Clara Wichmann en haar baanbrekende werk voor het strafrecht

/ Auteur: Ronald van der Bie
Clara Wichmann was hoofd van de afdeling criminologie van het CBS
© Beeldbank CBS
Het CBS bestaat al meer dan 120 jaar. Gedurende die periode hebben een aantal bekende Nederlanders bij het statistiekbureau gewerkt. Een sprekend voorbeeld daarvan is Clara Wichmann. Als jurist drong Wichmann in vele artikelen aan op een radicale hervorming van het strafrecht. Door haar werk bij het CBS, waar ze onder andere hoofd was van de afdeling criminologie, werd ze gesterkt in haar opvatting dat vergelding geen goede basis was voor het strafrecht.

Snelle carrière

Clara Wichmann ging in 1914 werken op de afdeling gerechtelijke statistiek van het CBS. Zij begon haar carrière als advocate en curator, maar dat was slechts van korte duur. Een nieuwe functie als adjunct-directrice van de School voor Maatschappelijk Werk in Amsterdam hield ze evenmin lang vol. Zij promoveerde in 1912 cum laude op het proefschrift ‘Beschouwingen over de historische grondslagen der tegenwoordige omvorming van het strafbegrip’. Bij het CBS begon ze als adjunct-commies. Wichmann maakte snel carrière. In 1919 volgde ze als chef van de afdeling gerechtelijke statistieken Jacques de Roos op, die adjunct-directeur werd.

Maatschappelijk onrecht

Wichmann ontpopte zich als een vooraanstaand critica van het stafrechtelijk regime, dat zij dankzij haar studie en onderzoek, maar ook persoonlijk van dichtbij kende. In 1921 trouwde zij met Jo Meijer (1895–1969), een voormalige gedetineerde dienstweigeraar. Wichmann was ervan overtuigd dat criminaliteit een product was van maatschappelijk onrecht. Het zou verdwijnen als de maatschappelijke verhoudingen rechtvaardiger waren. In 1919 was zij één van de oprichters van het Comité van actie tegen de bestaande opvattingen omtrent misdaad en straf. In het oprichtingsmanifest had ze geschreven dat de gevangenisstraf de mensen klein, gedwee en mat maakte. Gevangenisstraf was onmenselijk. Straf vernederde en kneep het laatste restje weerstand uit mensen. Tijdens het oprichtingscongres van het comité noemde ze de heersende opvattingen over misdaad en straf ‘een schandvlek van achterlijkheid, grofheid, oppervlakkigheid en hardheid’.

Rechtvaardiger samenleving

Met het organiseren van vergaderingen en het uitgeven van brochures bracht het comité de belangen van de gevangenen onder de aandacht. Wichmann was medeoprichtster van de Bond van Revolutionair Socialistische Intellectuelen (1919) en van de Bond van Religieuze Anarcho-Communisten (1920). In het orgaan van de bond, ‘De Vrije Communist’, schreef zij over de betekenis van het geweldloos streven naar een rechtvaardiger samenleving. De werkstaking was het voornaamste middel in de strijd. Wichmann was een actieve, netwerkende feministe. Zij was bestuurslid van de Vereeniging tot Verbetering van den Maatschappelijken en den Rechtstoestand der Vrouw in Nederland en de Nederlandschen Bond voor Vrouwenkiesrecht. Ze was historica van de vrouwenbeweging, mederedacteur van het ‘Encyclopaedisch Handboek: De vrouw, de vrouwenbeweging en het vrouwenvraagstuk (1914–1918)’.

Clara Wichmann (1885-1922) was juriste, sociologe, anarchiste, onderzoeker en chef van de afdeling gerechtelijke statistiek van het CBS

Frisse wind

Jacques de Roos (1875–1934) was een prominent vertegenwoordiger van de zogeheten nieuwe richting in het strafrecht, die in de jaren tachtig van de 19de eeuw was ontstaan rond de Amsterdamse hoogleraar G.A. van Hamel en die de hervorming van het strafrecht beoogde. De Roos, een student van Van Hamel, noemde die beweging eens ‘de frissche wind die zooveel heeft omver geblazen, die eindelijk ook uit de bladen der gerechtelijke statistiek den sleur wist te verdrijven.’ De Roos was in 1900 gepromoveerd op ‘De strafmiddelen in de nieuwe strafrechtswetenschap’, maar zijn belangrijkste wetenschappelijke werk was zijn ‘Inleiding tot de beoefening der crimineele aetiologie met gebruikmaking van Nederlandsche gegevens’ (1908), een standaardwerk. Hij schreef vele inleidingen en thematische supplementen op de nieuwe ‘Crimineele statistiek’ en was een internationaal vooraanstaand publicist op het gebied van de criminele oorzakenleer.

Criminologische beschouwingen

De Roos en Wichmann schreven jarenlang bij het CBS de inleidingen op de ‘Crimineele statistiek’. Deze statistiek was op advies van de Centrale Commissie voor de Statistiek (CCS) in 1896 herzien. De statistiek werd gesplitst in een justitieel-administratief deel, dat het overzicht gaf van de verrichtingen van de diverse rechterlijke colleges en rechters (vonnissen) en een crimineel-statistisch deel, waarin de stand en de loop van de criminaliteit (strafzaken) werden beschreven en waarin de misdadiger centraal stond. De criminele statistieken werden de basis voor criminologische beschouwingen. De Roos schreef ook over de invloed van het jaargetijde op de frequentie van delicten, over de criminaliteit van bedelaars en landlopers, over de seksuele criminaliteit, over de criminaliteit van de jeugd, tot 1910 een vaste rubriek in de ‘Crimineele statistiek’.

Internationale faam

Van een uitvoerige ‘Proeve van een onderzoek naar den samenhang van alcoholisme en criminaliteit in verband met persoonlijke omstandigheden’ (1904) was De Roos ook de auteur. Hij bestudeerde tevens de criminaliteit van de alleroudsten (70-plus). Voor deze laatste had hij een verklaring. Het viel hem op dat deze hoogbejaarde veroordeelden geen recidivisten waren en geen strafblad hadden. Dat veel ouderen blijkbaar criminele neigingen hadden, vloeide voort uit de psychische veranderingen die de ouderdom met zich meebracht. Die zorgden er voor dat de ‘criminogene eigenschappen’ meer aan de oppervlakte kwamen. De Roos zou het CBS internationale faam bezorgen. Op de congressen van het Institut International de Statistique (het huidige International Statistical Institute, red.) hield hij lezingen. Op de zitting van het instituut in Cairo (1927) werd hij benoemd tot voorzitter van een commissie die tot taak had om richtlijnen op te stellen voor een internationaal vergelijkbare criminele statistiek. Op bijeenkomsten van het instituut in Warschau (1929) en Madrid (1931) bracht hij van dit onderzoek verslag uit.