4. Uitkomsten
4.1 Aantallen
Op basis van de respons op de enquête en de ophoging door middel van de imputatiemethode zijn per vraag schattingen gemaakt voor de totale aantallen van alle gemeenten in Nederland in 2020 en 2021. De resultaten zijn weergegeven in tabel 4.1.1a. Bijlage 2 bevat tabel 4.1.1b, waarin de resultaten van alle onderzoeken zijn opgenomen, over 2018 tot en met 2021. De schattingen gaan gepaard met een bepaalde onzekerheid, uitgedrukt in de relatieve marge. De relatieve marge geeft aan hoeveel het werkelijke aantal kan afwijken van de puntschatting. Door middel van deze marges zijn de 95%-betrouwbaarheidsintervallen bepaald. Per vraag wordt een ondergrens en een bovengrens aangegeven, waarbij geldt dat het gevraagde aantal met 95 procent zekerheid tussen deze twee grenzen ligt.
95% betrouwbaarheids-interval in 20202) | Relatieve marge in 2020 (%) | 95% betrouwbaarheids-interval in 20212) | Relatieve marge in 2021 (%) | |
---|---|---|---|---|
Aantal gemeenten dat vermogens-onderzoeken in het buitenland is gestart | [80 : 100] | 13 | [50 : 70] | 14 |
Aantal gestarte vermogensonderzoeken in het buitenland | [1 560 : 1 960] | 11 | [1 080 : 1 250] | 7 |
Aantal constateringen van overtredingen van de inlichtingenplicht1) | [20 : 40] | 30 | [30 : 50] | 21 |
Aantal vorderingen wegens overtreding van de inlichtingenplicht1) | [10 : 20] | 34 | [15 : 20]3) | 16 |
Aantal boetes wegens overtreding van de inlichtingenplicht1) | [5 : 15]3) | 35 | [5 : 10]3) | 23 |
Bron: CBS. 1) Vanwege het verzwijgen van vermogen in het buitenland. 2) De aantallen zijn afgerond op tientallen. 3) Om te voorkomen dat de onder- en bovenmarge gelijk zijn, zijn deze aantallen afgerond op vijftallen. |
Uit tabel 4.1.1a blijkt dat in 2020, van alle 355 gemeenten, naar schatting 80 tot 100 gemeenten vermogensonderzoeken in het buitenland zijn gestart. Dit blijkt uit het 95%-betrouwbaarheidsinterval. Dat betekent dat het werkelijke aantal in 95 van de 100 gevallen binnen deze grenzen ligt en dat in 5 op de 100 gevallen het aantal dus lager of hoger ligt. In 2021 telde Nederland nog 352 gemeenten. In dat jaar zijn naar schatting door 50 tot 70 van deze gemeenten vermogensonderzoeken gestart.
Het totaal aantal gestarte vermogensonderzoeken door gemeenten in 2020 ligt, volgens het 95%-betrouwbaarheidsinterval, tussen 1 560 en 1 960. In 2021 zijn er minder onderzoeken naar vermogen in het buitenland gestart; en wel tussen 1 080 en 1 250.
Dit betekent dat er zowel in 2020 als in 2021 meer vermogensonderzoeken in het buitenland zijn gestart dan in de jaren daarvoor. Uit eerder onderzoek (zie tabel 4.1.1b in bijlage 2) is namelijk gebleken dat het in 2019 om 520 tot 610 onderzoeken ging en in 2018 om 240 tot 390 onderzoeken. Ook het aantal gemeenten dat vermogensonderzoeken in het buitenland is gestart was in 2020 hoger dan in 2018 en 2019, maar in 2021 was het juist lager.
Op basis van vermogensonderzoeken in het buitenland zijn in zowel 2020 als 2021 enkele tientallen overtredingen van de inlichtingenplicht geconstateerd. In 2020 ging het naar schatting om 20 tot 40 overtredingen wegens het verzwijgen van vermogen in het buitenland, in 2021 om 30 tot 50. Het gaat hierbij om alle overtredingen die in een jaar zijn geconstateerd, ongeacht het jaar waarin het onderzoek is gestart en de sanctie die hierop volgde.
De aantallen opgelegde vorderingen en boetes naar aanleiding van dergelijke constateringen komen lager uit. In 2020 zijn er naar schatting tussen de 10 en 20 vorderingen opgelegd en tussen de 5 en 15 boetes (steeds met 95 procent zekerheid). In 2021 ging het om praktisch vergelijkbare aantallen. Het aantal opgelegde vorderingen lag tussen de 15 en 20, het aantal boetes tussen de 5 en 10.
Hierbij moet worden opgemerkt dat een (boete)vordering met een datum besluit in een bepaald verslagjaar ook het resultaat kan zijn van een vermogensonderzoek dat is gestart vóór dat verslagjaar. Zo kan bijvoorbeeld een deel van het aantal geschatte (boete)vorderingen met een datum besluit in 2021 voortkomen uit vermogensonderzoeken die reeds vóór 2021 zijn gestart. Aan de andere kant kunnen er na 2021 nog (boete)vorderingen zijn opgelegd als resultaat van in 2021 gestarte vermogensonderzoeken. Deze vorderingen vallen echter buiten de schatting van het aantal (boete)vorderingen in dit onderzoek.
4.2 Bedragen
In de enquêtes is ook gevraagd naar de totale beginschuld van de in 2020 dan wel in 2021 opgelegde vorderingen en boetes in het kader van verzwegen vermogen in het buitenland.
De vraag naar de totale beginschuld van de vorderingen is voor 2020 door 200 gemeenten ingevuld, waarvan bijna 98 procent met een 0. Voor 2021 beantwoordden 207 gemeenten de vraag, waarbij bijna 97 procent ‘0’ invulde. De vraag naar de totale beginschuld van de boetes is voor 2020 door 201 gemeenten ingevuld, waarvan 98 procent met een 0. Voor 2021 beantwoordden 202 gemeenten deze vraag, waarbij 99 procent ‘0’ invulde.
Zoals al werd aangegeven in paragraaf 3.2 is voor beide jaren het aantal responderende gemeenten dat een beginschuld hoger dan 0 heeft ingevuld zeer laag, oftewel er zijn weinig waarden met een waarde boven 0. De spreiding in waarden van individuele gemeenten die niet 0 zijn, is bij de bedragen veel groter dan bij de gevraagde aantallen. Dit maakt het lastig om de bedragen bij te schatten voor gemeenten die niet responderen. Dit was in de eerdere onderzoeken ook het geval. Er kon dan ook wederom geen betrouwbaar model worden bepaald om de bedragen op te hogen voor de non-respons. In tabel 4.2.1 worden daarom de antwoorden beschreven van de gemeenten die in de enquête van minimaal één vordering respectievelijk boete een bedrag opgaven. Omdat dit slechts een klein aantal gemeenten betreft, zijn deze bedragen slechts ter indicatie.
Totale beginschuld van vorderingen in 20201)2) N3) = 5 | Totale beginschuld van boetes in 20201)2) N3) = 4 | Totale beginschuld van vorderingen in 20211)2) N3) = 7 | Totale beginschuld van boetes in 20211)2) N3) = 2 | |
---|---|---|---|---|
Totaalbedrag | 188 740 | 4 270 | 434 340 | 980 |
Minimum | 6 550 | 70 | 7 320 | 460 |
Maximum | 63 400 | 3 640 | 236 770 | 520 |
Bron: CBS. 1) Wegens overtreding van de inlichtingenplicht, vanwege het verzwijgen van vermogen in het buitenland. 2) De bedragen zijn afgerond op tientallen. 3) Betreft het aantal vorderingen c.q. boetes. |
Voor 2020 hebben vijf gemeenten in totaal vijf vorderingen in het kader van verzwegen vermogen in het buitenland met een beginschuld boven de 0 euro opgegeven. Zoals te zien is in tabel 4.2.1, was het totaalbedrag van die vijf vorderingen bijna 189 duizend euro. De maximale totale beginschuld van de vorderingen was ruim 63 duizend euro, het minimum was ruim 6,5 duizend euro.
Voor 2021 ging het om zeven gemeenten en ook om zeven vorderingen en waren al deze bedragen hoger: het totaal was ruim 434 duizend euro, het minimum was ongeveer 7,3 duizend euro en het maximale bedrag was bijna 237 duizend euro.
Als het om de beginschuld van de opgelegde boetes in het kader van verzwegen vermogen in het buitenland gaat, zijn er nog minder opgaven die hoger dan 0 euro waren; voor 2020 waren het vier gemeenten en vier boetes, voor 2021 slechts twee gemeenten en twee boetes. In 2020 was het totaalbedrag van de vier boetes ongeveer 4,3 duizend euro, met een minimum bedrag van 70 euro en een maximum van ruim 3,6 duizend euro. In 2021 was het totaalbedrag van de twee boetes bijna duizend euro, waarbij de laagste boete 460 euro bedroeg en de hoogste ongeveer 520 euro.
4.3 Toelichting van gemeenten
Voor beide verslagjaren hebben bijna 70 responderende gemeenten gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een toelichting te geven bij de enquête. De aard van de toelichtingen was meestal voor beide verslagjaren gelijk, daarom worden ze voor beide jaren tezamen besproken. Daarbij zijn de gemeenten verdeeld in drie groepen:
- gemeenten die in 2020 of 2021 vermogensonderzoeken in het buitenland zijn gestart,
- gemeenten die in 2020 of 2021 geen vermogensonderzoeken in het buitenland zijn gestart,
- gemeenten die geen informatie konden leveren over vermogensonderzoeken in het buitenland.
Gemeenten die in 2020 of 2021 vermogensonderzoeken in het buitenland zijn gestart
In 2020 waren er ongeveer 30 gemeenten die in de enquête aangaven dat zij in dat jaar vermogensonderzoeken in het buitenland zijn gestart en daarbij een opmerking maakten, in 2021 waren het er circa 40. Meestal betrof het een verklaring waarom de overige informatie (constateringen, vorderingen, boetes, bedragen) niet of slechts deels kon worden geleverd:
- Het onderzoek (of een deel van de onderzoeken) was nog niet afgerond. Meerdere keren werd de coronapandemie als vertragende factor genoemd of als reden dat er minder onderzoeken werden uitgevoerd. Door het verwerken van aanvragen in het kader van de Tijdelijke Overbruggingsregeling Zelfstandige Ondernemers (Tozo) was minder personeel in de handhaving beschikbaar.
- Terwijl het aantal gestarte onderzoeken wel opgegeven kon worden, was het niet mogelijk om de vervolgvragen te beantwoorden omdat die informatie niet geregistreerd wordt of omdat er sprake was van lopend bezwaar, waardoor nog geen boete opgelegd kon worden.
- In sommige gevallen kon het onderzoek in het buitenland niet uitgevoerd worden of moest onvolledig afgerond worden omdat de benodigde gegevens niet of onvolledig werden verstrekt aan de gemeente of aan het Internationaal Bureau Fraude-informatie (IBF) van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). De buitenlandse instanties werkten niet goed mee of de samenwerkingsmogelijkheden waren niet voldoende.
Ook werd meermaals genoemd dat het resultaat van het onderzoek was dat er geen vermogen in het buitenland was gevonden. Het onderzoek leverde in deze gevallen geen aanwijzingen voor vermogen in het buitenland op, er werden geen schendingen vastgesteld.
Verder resulteerde het onderzoek over 2020 bij een klein aantal gemeenten erin dat de uitkering beëindigd werd zonder verdere consequenties voor de voormalige uitkeringsontvanger.
Een paar gemeenten lieten weten dat ze projecten hebben waarin zij meerdere onderzoeken naar vermogen in het buitenland tegelijkertijd verrichten.
Gemeenten die in 2020 of 2021 geen vermogensonderzoeken in het buitenland zijn gestart
Het grootste deel van de responderende gemeenten heeft in 2020 en 2021 geen vermogensonderzoeken in het buitenland opgestart. Voor beide verslagjaren hebben daar ongeveer 30 gemeenten in de enquête een toelichting op gegeven.
Net als in 2019 legt een groot deel van hen vermogensonderzoeken in het buitenland niet apart vast, maar voor zover zij konden nagaan hebben deze onderzoeken in 2020 en 2021 ook niet plaatsgevonden en/of was er geen aanleiding om deze onderzoeken uit te voeren. Meerdere gemeenten gaven in dit kader aan de algemene term ‘vermogen’ te hanteren en vermogen in het buitenland niet specifiek te registreren. Daarnaast kwam uit de toelichtingen van sommige gemeenten naar voren dat zij alleen onderzoek naar vermogen in het buitenland verrichten als er een gerichte aanleiding voor is, bijvoorbeeld na ontvangst van een tipmelding.
De coronapandemie werd meerdere keren als reden aangevoerd dat er geen onderzoek naar vermogen in het buitenland is gedaan, voor 2021 iets vaker dan voor 2020. Ook het ontbreken van personeel werd als oorzaak aangewezen, maar het is in die gevallen niet bekend of dit een direct gevolg van de coronapandemie is.
Bovendien zijn een paar gemeenten in een eerder verslagjaar, lees vóór 2020, gestart met onderzoeken, die in 2020 en 2021 nog niet afgerond waren. Een enkele keer kon het onderzoek niet doorgaan vanwege de asielwet, omdat geen onderzoek gedaan kan worden in het land waaruit iemand gevlucht is.
Een aantal gemeenten lieten weten dat zij wel van plan zijn om in de toekomst (weer) aan de slag te gaan met vermogensonderzoeken in het buitenland of dat zij hiervoor onlangs een samenwerking met het IBF zijn aangegaan.
Gemeenten die geen informatie konden leveren over vermogensonderzoeken in het buitenland
Bij de gemeenten die de vragenlijst leeg terug stuurden was de reden altijd dat zij in hun registratiesysteem aangaande vermogensonderzoeken in het buitenland geen specifieke codes hebben ingericht betreffende werkprocessen, vorderingen, overtredingen en boetes.