
Hoe gaan we naar een circulaire economie?
Om de Nederlandse economie draaiende te houden, hebben we allerlei grondstoffen nodig. Deze grondstoffen komen vaak uit het milieu. Denk aan natuurlijke hulpbronnen als hout en aardolie, die in binnen- en buitenland gewonnen worden om in Nederland gebruikt te worden om producten te maken. Na verwerking en consumptie belanden (delen van) deze materialen weer in het milieu. Bijvoorbeeld als uitstoot door verbranding, of als afval op de stortplaats. Veel van onze natuur- en milieuproblemen worden veroorzaakt door verspilling van grondstoffen, als gevolg van ons consumptiegedrag. De ongewenste afvalstoffen die hierdoor ontstaan putten de aarde uit en hebben een negatieve invloed op de kwaliteit van lucht, water en bodem.
Door een groeiende bevolking en een toenemende welvaart in de wereld leggen steeds meer mensen en economieën een claim op grondstoffen, waardoor de prijzen stijgen en ook tekorten ontstaan. In een circulaire economie wordt kritisch nagedacht over het gebruik van grondstoffen. Doel is om zo min mogelijk grondstoffen te gebruiken, en waar grondstoffen echt nodig zijn om deze zo te gebruiken dat ze zo min mogelijk verspilling opleveren. Er zijn verschillende strategieën om dit te realiseren. Naast hergebruik van producten kun je denken aan reparatie, opknappen, hergebruik van productonderdelen, oude producten een nieuw gebruiksdoel geven en als laatste alternatieven recyclen van grondstoffen of verbranden/storten. Hoe hoger op de R-ladder, hoe meer grondstoffen bespaard kunnen worden.
Door de omslag te maken naar een circulaire economie worden grondstoffen optimaal gebruikt en hergebruikt, worden de negatieve effecten naar het milieu verkleind en wordt Nederland minder afhankelijk van de steeds schaarser wordende grondstoffen. Dit biedt ook kansen voor bedrijven: nieuwe markten, meer samenwerking en minder grondstoffenverbruik.
Het CBS monitort samen met andere kennisinstellingen de voortgang van Nederland richting een circulaire economie (zie de ICER), via onder andere de materiaalstroom- en afvalrekeningen.
Materiaalmonitor
Om weer te geven hoe grondstoffen zich van en naar de Nederlandse economie bewegen, stelt het CBS jaarlijks de Materiaalmonitor en de materiaalstroomrekeningen samen. Hierin staan de gegevens over de materialen die aan de productiekant van de Nederlandse economie binnenkomen en haar weer verlaten. Naast de directe winning van grondstoffen uit het milieu, horen hier dus ook de import en export van producten bij. Deze producten kunnen ruwe grondstoffen, halffabricaten of eindproducten zijn. Er wordt hierbij ook onderscheid gemaakt tussen verschillende typen materialen: biomassa, metalen, mineralen en fossiele energiedragers.
De Materiaalmonitor maakt de fysieke materiaalstromen inzichtelijk. Dat wil zeggen, de hoeveelheid materialen in miljarden kilo’s die rondgaan in de Nederlandse economie. De ontwikkeling hiervan door de tijd heen kan inzicht geven in de mate waarin de Nederlandse economie zich ontwikkelt naar een circulaire economie. Zo kan uit de gegevens van de materiaalstroomrekeningen de directe Nederlandse materiaalconsumptie (winning + import - export) berekend worden, op een manier die consistent is met de definities uit de nationale rekeningen. In combinatie met het bruto nationaal product worden ze gebruikt om een idee te krijgen hoe efficiënt we materialen gebruiken.
De materiaalstroomrekeningen zijn een onderdeel van de Europese milieurekeningen en worden jaarlijks gerapporteerd aan Eurostat. Daarnaast worden de gegevens ook gepubliceerd op StatLine en vormen ze de bron voor publicaties over circulaire economie en voor het berekenen van grondstofvoetafdrukken. Voor het samenstellen van de materiaalstroomrekeningen worden onder andere CBS-statistieken over de internationale handel en de landbouw en visserij gebruikt.
Afvalrekeningen
Om ook een beeld te krijgen van wat er met het overgebleven afval en met reststoffen gebeurt, stelt het CBS – als onderdeel van de milieurekeningen – tweejaarlijks de afvalrekeningen samen. De afvalrekeningen bestaan uit een balans met gegevens over waar het vaste afval en de reststoffen in Nederland vandaan komen (herkomst) en waar ze naar toe gaan (bestemming). In de afvalrekeningen zijn de stromen van 16 verschillende stoffen te volgen. Bij de herkomst wordt onderscheid gemaakt tussen huishoudens, de verschillende sectoren van de Nederlandse economie en het buitenland. Bij de bestemming kijken we naar de afvalverwerkingsmethoden in Nederland – hergebruik, verbranden en storten/lozen – en de export van afval.
Zoals de term ‘balans’ suggereert, is de totale herkomst (productie plus import) altijd gelijk aan de totale bestemming (Nederlandse verwerking plus export). Om dit te bewerkstelligen worden cijfers over de verwerking van al het in Nederland vrijgekomen afval omgezet naar de hoeveelheid afval die in Nederland wordt verwerkt. We nemen dan dus ook de verwerking van geïmporteerd afval mee. Ook worden de overgebleven verschillen tussen de herkomst en bestemming weggewerkt. Door deze aanpassingen en de ruim gehanteerde afvaldefinitie, wijken cijfers uit de afvalrekeningen in een aantal gevallen af van de afvalcijfers die elders worden gepubliceerd.
De afvalrekeningen vormen een gebalanceerd en geïntegreerd geheel, met cijfers die consistent zijn in de tijd. Voor kwaliteitsdoeleinden worden de resultaten steevast vergeleken met afvaldata die elders gepubliceerd worden. De afvalrekeningen worden gepubliceerd op StatLine en opgenomen in publicaties over milieurekeningen. Ze worden ook gebruikt in publicaties over de circulaire economie, om inzicht te geven in met name recycling en de toepassing van de verschillende strategieën. Voor het samenstellen van de afvalrekeningen wordt gebruik gemaakt van de afvaldatabase van Rijkswaterstaat (RWS), waarin gegevens zijn samengebracht uit een aantal CBS-afvalstatistieken en andere registraties en onderzoeken. Daarnaast worden internationale handelsstatistieken gebruikt voor de cijfers over de in- en uitvoer van niet-gevaarlijk afval.
Hergebruik (1990 = 100) | Verbranding (1990 = 100) | Storten en lozen (1990 = 100) | |
---|---|---|---|
1990 | 100 | 100 | 100 |
1992 | 110 | 104 | 81 |
1994 | 116 | 112 | 65 |
1996 | 132 | 146 | 51 |
1998 | 148 | 175 | 42 |
2000 | 161 | 177 | 31 |
2002 | 161 | 200 | 25 |
2004 | 151 | 206 | 11 |
2006 | 153 | 223 | 20 |
2008 | 166 | 256 | 13 |
2010 | 153 | 270 | 10 |
2012 | 165 | 273 | 9 |
2014 | 164 | 290 | 10 |
2016 | 161 | 291 | 9 |
2018 | 165 | 284 | 10 |
2020* | 157 | 309 | 9 |
Grondstoffenvoetafdruk
Omdat we veel producten consumeren die in het buitenland gemaakt worden, is het belangrijk om ook naar de materiaalstromen aan de consumptiekant van de economie te kijken. Wanneer we meer consumptiegoederen importeren kan het lijken alsof het materiaalgebruik vermindert, terwijl er in werkelijkheid slechts sprake is van een verplaatsing van de productie en het bijbehorende materiaalgebruik. Om ook de milieu-impact mee te nemen die we als het ware exporteren, omdat die plaatsvindt ten behoeve van de Nederlandse economie, werkt het CBS aan een consistente en consequente meting van de zogenaamde grondstofvoetafdruk.
De grondstofvoetafdruk geeft een indicatie van de hoeveelheid ruwe grondstoffen die wereldwijd gewonnen worden om aan de Nederlandse finale vraag, zowel consumptie als investeringen, te voldoen. In Nederland gewonnen grondstoffen die ingezet worden voor de productie van goederen en diensten die bestemd zijn voor het buitenland (uitvoer) zitten dus niet in de Nederlandse voetafdruk.
De grondstofvoetafdruk wordt berekend op basis van het door Eurostat ontwikkelde concept van RME (raw materials equivalent). Omdat het CBS daarvoor afhankelijk is van internationaal beschikbare data is er sprake van grotere onzekerheid van de resultaten dan voor andere statistieken. Toch is het belangrijk om ook deze kant van het verhaal te meten.
RMC | Biomassa (x 1 000 kg per inwoner **) | Metalen (x 1 000 kg per inwoner **) | Mineralen (excl. metalen) (x 1 000 kg per inwoner **) | Fossiele energiedragers (x 1 000 kg per inwoner **) |
---|---|---|---|---|
2014 | 2,2 | 1,1 | 2,3 | 2,8 |
2015 | ||||
2016 | 1,8 | 1,3 | 2,1 | 2,7 |
2017 | 2,4 | 1,2 | 1,4 | 2,7 |
2018 | 2,2 | 1,7 | 2,1 | 2,8 |
2019 | 2,2 | 1,4 | 1,9 | 2,6 |
2020* | 2 | 1,3 | 1,8 | 2,2 |
* voorlopige cijfers ** gegevens ontbreken voor 2015 |
Bronnen
- Link StatLine - Winning, invoer en uitvoer van materialen naar soort; nationale rekeningen
- Link StatLine - Afvalbalans, afvalsoort naar sector; nationale rekeningen
- Link StatLine - Milieurekeningen; herkomst en bestemming afval
Relevante links
- Link Publicatie - Developing a material flow monitor for the Netherlands from national statistical data
- Externe link Publicatie - ICER Integrale Circulaire Economie Rapportage 2023 | PBL Planbureau voor de Leefomgeving
- Link Webpublicatie - Monitoring economische indicatoren circulaire economie
- Link Webpublicatie - Herziening materiaalmonitor 2014, 2016, 2018 en update 2020
- Link Tabel - Materiaalmonitor 2014, 2016, 2018 en 2020