Welke subgroepen/uitsplitsingen zijn mogelijk bij de ingezoomde variant van de Barometer?

Organisaties kunnen in principe zelf bepalen voor welke subgroepen zij graag in kaart gebracht willen hebben hoeveel procent van de werknemers een Nederlandse, Europese of Buiten-Europese herkomst heeft. Er zijn twee voorwaarden:

  1. De vuistregel is dat elke subgroep die onderscheiden wordt minimaal 250 werknemers bevat. Dit om onthulling van gegevens van individuen tegen te gaan. Dit betekent dat wanneer er bijvoorbeeld drie salarisschalen onderscheiden worden elke salarisschaal minimaal 250 werknemers moet bevatten. Merk op dat ook bij 250 werknemers het risico bestaat dat de groep personen met een (Buiten-) Europese herkomst wegens onthullingsrisico niet getoond kan worden, wanneer deze erg ondervertegenwoordigd is bij de betreffende organisatie. Vanwege het onthullingsrisico geldt idealiter ook dat organisaties bij toekomstige aanvragen dezelfde subgroepen onderscheiden. Hierdoor zijn ook de resultaten beter te vergelijken over de tijd heen.
  2. De organisatie dient zelf per werknemer aan te leveren in welke subgroep deze persoon valt. Zoals vermeld in de Kamerbrief, voegt het CBS bij de Barometer Culturele Diversiteit geen nieuwe gegevens over werknemers toe. De subgroepen dient de organisatie dus zelf af te leiden uit hun personeelsadministratie. Zo is het alleen mogelijk om in te zoomen op subgroepen op basis van opleidingsniveau, als organisaties zelf het opleidingsniveau van werknemers aanleveren. Het CBS beschikt ook over gegevens over opleidingsniveau, maar deze kunnen niet voor de Barometer ingezet worden. Het CBS koppelt uitsluitend gegevens over herkomstland aan de personeelsgegevens van de organisatie.

Indien gekeken wordt naar subgroepen die vaak gevraagd zijn door organisaties die in het verleden meegedaan hebben aan de Barometer kunnen de volgende vier categorieën onderscheiden worden:

  1. Organisatie-specifieke kenmerken. Denk hierbij aan standplaats en organisatieonderdelen (zoals afdeling, directie, divisie en sector).
  2. Kenmerken over de positie van een werknemer in de organisatie. Denk hierbij aan salarisschaal, functieniveau, al dan niet leidinggevend zijn en contracttype.
  3. Kenmerken over ontwikkeling van diversiteit. Denk hierbij aan instroom, doorstroom, uitstroom en aantal dienstjaren van werknemers.
  4. Demografische kenmerken. Denk hierbij aan leeftijd en geslacht.

Bovenstaande kenmerken dienen enkel ter inspiratie. Indien aan de twee voorwaarden voldaan wordt (voldoende werknemers per subgroep en de organisatie moet zelf per werknemer laten weten in welke subgroep deze persoon valt) dan kunnen organisaties in principe zelf bepalen welke subgroepen zij willen onderscheiden in de ingezoomde variant van de Barometer. Dit wordt niet bepaald door het CBS. Indien gewenst kan het CBS wel meedenken en advies geven. Meer informatie over mogelijke subgroepen is te lezen in 'Vaak gekozen subgroepen ingezoomde variant Barometer Culturele Diversiteit'.