020139,3125,8
2020140,4125
2020140,9126,3
2020142,2127,1
2020143,4126,8
2020144,8128,1
2020146,3130
2020146,8130,1
2020146,1132,1
'21 149,7136
'21 151,4136,8

8. Conjunctuurbeeld

De Conjunctuurklok van het CBS laat de stand en het verloop van de Nederlandse conjunctuur zien en bestaat uit 12 indicatoren. Het gaat hierbij om investeringen, consumptie, uitvoer, productie industrie, consumentenvertrouwen, producentenvertrouwen, faillissementen, gewerkte uren, vacatures, werkloosheid, omzet uitzendbranche en prijzen bestaande koopwoningen. Het ongewogen gemiddelde hiervan is de Conjunctuurklokindicator. Medio maart stonden acht van de twaalf indicatoren onder hun langjarige trend. Export, productie industrie, huizenprijzen en faillissementen presteerden daarentegen beter dan de langjarige trend. Het gaat hierbij om de stand van de cijfers zoals die in maart 2021 bekend waren. Voor de meeste indicatoren was medio maart informatie bekend over de verslagmaanden december en januari.

Volgens de conjunctuurklokindicator verkeerde de economie tot het voorjaar van 2020 nog in hoogconjunctuur. Die periode startte in het najaar van 2016 en duurde ruim 3,5 jaar. Inmiddels verkeert de Nederlandse economie al bijna een jaar in laagconjunctuur. In de zomer werd het dieptepunt bereikt. Daarna trok de conjunctuur weer wat aan. Het herstel werd echter in de knop gebroken door de steeds strengere maatregelen tegen het coronavirus sinds oktober 2020. De economie lijkt daar deze keer wel iets beter mee om te gaan dan tijdens de lockdown in het voorjaar. Export van goederen en investeringen ondervinden nu minder schade, maar de consumptie wordt opnieuw zwaar geraakt.

De economische vooruitzichten blijven onzeker en hangen onder meer af van de ontwikkeling van de coronapandemie. Op moment van schrijven lopen de besmettingen en ziekenhuisopnames weer op. In Nederland en andere landen gelden daarom nog steeds strenge maatregelen tegen het verspreiden van het virus.

8.1 Conjunctuurklokindicator (ongewogen gemiddelde van de indicatoren in de Conjunctuurklok)
jaarmaandcyclus (afwijking van de langetermijntrend (=0))
2008januari1,43
2008februari1,49
2008maart1,52
2008april1,51
2008mei1,5
2008juni1,46
2008juli1,39
2008augustus1,31
2008september1,22
2008oktober1,12
2008november0,94
2008december0,77
2009januari0,38
2009februari0,11
2009maart-0,1
2009april-0,26
2009mei-0,48
2009juni-0,6
2009juli-0,63
2009augustus-0,7
2009september-0,71
2009oktober-0,66
2009november-0,64
2009december-0,63
2010januari-0,58
2010februari-0,55
2010maart-0,53
2010april-0,47
2010mei-0,42
2010juni-0,38
2010juli-0,32
2010augustus-0,26
2010september-0,19
2010oktober-0,13
2010november-0,05
2010december0,02
2011januari0,08
2011februari0,17
2011maart0,23
2011april0,28
2011mei0,34
2011juni0,36
2011juli0,34
2011augustus0,31
2011september0,24
2011oktober0,15
2011november0,06
2011december-0,02
2012januari-0,06
2012februari-0,11
2012maart-0,15
2012april-0,18
2012mei-0,25
2012juni-0,32
2012juli-0,38
2012augustus-0,48
2012september-0,57
2012oktober-0,64
2012november-0,76
2012december-0,85
2013januari-0,93
2013februari-1,04
2013maart-1,12
2013april-1,17
2013mei-1,24
2013juni-1,27
2013juli-1,27
2013augustus-1,27
2013september-1,21
2013oktober-1,13
2013november-1,06
2013december-0,98
2014januari-0,92
2014februari-0,87
2014maart-0,84
2014april-0,82
2014mei-0,81
2014juni-0,8
2014juli-0,78
2014augustus-0,77
2014september-0,76
2014oktober-0,74
2014november-0,71
2014december-0,67
2015januari-0,63
2015februari-0,58
2015maart-0,53
2015april-0,48
2015mei-0,42
2015juni-0,37
2015juli-0,33
2015augustus-0,29
2015september-0,26
2015oktober-0,25
2015november-0,23
2015december-0,22
2016januari-0,22
2016februari-0,21
2016maart-0,19
2016april-0,18
2016mei-0,14
2016juni-0,11
2016juli-0,07
2016augustus-0,01
2016september0,03
2016oktober0,07
2016november0,12
2016december0,16
2017januari0,2
2017februari0,27
2017maart0,32
2017april0,36
2017mei0,43
2017juni0,46
2017juli0,49
2017augustus0,56
2017september0,6
2017oktober0,63
2017november0,7
2017december0,75
2018januari0,8
2018februari0,86
2018maart0,9
2018april0,92
2018mei0,95
2018juni0,95
2018juli0,97
2018augustus0,97
2018september0,97
2018oktober0,95
2018november0,95
2018december0,92
2019januari0,86
2019februari0,86
2019maart0,82
2019april 0,8
2019mei0,78
2019juni0,74
2019juli0,77
2019augustus0,74
2019september0,71
2019oktober0,69
2019november0,68
2019december0,69
2020januari0,69
2020februari0,71
2020maart0,66
2020april0,66
2020mei-0,95
2020juni-1,94
2020juli-1,5
2020augustus-1,41
2020september-1,01
2020oktober-0,82
2020november-0,59
2020december-0,48
'21januari-0,41
'21februari-0,79
'21maart-0,54

In april 2020 verslechterde het vertrouwen van consumenten door de coronacrisis enorm. Het consumentenvertrouwen daalde van -2 in maart naar -22 in april. Dat was de grootste daling, maar niet de laagste stand ooit. Vanaf november 2020 krabbelde het vertrouwen van consumenten op, maar in maart 2021 lag het met -18 nog altijd ver onder het langjarig gemiddelde. Over het algemeen geldt: hoe meer vertrouwen consumenten hebben in de economie, hoe meer zij uitgeven.

8.2 Consumentenvertrouwen, seizoengecorrigeerd
Jaar  Consumentenvertrouwen (gemiddelde van de deelvragen)
20081
2008-4
2008-5
2008-7
2008-12
2008-16
2008-26
2008-28
2008-25
2008-25
2008-26
2008-26
2009-27
2009-28
2009-30
2009-26
2009-22
2009-19
2009-19
2009-14
2009-12
2009-14
2009-11
2009-7
2010-4
2010-6
2010-6
2010-7
2010-9
2010-13
2010-11
2010-7
2010-8
2010-7
2010-3
2010-7
2011-4
20110
20111
2011-2
2011-4
2011-6
2011-8
2011-16
2011-27
2011-34
2011-35
2011-36
2012-37
2012-36
2012-36
2012-32
2012-34
2012-37
2012-33
2012-31
2012-28
2012-29
2012-33
2012-38
2013-37
2013-41
2013-41
2013-37
2013-32
2013-33
2013-35
2013-32
2013-31
2013-26
2013-16
2013-11
2014-6
2014-2
20141
20144
20146
20146
20145
20142
2014-2
20141
2014-2
2014-4
2015-2
2015-1
20157
201510
201511
201514
201513
201513
201511
201512
201514
201513
201611
20166
20162
20166
20167
201611
20169
20169
201612
201617
201620
201621
201721
201722
201724
201726
201723
201723
201725
201726
201723
201723
201722
201725
201824
201823
201824
201825
201823
201823
201823
201821
201818
201815
201813
20189
2019 1
2019 -2
2019-3
2019-3
2019-3
2019-1
20191
2019-1
2019-2
2019-1
2019-2
2019-2
2020 -2
2020 -2
2020 -3
2020 -23
2020 -31
2020 -27
2020 -26
2020 -29
2020 -28
2020 -30
2020 -26
2020 -20
'21 -19
'21 -19
'21-18

Door de coronacrisis belandde het producentenvertrouwen in april 2020 op het laagste niveau sinds de start van het onderzoek in 1985. Het vertrouwen van de industriële ondernemers ging van 0,2 in maart naar -28,7 in april. Net als bij het consumentenvertrouwen was dit veruit de sterkste afname in een maand ooit. In januari 2021 hadden de positieve ondernemers echter alweer de overhand. Binnen een jaar tijd was het producentenvertrouwen weer nagenoeg terug op het niveau van voor de coronacrisis.

8.3 Producentenvertrouwen, seizoengecorrigeerd
Jaar  Producentenvertrouwen (gemiddelde van de deelvragen)
20089,4
20088,5
20085,8
20082,8
20083,3
20084,8
20081,8
20084,8
2008-0,9
2008-6
2008-9
2008-21,1
2009-20,9
2009-23,5
2009-20,8
2009-17,3
2009-16,1
2009-13,9
2009-14,6
2009-9,2
2009-9,7
2009-7,2
2009-5
2009-8,1
2010-6,2
2010-4,8
2010-3,1
2010-1,4
20100,6
2010-0,8
2010-2
20100,2
2010-0,1
20100,3
20100,2
20102,6
20112,5
20111,5
20115,7
20114,3
20112,7
20111,7
2011-2,2
2011-3,2
2011-0,5
2011-3,1
2011-4,8
2011-1,3
2012-1,8
2012-1,7
2012-2,8
2012-3,4
2012-4,9
2012-4,8
2012-5,4
2012-4,7
2012-6,6
2012-7,6
2012-6,8
2012-5,6
2013-5,6
2013-3,7
2013-5,1
2013-5,6
2013-4,1
2013-3,8
2013-3,1
2013-1,4
2013-2,4
2013-0,3
2013-0,3
20130,1
20140,7
2014-0,1
20141,1
20140,3
20140,7
20140,7
20141,2
20140
2014-0,2
20142
20142,4
20143,4
20152,8
20152
20151,4
20153,3
20154,1
20154,6
20153,7
20153,5
20153,8
20152,4
20154
20153
20163,2
20163,1
20163,9
20164,7
20164,4
20165,4
20165,1
20161,2
20163,4
20164,3
20163,4
20164,7
20176
20177
20177,8
20178,3
20176,1
20177,2
20176,6
20175,4
20178,5
20178,2
20179,1
20178,9
201810,3
201810,9
20189,5
20188,2
20189,8
20187,7
20186,3
20185,9
20185,7
20185,9
20187,2
20187,5
2019 5,8
2019 6,3
20196,1
20196,7
20194,7
20193,3
20193,9
20193,9
20193,3
20193,6
20192,8
20192,9
2020 2,5
2020 3,7
2020 0,2
2020 -28,7
2020 -25,1
2020 -15,1
2020 -8,7
2020 -5,4
2020 -4,8
2020 -5,6
2020 -3,8
2020 -0,4
'21 0,6
'210,1
'213,4

Het snelle herstel van het producentenvertrouwen is ook terug te zien in de productie van de industrie. In maart 2020 lag de gemiddelde dagproductie van de industrie nog op een relatief hoog niveau. Toen daalde de productie door de coronacrisis sterk en in mei 2020 werd een dieptepunt bereikt. Daarna trok de productie weer aan en lag in januari 2021 weer ongeveer op het niveau van voor de coronacrisis.

8.4 Seizoengecorrigeerde gemiddelde dagproductie industrie (volume)
Jaar  Productie (2015=100)
2008101,7
2008101,7
200899
2008101,5
200899,9
2008100,1
200898,5
200897,7
200897,9
200898,5
200893,7
200889,4
200990,6
200988,3
200987,8
200987,7
200989,7
200988,7
200989,3
200989,4
200991,7
200991,6
200991,3
200991,3
201094,2
201092,6
201096,2
201095,7
201095,6
201096,7
201096,2
201096,4
201096
201097,2
201098,6
201097,3
2011100,5
2011101,9
201199,7
201198,6
201198,8
201198,4
201199,2
201198,6
201199
201197,9
201198,1
2011100,2
201299,9
201297,7
2012102
201298,3
201298,1
201298,7
201297
201298,8
201297,6
201296,4
201298,4
201299,4
201396,6
201396,1
201396,9
201397
201396,2
201397,4
201396,6
201397,2
201397,5
201398,2
201398,9
2013101,2
201499,8
2014100,7
201497,6
2014100,2
201497,8
201496,3
201499
201498,4
201498
201498,1
201498,6
201498,1
201599
2015100,2
201599,7
201599,7
201599,5
2015100,6
201599,9
201598,8
201599,3
2015101,4
2015101,5
2015100,4
2016101,9
2016101,1
2016102,1
2016103,4
2016102,1
2016103,3
2016102,9
2016101,7
2016102,3
2016102,5
2016105
2016106,3
2017103,1
2017105,5
2017105,2
2017104,6
2017106,6
2017106,1
2017106,1
2017105,6
2017107,3
2017107,7
2017109,7
2017110,4
2018110,5
2018109,4
2018109,4
2018109,4
2018109,6
2018109,3
2018107,6
2018109,3
2018109,1
2018109,6
2018110,2
2018107
2019 109,6
2019 109,2
2019108,8
2019108,9
2019108,5
2019107,3
2019107,5
2019107,8
2019109,5
2019109,7
2019108,4
2019106,5
2020 109,8
2020 107,8
2020 106,5
2020 97,6
2020 96
2020 98,5
2020 102,6
2020 103,4
2020 103,1
2020 105,4
2020 105,3
2020 106,4
'21 108,9

Het herstel van de productie industrie ging samen met de aantrekkende export van goederen. In januari 2021 was het volume van de goederenexport bijna 4 procent groter dan in januari 2020. Dat was de grootste groei in een jaar tijd.

8.5 Export goederen (volume, werkdaggecorrigeerd)
JaarMaand%-verandering (%-verandering t.o.v. jaar eerder)
2017februari6,8
2017maart8,3
2017april0,7
2017mei4,6
2017juni10,7
2017juli7,1
2017augustus7,3
2017september7,9
2017oktober7
2017november7,1
2017december6,2
2018januari4,8
2018februari4,3
2018maart3,1
2018april6,2
2018mei5,3
2018juni0,4
2018juli2,7
2018augustus4
2018september3
2018oktober3,4
2018november0,4
2018december0,6
2019januari2,2
2019februari-0,3
2019maart1,5
2019april1,7
2019mei-0,1
2019juni0,7
2019juli-0,1
2019augustus3,4
2019september1,4
2019oktober6,3
2019november2,3
2019december4,5
2020januari3,9
2020februari1,7
2020maart-4,6
2020april-13,3
2020mei-11,8
2020juni-3,2
2020juli0
2020augustus-3,4
2020september0,7
2020oktober2,7
2020november1,1
2020december-0,9
'21januari3,6

Waar de internationale handel in goederen en de productie van de industrie weer op peil zijn, werken de onzekerheid en de contactbeperkende maatregelen nog steeds nadelig uit op vooral de consumptie door huishoudens. Zo hebben in januari 2021 consumenten 13,5 procent minder besteed dan in januari 2020. Dat is de op een na grootste krimp ooit gemeten; alleen in april 2020 was de daling van de consumptie groter.

9. Conclusie

In 2020 werd de wereld geconfronteerd met COVID-19. Hierdoor is voor het eerst na 2013 de Nederlandse economie gekrompen. Het bruto binnenlands product was vorig jaar 3,7 procent kleiner dan in 2019. De krimp in 2020 was net zo groot als die in 2009. De Nederlandse overheid heeft net als veel andere overheden met steunpakketten geprobeerd de economische schade te beperken.

De krimp van de Nederlandse economie in 2020 was kleiner dan in de ons omringende landen (België, Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk) en ook kleiner dan gemiddeld in de Europese Unie. Dit kwam niet alleen door een minder strenge lockdown in het tweede kwartaal, maar vermoedelijk ook doordat de Nederlandse economie minder afhankelijk is van toerisme, de Nederlandse overheid relatief snel heeft gehandeld in het treffen van noodmaatregelen, en doordat de digitalisering in Nederland al voor de coronacrisis bovengemiddeld was wat telewerken en online-winkelen betreft.

De economische krimp in 2020 is voor drie kwart toe te schrijven aan de lagere consumptie (-6,4 procent). Consumenten hebben niet alleen de hand op de knip gehouden door onzekerheid over de economie of uit angst voor besmettingen, ze konden soms ook gewoonweg niet uitgeven bij gebrek aan beschikbare diensten.

Vooral de bedrijfstakken met veel intermenselijke contacten zijn getroffen door de maatregelen tegen de verspreiding van het virus. Het volume van de toegevoegde waarde van de horeca was door de verschillende lockdowns in 2020 bijna 41 procent lager dan een jaar eerder. Ook de krimp van de toegevoegde waarde van de bedrijfstak cultuur, recreatie, sport en overige diensten was in 2020 met 24,5 procent buitengewoon fors. De vervoersector, met vooral het openbaar vervoer en de luchtvaart, is ook sterk door de coronacrisis getroffen. In de zakelijke dienstverlening krompen vooral de uitzend- en reisbranche heel hard.

Het aantal faillissementen lag echter op het laagste niveau van deze eeuw. De omvangrijke steunmaatregelen van de overheid hebben hieraan bijgedragen. Ook het verlies aan werkgelegenheid is hierdoor tot op heden relatief laag gebleven. Het aantal werklozen liep in 2020 voor het eerst sinds 2015 weer op, maar de toename bleef beperkt. De werkloosheid onder jongeren liep het sterkst op.

De coronapandemie heeft vooralsnog niet geleid tot een afkoelende woningmarkt. Een bestaande koopwoning was in 2020 gemiddeld 7,8 procent duurder dan in 2019. Buiten de randstad stegen de prijzen het sterkst. Ook begin 2021 leek de prijsstijging niet te vertragen.

Door de coronacrisis kwam een eind aan een periode van ruim 3,5 jaar hoogconjunctuur. Inmiddels verkeert de Nederlandse economie al bijna een jaar in laagconjunctuur. De export van goederen is weer op het peil van voor corona, maar de onzekerheid en de contactbeperkende maatregelen werken nog steeds nadelig uit op consumptie en investeringen. Het vertrouwen van de industrie is begin 2021 weer positief en de productie weer op het niveau van voor corona.

Het consumentenvertrouwen ligt al maanden stabiel ver onder het langjarig gemiddelde. Het aantal nieuwe coronabesmettingen groeit sinds eind februari 2021 weer en ook de ziekenhuizenopnames lopen langzaam op, ondanks het vorderen van het aantal vaccinaties. Het verloop van de coronapandemie blijft ongewis en de onzekerheid over de economische vooruitzichten daarom groot.