Doelgroepenanalyse jeugd- en gezinsbescherming, 2021

4. Conclusies

Deze doelgroepanalyse richt zich op de verscheidene domeinen van problematiek die zich voordoen bij Nederlandse huishoudens. Hierbij is specifiek gekeken naar drie verschillende gezinstypen (huishoudens zonder thuiswonende kinderen, huishoudens met alleen meerderjarige thuiswonende kinderen, en huishoudens met ten minste één minderjarig thuiswonend kind). Binnen elk gezinstype zijn de huishoudens verder uitgesplitst naar of er wel of geen jeugdzorg in het huishouden is ingezet Huishoudens die te maken krijgen met jeugdzorg zijn vaak gekenmerkt door een opeenstapeling van problemen. Om deze huishoudens effectief te kunnen helpen is het belangrijk helder te hebben welke problemen zich voordoen bij de verschillende vormen van jeugdzorg (jeugdbescherming, jeugdhulp en jeugdreclassering). In dit onderzoek zijn hierbij vijf verschillende probleemdomeinen onderscheiden: geregistreerde psychische problemen, sociaaleconomische problemen, scheiding, aanraking met justitie, en slachtofferschap van een geweldsmisdrijf of seksueel misdrijf. Bovendien is er specifiek gekeken naar stapeling van deze problemen, en welke soorten stapeling het meest voorkomen bij de verschillende gezinstypen. In deze paragraaf wordt per gezinstype samengevat welke problematiek zich voordoet, van meest naar minst voorkomen.

Huishoudens zonder thuiswonende kinderen

Huishoudens zonder thuiswonende kinderen worden gemiddeld gezien het minst van de drie gezinstypen gekenmerkt door problemen. In ongeveer één vijfde (19 procent) van de gevallen is sprake van geregistreerde psychische problemen. Sociaaleconomische problemen (17 procent) en scheiding (15 procent) komen minder vaak voor, gevolgd door aanraking met justitie (4 procent) en slachtofferschap van geweldsmisdrijven of seksuele misdrijven (2 procent). Wanneer in dit gezinstype jeugdzorg wordt ontvangen, betekent dit dat de jongere die in dit huishouden de jeugdzorg ontvangt, niet het juridische kind is van één van de volwassen in het huishouden. Het gaat bijvoorbeeld om jongeren die op zichzelf wonen, of wonen bij een pleegouder of andere volwassene met wie geen ouder-kind relatie bestaat. Wanneer dit huishoudenstype jeugdzorg ontvangt, komen de problematieken (met uitzondering van scheidingen) vaker voor dan bij de huishoudens van dit type die geen jeugdzorg ontvangen. Psychische problemen (28 procent) komen het vaakst voor, gevolgd door sociaaleconomische problemen (23 procent), aanraking met justitie (21 procent), slachtofferschap (14 procent), en scheiding (3 procent). Vergeleken met de andere gezinstypen die jeugdzorg ontvangen, wordt dit gezinstype het minst vaak gekenmerkt door problematiek.

Huishoudens met enkel meerderjarige thuiswonende kinderen

Ook bij huishoudens met alleen meerderjarige thuiswonende kinderen komen psychische problemen (29 procent) het vaakst voor van de vijf domeinen van problematiek, gevolgd door scheiding (23 procent), sociaaleconomische problemen (16 procent), aanraking met justitie (12 procent), en slachtofferschap (6 procent). Bij drie van de vijf domeinen (psychische problemen, scheiding, aanraking met justitie) heeft dit gezinstype daarbij de hoogste percentages problemen van de drie gezinstypen. Wanneer huishoudens met deze gezinssamenstelling jeugdzorg ontvangen, komt problematiek vaker voor. Vooral psychische problemen (52 procent) kenmerken deze huishoudens, gevolgd door scheiding (32 procent), aanraking met justitie (25 procent), sociaaleconomische problemen (24 procent), en slachtofferschap (15 procent). Van de drie gezinstypen heeft dit gezinstype in de jeugdzorg de hoogste percentages bij vier van de vijf domeinen van problematiek. Van de drie soorten jeugdzorg (jeugdhulp, jeugdbescherming, jeugdreclassering) valt vooral op dat wanneer dit gezinstype jeugdhulp ontvangt, er verhoudingsgewijs vaker problemen zijn dan bij de andere gezinstypen met jeugdhulp.

Huishoudens met tenminste één minderjarig thuiswonend kind 

Bij huishoudens met tenminste één minderjarig thuiswonend kind komen ook psychische problemen (23 procent) het meeste voor van de vijf soorten problematiek, gevolgd door sociaaleconomische problemen (18 procent), scheiding (12 procent), aanraking met justitie (8 procent), en slachtofferschap (6 procent). Wanneer deze huishoudens jeugdzorg ontvangen, komt problematiek vaker voor. Psychische problemen (45 procent) komen het vaakst voor, gevolgd door sociaaleconomische problemen (25 procent), scheiding (19 procent), aanraking met justitie (12 procent), en slachtofferschap (11 procent). Wanneer huishoudens van dit gezinstype jeugdbescherming ontvangen, hebben zij verhoudingsgewijs veel vaker te maken met sociaaleconomische problemen en slachtofferschap dan de andere drie gezinstypen.

Problematiek binnen huishoudens met jeugdzorg

Binnen de jeugdzorg valt op dat vooral huishoudens met jeugdreclassering of jeugdbescherming (beide 49 procent) gekenmerkt worden door stapeling van problematieken. Bij huishoudens met jeugdhulp is dit veel minder vaak het geval (29 procent). Ter vergelijking, bij alle Nederlandse huishoudens heeft 14 procent te maken met stapeling van problematiek. Ook de patronen van stapeling verschillen tussen jeugdzorgvormen. Binnen de jeugdbescherming gaan psychische problemen het meest gepaard met stapeling van problemen. Bij de jeugdreclassering geldt dit voor aanraking met justitie, en bij de jeugdhulp geldt dit voor sociaaleconomische problemen. Ter vergelijking, bij alle Nederlandse huishoudens gaat stapeling van problemen het vaakst gepaard met sociaaleconomische problemen.

Regionale spreiding van problematiek bij huishoudens die jeugdzorg ontvangen

Er zijn sterke regionale verschillen te vinden in problematiek bij huishoudens die jeugdzorg ontvangen. Huishoudens met jeugdzorg in de jeugdregio’s rondom de vier grote steden (Amsterdam-Amstelland, Rijnmond, Haaglanden, Utrecht Stad) zijn relatief gezien oververtegenwoordigd bij veel domeinen van problematiek. De uitzondering is scheidingen, die hier minder vaak voorkomen. Binnen de regio’s rondom de vier grote steden zijn er wel verschillen. Er is relatief veel sprake van psychische problemen bij huishoudens met jeugdzorg in regio Utrecht-Stad, maar juist weinig in de regio’s Amsterdam-Amstelland en Rijnmond. Daarnaast valt op dat regio’s in Brabant, en Midden- en Zuid-Limburg oververtegenwoordigd zijn bij de meeste vormen van problematiek bij huishoudens die jeugdzorg ontvangen. Alleen op het gebied van sociaaleconomische problemen valt Brabant verhoudingsgewijs niet bijzonder op. Hetzelfde geldt voor Midden- en Zuid-Limburg, die relatief hoog scoren op de verschillende vormen van problematiek, behalve op het gebied van psychische problemen. De regio Drenthe ten slotte is alleen sterk oververtegenwoordigd bij psychische problemen, maar niet bij de andere vormen van problematiek. Het is duidelijk dat de jeugdregio’s te maken hebben met ieder hun eigen uitdagingen op het gebied van problematiek in de jeugdzorg.