Auteur: Sebastian Alejandro Perez, Martijn Souren
Monitor Arbeid, zorg en kinderopvang 2023

7. Gebruik van verschillende vormen van kinderopvang

In dit hoofdstuk worden de resultaten met betrekking tot het gebruik van kinderopvang beschreven. Binnen kinderopvang wordt een onderscheid gemaakt tussen formele kinderopvang en informele kinderopvang. Bij formele kinderopvang gaat het vaak om commerciële bedrijven, zoals het kinderdagverblijf, de buitenschoolse opvang en de gastouderopvang. Op deze vormen van kinderopvang (en hiermee vergelijkbare vormen, zoals een betaalde oppas) is de Wet Kinderopvang van toepassing en bij het gebruik van deze vormen komt men (mogelijk) in aanmerking voor kinderopvangtoeslag. Bij informele opvang gaat het bijvoorbeeld om de peuterspeelzaal of kinderopvang door familie of vrienden. Dit hoeft niet per se betaalde opvang te zijn. Informele vormen van kinderopvang vallen niet onder de Wet Kinderopvang, hiervoor kan men dus geen kinderopvangtoeslag ontvangen.

De Enquête beroepsbevolking is na het herontwerp een persoonsenquête in plaats van een huishoudensenquête, en dat heeft gevolgen voor de manier waarop informatie over kinderopvang is uitgevraagd en de resultaten moeten worden geïnterpreteerd. In voorgaande edities van de Monitor Arbeid, Zorg en Kinderopvang werd het gebruik van kinderopvang door huishoudens beschreven. In de huidige editie wordt gebruik van kinderopvang door personen beschreven. Het gaat daarbij om opvang op de momenten waarop de persoon aan het werk is en de kinderen niet op school zitten. In tegenstelling tot voorgaande hoofstukken gaat het bij gebruik van opvang niet alleen om werknemers, maar om alle werkenden (incl. zelfstandigen).

Vormen van opvang

Bij zowel mannen als vrouwen was opvang door de partner en formele opvang de meest voorkomende combinatie van de verschillende vormen van kinderopvang, gevolgd door opvang door de partner, een onbetaalde oppas en formele opvang (zie figuur 7.1 en 7.2). De situatie waarbij de zorg enkel gedragen wordt door de partner, komt relatief vaak voor bij de mannen. Vrouwen maken meer gebruik van een combinatie van een onbetaalde oppas en formele opvang. 

7.1 Gebruik van kinderopvang door werkenden (mannen, 15 tot 75 jaar) met kinderen van twaalf jaar of jonger, 2023
 Aandeel (x 1000)
Partner en formele opvang256
Partner, onbetaalde oppas en formele opvang255
Enkel partner229
Partner en onbetaalde oppas143
Enkel formele opvang35
Onbetaalde oppas en formele opvang22
Enkel onbetaalde oppas20
Overige combinaties38
Geen van deze opvangvormen80

7.2 Gebruik van kinderopvang door werkenden (vrouwen, 15 tot 75 jaar) met kinderen van twaalf jaar of jonger, 2023
 Aantal (x 1000)
Partner en formele opvang155
Partner, onbetaalde oppas en formele opvang154
Onbetaalde oppas en formele opvang137
Enkel partner116
Enkel formele opvang110
Partner en onbetaalde oppas109
Enkel onbetaalde oppas79
Overige combinaties40
Geen van deze opvangvormen125

Dagen en uren informele opvang

Bij de werkenden waarvan de partner of andere ouder een of meerdere dagen voor de kinderen zorgt als de persoon zelf aan het werk is, ging het bij 39 procent om één dag en bij 28 procent om twee dagen in de week. Wordt er gebruikgemaakt van een onbetaalde oppas, dan is dat ook in de meeste gevallen voor één dag per week (53 procent). Maar ook twee dagen komt hier vaak voor (33 procent). 

Redenen voor het afnemen van meer uren aan kinderopvang

Aan werknemers die gebruikmaken van formele opvang, is gevraagd of ze in de afgelopen twaalf maanden meer uren zijn gaan afnemen bij het kinderdagverblijf, de buitenschoolse opvang of de gastouder. Bij 223 duizend werkenden was dat inderdaad het geval, tegenover 924 duizend die dat niet deden. De meest genoemde reden om meer uren aan kinderopvang op te nemen was dat er meer van de eigen kinderen naar de opvang gingen. Maar ook werd relatief vaak als reden genoemd dat men zelf meer uren was gaan werken.

7.3 Werkenden (15 tot 75 jaar) met kinderopvang naar redenen voor het afnemen van meer uren in de afgelopen twaalf maanden, 2023
 Aantal (x 1000)
Meer kinderen naar opvang57
Meer uren gaan werken39
Kind was er aan toe31
Andere opvang viel weg31
Er kwam plek vrij op de opvang29
Partner meer uren gaan werken27
Andere veranderingen bij de opvang8
Veranderingen op school7
Andere reden44

Ervaringen met het aanvragen van kinderopvangtoeslag

Werkenden die gebruikmaken van formele vormen van kinderopvang (zoals een kinderdagverblijf, de buitenschoolse opvang of de gastouderopvang), komen veelal in aanmerking voor kinderopvangtoeslag. In totaal ontving 90 procent van de werkenden met kinderen van twaalf jaar en jonger die gebruik maken van formele opvang in 2023 kinderopvangtoeslag.

Van de werkenden die kinderopvangtoeslag ontvangen, gaf 59 procent aan dat zij goed op de hoogte zijn van de hoogte van deze toeslag, en nog eens 31 procent gaf aan dit ongeveer te weten terwijl 9 procent  de hoogte van de kinderopvangtoeslag niet wist. Van de werkenden met kinderen van twaalf jaar en jonger die formele opvang gebruiken maar die geen kinderopvangtoeslag ontvangen, gaf 21 procent aan dat zij een andere subsidie of bijdrage ontvangen voor kinderopvang, tegenover 76 procent die een dergelijke subsidie of bijdrage niet ontvangen.

Ruim de helft van de werkenden met kinderen van twaalf jaar en jonger met formele opvang gaven aan dat zij het (heel) makkelijk vonden om kinderopvangtoeslag aan te vragen. 11 Procent vond dit (heel) moeilijk. Een verandering in de werk- of leefsituatie doorgeven aan de Belastingdienst werd ook door ruim de helft van de werkenden die een dergelijke verandering hebben doorgegeven als (heel) makkelijk beschouwd, 16 procent vond dit (heel) moeilijk. De rest vond het niet moeilijk maar ook niet makkelijk of gaf geen antwoord. Ten slotte had 85 procent van de werkenden die moeite hebben ondervonden bij het aanvragen van kinderopvangtoeslag of het doorgeven van een verandering hierbij geen hulp gehad.

De meerderheid van de werkende mannen en vrouwen antwoordde dat de hoogte van de kinderopvangtoeslag geen invloed heeft op het aantal uren dat zij werken. Mannen antwoordden dit nog iets vaker dan vrouwen (74 procent tegenover 67 procent).