Auteur: Hans Schmeets
Het lage welzijn in Heerlen

4. Relaties tussen sociaal kapitaal en welzijn

Zoals vermeld blijkt uit diverse studies dat het sociaal kapitaal, ofwel ‘sociale netwerken met gemeenschappelijke waarden’ relevant zijn voor het individuele welzijn. In essay 9 is uiteengezet hoe het sociaal kapitaal in het SSW-onderzoek is vastgesteld op basis van 17 onderliggende aspecten die zowel op het meedoen met als het vertrouwen in de samenleving betrekking hebben. Daar is ook gewezen dat in 2020 het sociaal kapitaal in Heerlen bijdraagt aan zowel het rapportcijfer over het ervaren geluk als de tevredenheid met het eigen leven6). Om meer zicht te krijgen op de verschillen tussen de niveaus van het opgebouwde sociaal kapitaal van een individu, breiden we deze analyse uit door na te gaan in welke mate het sociaal kapitaal – en de beide pijlers vertrouwen en participatie – onderscheidend zijn voor het aandeel dat gelukkig en tevreden is.

In 2020 was in Heerlen 84 procent gelukkig en 81 procent tevreden. Dat geldt zowel voor de hele groep die in 2020 heeft meegedaan (n = 1 103), als de groep die zowel in 2020 als in 2022 heeft gerespondeerd (n= 619). Er zijn duidelijk relaties tussen het sociaal kapitaal en het welzijn. Dat blijkt indien op basis van de hele groep (n=1 103) tien decielgroepen met elkaar worden vergeleken (zie tabel 4.1). Van de groep met het laagste opgebouwde sociaal kapitaal is 70 procent gelukkig en 67 procent tevreden. Deze percentages lopen op naar respectievelijk 95 en 96 procent bij de groep met het meeste sociaal kapitaal. Ook bij de twee pijlers van het sociaal kapitaal – de participatie en het vertrouwen – komt de samenhang met het welzijn naar voren. Bij het vertrouwen is er een duidelijke discrepantie te zien tussen de groep met het minste vertrouwen en de daaropvolgende decielgroep: van 65 naar 78 procent voor het geluk en van 65 naar 76 procent voor de tevredenheid. Daarna neemt het verder toe tot 91 procent bij de negende decielgroep waarna het iets afvlakt. Bij de participatie neemt het welzijn toe van 74 naar 94 procent (geluk) en van 65 naar 92 procent (tevredenheid).

4.1 Gelukkig en tevreden met eigen leven naar participatie, vertrouwen en sociaal kapitaal in Heerlen, 2020 (n= 1 103)
Participatie VertrouwenSociaal kapitaalParticipatieVertrouwenSociaal kapitaal
Gelukkig (7 of hoger) Tevreden (7 of hoger)
Decielgroep%%
176,664,570,270,364,567,0
273,578,476,569,075,973,5
383,081,779,878,977,475,2
479,683,082,781,581,376,8
588,989,181,784,083,379,8
686,285,091,284,479,891,2
786,088,381,681,586,478,8
885,790,893,087,882,787,3
986,190,989,883,390,985,6
1093,585,994,692,485,995,7

We gaan deze analyses uitbreiden door andere kenmerken toe te voegen: geslacht, leeftijd, burgerlijke staat, opleiding, inkomen en herkomst. Ook dan blijkt dat het sociaal kapitaal gerelateerd is aan de twee welzijnsaspecten (zie tabel 4.2 – M1 en M2). De kansverhoudingen (odds ratios) liggen voor alle opeenvolgende sociaal kapitaal decielgroepen boven de 1,0 en dat betekent dat de kans om respectievelijk gelukkig en tevreden te zijn groter is dan de laagste decielgroep. De toename is echter bij de tweede, derde en vierde decielgroep statistisch niet significant. Pas vanaf de vijfde decielgroep wijkt de odds ratio statistisch significant af ten opzichte van de eerste decielgroep. Tegelijkertijd valt uit tabel 4.1 af te lezen dat vooral de hoogste decielgroep, dus de groep die het sterkst meedoet met en vertrouwen heeft in de samenleving, zich onderscheidt door veel mensen die gelukkig en tevreden zijn.

Om meer helderheid te krijgen op de samenhang tussen de beide bouwstenen van het sociaal kapitaal en het welzijn is voor zowel geluk (M3) als tevredenheid (M4) een analyse uitgevoerd waarbij de decielgroepen van beide bouwstenen (participatie en vertrouwen) zijn opgenomen. Dan blijkt dat, mede gelet op de Wald-waarden, het vertrouwen sterker onderscheidend is voor het welzijn dan de participatie. Bij de tien participatiegroepen is, voor zowel het geluk als de tevredenheid, pas vanaf de vijfde decielgroep de odds ratio hoger dan 1,0. Ook zijn de volgende decielgroepen vrijwel niet afwijkend ten opzichte van de laagste decielgroep. Tegelijkertijd is er wel bij het vertrouwen vrijwel altijd een significante relatie met de beide welzijnsaspecten, waarbij opvalt dat vanaf de vijfde decielgroep de odds ratios niet of nauwelijks toenemen. Dit laatste betekent dat een bepaalde vertrouwensbasis relevant is voor het welzijn, maar dat nog meer vertrouwen niet betekent dat het welzijn nog groter wordt.

4.2 Logistische regressie sociaal kapitaal naar geluk (M1) en tevredenheid (M2), participatie en vertrouwen naar geluk (M3) en tevredenheid (M4) in Heerlen, 2020 (n= 1 103)1)
M1M2 M3 M4
GelukTevreden Geluk Tevreden
DecielgroepSociaal kapitaal Participatie Vertrouwen Participatie Vertrouwen
1 (=ref.) O.R.sign. O.R.sign. O.R.sign. O.R.sign. O.R.sign. O.R.sign.
21,31,1 0,5T1,5 0,71,5
31,61,4 0,91,9 1,01,3
41,61,4 0,61,4 0,91,4
52,2*2,1* 1,65,0*** 1,43,0**
64,2**5,3*** 1,22,5* 1,51,7
71,9T1,7 1,53,8** 1,63,2**
84,8***3,2** 1,24,3** 2,1T2,1*
94,4**3,3** 1,43,6** 1,54,0**
107,3***10,2*** 2,9T3,0** 3,3*3,4**
Wald30,0***36,4*** 18,4*28,5*** 16,622,3**
T p < 0,1; * p < 0,05; ** p < 0,01; *** p < 0,001.
1) Gecontroleerd voor geslacht (2), leeftijd (7); burgerlijke staat (4), opleiding (3); besteedbaar huishoudensinkomen (4); en herkomst (2). Aantal categorieën tussen haken.

Een vergelijking met Nederland leert dat ook in Nederland de verbanden evident zijn. Hoe groter het sociaal kapitaal, des te hoger is het aandeel dat gelukkig en tevreden is (tabel 4.3). Dat geldt ook voor de beide bouwstenen: de participatie en het vertrouwen. Opvallend is dat vooral de laagste groep zich onderscheidt van de volgende, de tweede decielgroep. Dit betekent dat blijkbaar al iets meer vertrouwen en iets meer meedoen relevant zijn voor het welzijn. Ook valt af te lezen dat vanaf de zesde decielgroep tot aan het hoogste deciel een verdere toename van het opgebouwde sociaal kapitaal niet meer onderscheidend is voor het welzijn. Wel is de hoogste decielgroep, met 95 procent, het meeste gelukkig en tevreden. De vergelijking met Heerlen (tabel 4.1) leert dat Heerlen nauwelijks afwijkt van het landelijke beeld. Ook in Heerlen is een welzijnssprong te zien tussen de eerste en tweede sociaal kapitaal decielgroep, en ook daar is hoogste decielgroep met 95 procent het gelukkigst en het meest tevreden. 

4.3 Gelukkig en tevreden met eigen leven naar participatie, vertrouwen en sociaal kapitaal in Nederland, 2020 (n = 7 750)
ParticipatieVertrouwenSociaal kapitaal ParticipatieVertrouwenSociaal kapitaal
Gelukkig (7 of hoger) Tevreden (7 of hoger)
Decielgroep% %
173,574,370,0 70,272,568,7
282,279,578,3 80,079,476,4
382,884,083,9 80,883,384,0
485,887,185,8 83,984,882,7
586,487,787,3 84,084,385,5
688,791,191,4 86,287,987,0
791,290,791,9 89,387,189,0
891,291,091,7 90,288,689,1
990,690,791,6 90,191,190,8
1094,692,195,4 92,991,295,0

4.4 Logistische regressie sociaal kapitaal naar geluk (M1) en tevredenheid (M2), participatie en vertrouwen naar geluk (M3) en tevredenheid (M4) in Nederland, 2020 (n= 7 550)1)
M1 M2 M3 M4
Geluk Tevreden Geluk Tevreden
decielgroepSociaal kapitaal Participatie Vertrouwen Participatie Vertrouwen
1 (=ref.) O.R.sign. O.R.sign. O.R.sign. O.R.sign. O.R.sign. O.R.sign.
21,6*** 1,5** 1,4*1,2 1,4**1,3
32,3*** 2,6*** 1,4*1,6*** 1,5**1,7***
42,5*** 2,1*** 1,9***2,0*** 2,0***1,7***
52,8*** 2,7*** 1,9***2,2*** 1,9***1,7***
64,6*** 3,2*** 2,1***2,6*** 2,1***2,0***
74,3*** 3,5*** 2,4***2,7*** 2,6***1,9***
84,3*** 3,5*** 2,6***2,6*** 3,0***2,2***
94,2*** 4,1*** 2,2***2,3*** 2,8***2,6***
107,8*** 8,1*** 3,9***2,8*** 4,1***2,8***
Wald197,8*** 183,2*** 75,7***95,1*** 97,3***68,6***
T p < 0,1; * p < 0,05; ** p < 0,01; *** p < 0,001.
1) Gecontroleerd voor geslacht (2), leeftijd (7); burgerlijke staat (4), opleiding (3); besteedbaar huishoudensinkomen (4); en herkomst (2). Aantal categorieën tussen haken.

Het landelijke beeld, gebaseerd op veel meer personen dan in Heerlen, laat overduidelijk de relatie tussen sociaal kapitaal en het welzijn zien. De kansverhoudingen (OR) nemen toe naarmate er meer sociaal kapitaal is. De correctie zorgt er wel voor dat de sprong tussen de eerste en tweede decielgroep, vooral bij het vertrouwen, minder groot is. Maar ook uit deze analyse komt naar voren dat de groepen vanaf het zesde tot en met het negende deciel zich nauwelijks onderscheiden in het welzijn, en dat pas weer een duidelijk grotere kans op welzijn te zien is bij de hoogste decielgroep.

6) Gebaseerd op een regressieanalyse waarbij sociaal kapitaal als intervalvariabele is opgenomen.