4. Samenvatting en conclusie
Er is onderzoek gedaan naar het totale aantal personen met een bijstandsgerelateerde uitkering dat een maatschappelijk nuttige activiteit als tegenprestatie uitvoerde of kreeg opgedragen in maart 2025. Dit is uitgevoerd middels een extra uitvraag.
Voor de uitvoering van het onderzoek zijn alle 342 gemeenten in Nederland benaderd met een enquête. De respons bedroeg 75 procent. De 257 responderende gemeenten waren, qua grootteklasse en het softwarepakket dat gebruikt wordt voor de gemeentelijke registraties, representatief voor alle Nederlandse gemeenten.
Het aantal tegenprestaties van de niet responderende gemeenten is bijgeschat met behulp van de Multiple Imputation methode (Random Hot Deck Imputation). Hierbij zijn de gegevens van een qua grootteklasse en softwarepakket gelijkende en wel responderende gemeente gebruikt om tot een schatting te komen. Voor heel Nederland leverde deze methode de schatting van 28,7 duizend personen met een tegenprestatie op, met een onzekerheidsmarge van 19 procent. Het absolute aantal tegenprestaties in maart 2025 is daarmee vergelijkbaar met het aantal uit maart 2024 (28,8 duizend personen met een tegenprestatie), terwijl het aantal bijstandsuitkeringen in 2025 ten opzichte van het jaar ervoor gestegen is. Ook het relatieve aandeel tegenprestaties in verhouding tot het aantal bijstandsontvangers is in maart 2025 vergelijkbaar aan maart 2024.
Gemeenten die de tegenprestatie niet uitvoeren, gaven vaak als verklaring dat het opleggen van een tegenprestatie niet nodig is omdat zij een andere aanpak hanteren. Gemeenten die de tegenprestatie wel uitvoeren, maar voor maart 2025 een aantal van nul opgaven, gaven daarvoor uiteenlopende redenen. Met name geven zij aan dat zij bepaalde maatschappelijk nuttige activiteiten niet als tegenprestatie zien. Ook wordt aangegeven dat zij de verplichting tot een tegenprestatie als een uiterst middel zien, of wordt de tegenprestatie ondanks een verordening in de praktijk niet uitgevoerd. Bij gemeenten die de tegenprestatie uitvoeren en een aantal groter dan nul opgaven bleek vaak dat zij juist een ruime definitie hanteren.
Het aantal getelde tegenprestaties is dus net als in eerdere jaren beïnvloed door de definitie van de tegenprestatie die gemeenten hanteren. Vrijwilligerswerk of mantelzorg worden door een deel van de gemeenten wel gezien als tegenprestatie, terwijl andere gemeenten deze activiteiten wel stimuleren als alternatief, maar niet als tegenprestatie zien. Indien alle gemeenten andere activiteiten die kunnen worden gezien als tegenprestatie zouden meetellen, zou het aantal tegenprestaties hoger uitkomen.