Kerncijfers wijken en buurten 2022

Kerncijfers wijken en buurten 2022

Wijken en buurten Wonen Gemiddelde WOZ-waarde van woningen (x 1 000 euro) Wonen Woningen naar bouwjaar Bouwjaar vanaf 2000 (%) Inkomen Inkomen van personen Aantal inkomensontvangers   (aantal) Inkomen Inkomen van personen Gemiddeld inkomen per inkomensontvanger  (x 1 000 euro) Inkomen Inkomen van personen Gemiddeld inkomen per inwoner  (x 1 000 euro) Inkomen Inkomen van personen 40% personen met laagste inkomen (%) Inkomen Inkomen van personen 20% personen met hoogste inkomen (%) Inkomen Inkomen van huishoudens Gem. gestandaardiseerd inkomen van huish (x 1 000 euro) Inkomen Inkomen van huishoudens 40% huishoudens met laagste inkomen (%) Inkomen Inkomen van huishoudens 20% huishoudens met hoogste inkomen (%) Inkomen Inkomen van huishoudens Huishoudens met een laag inkomen (%) Inkomen Inkomen van huishoudens Huish. onder of rond sociaal minimum (%) Inkomen Inkomen van huishoudens Huishoudens tot 110% van sociaal minimum (%) Inkomen Inkomen van huishoudens Huishoudens tot 120% van sociaal minimum (%) Inkomen Inkomen van huishoudens Mediaan vermogen van particuliere huish. (x 1 000 euro) Bedrijfsvestigingen, SBI 2008 Bedrijfsvestigingen naar activiteit A Landbouw, bosbouw en visserij (aantal) Stedelijkheid Mate van stedelijkheid (code)
Verspreide huizen ten westen van Aalten 337 6 200 . . 40,6 16,4 . . . . . . . . 20 5
Filmwijk Zuid-noord van Walt Disneyplts. 313 5 1.900 . . 37,7 21,4 . 31,2 21,8 4,1 5,4 7,9 10,9 172,2 0 3
Filmwijk Zuid-zuid van Walt Disneyplts. 305 6 1.400 . . 44,1 18,1 . 36,6 17,7 6,3 9,3 13,1 15,1 59,8 0 4
Van Boetzelaerstraat 315 12 2.300 . 33,1 32,6 24,6 . 27,8 22,7 2,0 2,6 4,5 5,7 195,4 0 1
Gerrit van Stellingwerfstraat e.o. 316 12 1.300 . . 33,0 22,5 . 41,3 17,0 4,0 5,8 9,0 11,9 172,1 0 1
Kop van Isselt 83 97 200 . . 56,1 0,9 . 97,6 0,0 14,1 15,4 22,1 25,5 -0,6 0 1
Juliana van Stolberg 291 0 1.100 . . 39,4 19,3 . 58,2 12,8 8,3 11,4 16,7 20,3 23,1 0 1
Park van de Tijden-West 421 99 1.400 . . 33,7 32,4 . 10,6 41,8 1,5 1,1 1,9 2,8 275,4 0 3
Park van de Tijden-Oost 417 100 1.500 . . 34,7 31,9 . 22,2 43,7 3,6 4,1 7,4 9,3 227,9 0 2
Van der Leekbuurt 395 1 1.700 . . 35,9 28,1 . 34,9 27,5 3,4 4,5 6,8 9,2 63,8 0 1
Van Loonbuurt 957 3 1.200 . . 33,8 36,9 . 36,8 28,3 4,2 5,3 6,6 7,4 120,1 0 1
Van Lennepbuurt 397 2 6.000 41,9 37,3 42,3 24,8 34,5 57,4 12,8 6,4 17,3 22,2 25,7 9,8 0 1
Van der Helstpleinbuurt 452 12 3.400 51,9 45,8 32,5 33,4 . 47,5 18,7 5,5 10,7 13,7 15,4 16,0 0 1
Laan van Spartaan 369 100 2.000 . . 37,5 28,0 . 50,3 15,8 5,8 8,9 13,0 14,6 4,1 0 1
Pieter van der Doesbuurt 411 3 1.600 . . 42,4 23,0 . 56,3 15,0 6,6 17,2 21,7 24,3 5,0 0 1
Van Galenbuurt 361 0 4.700 36,7 31,9 42,3 20,0 31,0 58,1 11,6 7,1 17,1 22,2 25,8 4,1 0 1
Van Tuyllbuurt 491 0 3.500 56,3 47,5 27,9 38,1 . 41,1 24,5 4,4 8,1 10,2 11,7 28,3 0 1
Van der Kunbuurt 346 0 500 . . 51,1 12,9 . 60,2 7,1 6,1 17,6 22,6 26,7 0,9 0 1
Van der Pekbuurt 286 2 3.600 28,4 23,0 53,1 9,7 . 65,9 6,8 9,7 21,6 28,9 33,1 2,1 0 1
Plan van Gool 319 0 2.500 . 23,0 52,9 12,6 . 55,1 9,4 8,8 15,8 22,2 26,6 5,7 0 1
Filips van Almondekwartier 443 21 900 . . 33,8 31,8 . 49,5 21,5 6,1 13,8 16,9 18,6 12,3 0 1
Van Brakelkwartier 404 8 800 . . 45,9 21,1 . 50,2 14,3 6,5 15,2 20,7 24,1 4,4 0 1
Emanuel van Meterenbuurt 386 0 1.600 . . 43,7 20,4 . 52,0 18,1 8,6 15,2 19,0 22,3 14,0 0 1
Van Verschuerbuurt 209 32 600 . . 40,5 17,2 . 58,4 6,8 8,4 17,0 23,0 26,9 1,4 0 1
West van Schaarsbergen . 24 400 . . 54,8 12,0 . 77,7 7,6 19,8 14,4 19,8 22,3 4,3 0 5
N.O. van Schaarsbergen . 3 200 . . 36,6 29,0 . . . . . . . . 10 5
Verspr.h. ten O. en Z. van de spoorlijn 445 0 100 . . . . . . . . . . . . 15 5
Van den Valgaetstraat e.o. 299 0 300 . . 42,1 14,6 . 26,2 16,7 2,4 2,4 4,2 6,0 299,5 0 4
Prins van Luikstraat e.o. 321 2 300 . . 38,1 15,1 . 30,6 16,9 3,3 4,4 7,8 8,3 270,9 0 5
Van den Tillaartstraat e.o. 391 55 300 . . 35,3 17,9 . 29,2 27,3 3,1 3,1 3,1 4,3 283,1 0 5
Van Reenen 985 9 500 . . 42,7 33,1 . 26,2 46,8 5,8 6,1 8,7 10,1 1.214,5 0 4
Monseigneur van Den Hurklaan 447 25 600 . . 39,0 27,0 . 12,5 44,1 0,8 0,8 2,4 2,8 430,6 0 3
Van 't Rijk 221 3 400 . . 55,0 7,6 . 62,3 6,7 6,8 10,7 17,5 23,9 12,7 0 4
Bijvanck 343 4 3.200 37,4 30,9 37,6 19,8 . 35,1 18,4 2,2 5,2 7,6 9,7 192,8 0 3
Verspreide huizen ten noorden van Drempt 460 5 300 . . 41,7 24,3 . 20,9 39,9 1,3 1,3 2,6 3,3 565,6 20 5
Verspr.h. ten zuidoosten van Hummelo 480 12 200 . . 40,7 20,7 . . . . . . . . 10 5
Verspreide huizen van Odijk 515 53 400 . . 24,3 39,8 . 14,4 61,0 2,2 2,2 2,2 2,2 366,9 15 5
Verspreide huizen van Werkhoven 584 34 400 . . 35,1 32,0 . 22,0 44,4 4,0 2,5 2,5 4,0 635,4 50 5
Verspreide huizen ten oosten van kanaal 551 19 200 . . 46,0 15,3 . . . . . . . . 5 5
Wijk 13 Hof van Delft 331 2 10.800 36,0 30,5 44,0 22,4 29,0 57,0 15,0 5,3 6,4 9,9 12,6 25,1 5 1
Aart van der Leeuwbuurt 228 4 800 . . 44,1 15,3 . 60,8 6,6 7,5 13,0 17,4 21,1 34,1 0 1
Stad van de Zon 330 99 3.300 45,2 33,6 30,9 26,0 . 22,9 28,4 2,3 2,0 4,6 5,5 195,7 0 3
Stad van de Zon 334 100 3.200 45,4 33,7 30,5 26,4 . 22,6 28,3 2,4 2,0 4,7 5,6 194,0 0 3
Park van Luna 241 74 100 . . . . . . . . . . . . 0 5
Van Kinsbergenstraat en omgeving 180 9 1.000 . . 51,3 10,9 . 59,1 10,7 12,2 18,9 27,2 31,6 5,4 0 2
Van Ewijckstraat en omgeving 150 13 1.000 . . 55,6 7,2 . 64,3 5,5 9,8 17,6 25,5 31,0 2,5 0 2
Van Ravesteijn-erf en omgeving 267 8 2.300 . 32,3 37,1 20,1 . 39,1 19,9 2,2 4,2 7,6 10,5 173,5 0 2
Van den Broek-erf en omgeving 301 2 1.400 . . 34,8 22,6 . 25,2 29,2 3,4 4,0 5,6 8,2 244,0 0 2
Ten westen van de Tolweg . . 0 . . . . . . . . . . . . . 4
Poort van Dronten . . 0 . . . . . . . . . . . . . 5
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Overzicht van statistische gegevens van gemeenten, wijken en buurten in Nederland.

Gegevens beschikbaar over: 2022.

Status van de cijfers:
Definitief, tenzij in de toelichting bij het onderwerp expliciet is vermeld dat het voorlopige cijfers betreft.

Wijzigingen per maart 2024
Aan de thema’s arbeid en opleidingsniveau zijn nieuwe cijfers toegevoegd. De cijfers over eigendom (huur- en koopwoningen) binnen het thema wonen zijn gecorrigeerd. In 2023 is geconstateerd dat de afleiding van huurwoningen in bezit van woningcorporaties voor de jaren 2019 t/m 2022 niet altijd correct is verlopen, waardoor bij enkele gemeenten in specifieke jaren het aantal huurwoningen in bezit van woningcorporaties is onderschat en het aantal huurwoningen in bezit van overige verhuurders is overschat. De cijfers van 2020 t/m 2022 zijn nu gecorrigeerd. Het voornemen is om ook de cijfers voor 2019 in het tweede kwartaal van 2024 te corrigeren.

Wijzigingen per december 2023
De bestaande categorie "Gemiddeld elektriciteitsverbruik" is hernoemd tot "Gemiddelde elektriciteitslevering" binnen het thema Energie.
Binnen het thema regioaanduiding is de naam van de indicator “Indelingswijziging wijken en buurten” gewijzigd in “Indelingswijziging gemeente, wijk, buurt”. Vanaf 2022 wordt ook aangegeven of cijfers van gemeenten uit deze tabel zonder problemen kunnen worden gekoppeld aan en vergeleken met de cijfers van een jaar eerder, of dat er wijzigingen in de gemeentelijke indeling hebben plaatsgevonden, waardoor dit niet kan.


Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Elk kwartaal worden er nieuwe cijfers toegevoegd indien deze beschikbaar zijn.

Toelichting onderwerpen

Wonen
Gemiddelde WOZ-waarde van woningen
Voor de bepaling van de gemiddelde WOZ-waarde van woningen wordt alleen gebruik gemaakt van BAG-objecten met een woonfunctie waarvoor een WOZ-waarde bekend is en die tussen de 10 duizend en de 5 miljoen euro ligt.

Er wordt geen gemiddelde WOZ-waarde bepaald voor een regio als:
-  de woningvoorraad kleiner is dan 20 woningen
-  er voor minder dan 20 woningen een WOZ-waarde bekend is
-  er voor minder dan 85 procent van de woningen een WOZ-waarde bekend is.

De (voorlopig) gemiddelde woningwaarde wordt bepaald met de waardepeildatum van voorgaand jaar, bijv:
- 2022: waardepeildatum 1 januari 2021

Het betreft definitieve cijfers.
Woningen naar bouwjaar
De aanduiding van het bouwjaar van een pand, waarin een woning zich bevindt. Oorspronkelijk als het pand bouwkundig gereed is of wordt opgeleverd. Latere wijziging aan een pand leidt niet tot wijziging van het bouwjaar. Bij een verblijfobject dat in meerdere panden is gelegen, wordt het oudste bouwjaar genomen.
De bouwjaarklasse heeft hier twee waarden:
1) in of na het jaar 2000 gebouwd;
2) vóór het jaar 2000 gebouwd.
Bouwjaar vanaf 2000
Peildatum: 1 januari van het desbetreffende jaar.
Het aantal woningen met bouwjaar 2000 of later, uitgedrukt in hele procenten van het totaal aantal woningen. Het percentage is vermeld bij 20 woningen of meer per buurt.
Inkomen
Deze variabelen geven informatie over het persoonlijk inkomen van personen in particuliere huishoudens waarvan het inkomen is waargenomen en het inkomen van particuliere huishoudens met een waargenomen inkomen. De gegevens komen uit de Integrale Inkomens- en Vermogensstatistiek (IIVS) met als populatie de bevolking van Nederland op 1 januari van het verslagjaar met het inkomen over het verslagjaar.

De Integrale Inkomens- en Vermogensstatistiek van het CBS is voornamelijk gebaseerd op registers afkomstig van het Ministerie van Financiën (de fiscale registers) en de bevolkingsregisters van de Nederlandse gemeenten (Basisregistratie personen). De Basisregistratie personen is een register waarin alle inwoners van een gemeente behoren te zijn ingeschreven. Uitgezonderd zijn:
- Inwoners van Nederland die gebruik maken van uitzonderingsregels die gelden met betrekking tot opneming in de bevolkingsregisters (niet-Nederlandse diplomaten en niet-Nederlandse NAVO militairen). Zij mogen zelf bepalen of zij in de bevolkingsregisters ingeschreven worden of niet.
- Asielzoekers die korter dan zes maanden in de centrale opvang verblijven en nog geen verblijfsvergunning hebben gekregen.
Inkomen van personen
De doelpopulatie bestaat uit personen behorende tot particuliere huishoudens waarvan het inkomen is waargenomen.

De inkomensgegevens zijn gebaseerd op het persoonlijk inkomen. Dit omvat de volgende bestanddelen van het bruto-inkomen van een persoon:
- inkomen uit arbeid;
- inkomen uit eigen onderneming;
- uitkering inkomensverzekeringen;
- uitkering sociale voorzieningen (met uitzondering van kinderbijslag).
Aantal inkomensontvangers  
Personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens.
De cijfers zijn afgerond op honderdtallen.

Het betreft voorlopige cijfers.
Gemiddeld inkomen per inkomensontvanger 
Het rekenkundig gemiddeld persoonlijk inkomen per persoon op basis van personen met persoonlijk inkomen die deel uitmaken van particuliere huishoudens.
De waarde is vermeld bij minimaal 2.500 personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens per regio.

Het betreft voorlopige cijfers.
Gemiddeld inkomen per inwoner 
Het rekenkundig gemiddeld persoonlijk inkomen per persoon op basis van de totale bevolking in particuliere huishoudens.
De waarde is vermeld bij minimaal 2.500 personen in particuliere huishoudens per regio.

Het betreft voorlopige cijfers.
40% personen met laagste inkomen
Aandeel personen in particuliere huishoudens die behoren tot de landelijke 40% personen met het laagste persoonlijk inkomen.
Personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens zijn ingedeeld naar hoogte van het persoonlijk inkomen.
De indeling vindt plaats nadat alle personen landelijk zijn gerangschikt van laag naar hoog persoonlijk inkomen. Tot de laagste 40-procent-groep worden de veertig procent personen met het laagste persoonlijk inkomen gerekend.
Het persoonlijk inkomen omvat inkomen uit arbeid, inkomen uit eigen onderneming, uitkering inkomensverzekeringen en uitkering sociale voorzieningen (met uitzondering van kinderbijslag).
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens per regio.

Het betreft voorlopige cijfers.

20% personen met hoogste inkomen
Aandeel personen in particuliere huishoudens die behoren tot de landelijke 20% personen met het hoogste persoonlijk inkomen.
Personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens zijn ingedeeld naar hoogte van het persoonlijk inkomen.
De indeling vindt plaats nadat alle personen landelijk zijn gerangschikt van laag naar hoog persoonlijk inkomen. Tot de hoogste 20-procent-groep worden de twintig procent personen met het hoogste persoonlijk inkomen gerekend.
Het persoonlijk inkomen omvat inkomen uit arbeid, inkomen uit eigen onderneming, uitkering inkomensverzekeringen en uitkering sociale voorzieningen (met uitzondering van kinderbijslag).
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens per regio.

Het betreft voorlopige cijfers.

Inkomen van huishoudens
De doelpopulatie bestaat uit particuliere huishoudens waarvan het inkomen is waargenomen.
Gem. gestandaardiseerd inkomen van huish
Het besteedbaar inkomen gecorrigeerd voor verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden. Deze correctie vindt plaats met behulp van equivalentiefactoren. In de equivalentiefactor komen de schaalvoordelen tot uitdrukking die het gevolg zijn van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Met behulp van de equivalentiefactoren worden alle inkomens herleid tot het inkomen van een eenpersoonshuishouden. Op deze wijze zijn de welvaartsniveaus van huishoudens onderling vergelijkbaar gemaakt. Het gestandaardiseerd inkomen is een maat voor de welvaart van (de leden van) een huishouden.

Het betreft voorlopige cijfers.

40% huishoudens met laagste inkomen
Aandeel particuliere huishoudens die behoren tot de landelijke 40% huishoudens met het laagste huishoudensinkomen.
Particuliere huishoudens zijn ingedeeld naar hoogte van het besteedbaar huishoudensinkomen.
De indeling vindt plaats nadat huishoudens landelijk zijn gerangschikt van laag naar hoog besteedbaar huishoudensinkomen. Tot de laagste 40-procent-groep worden de veertig procent huishoudens met het laagste besteedbaar inkomen gerekend.
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 particuliere huishoudens per regio.

Het besteedbaar inkomen van particuliere huishoudens bestaat uit het bruto-inkomen verminderd met:
- betaalde inkomensoverdrachten, zoals alimentatie van de ex-echtgeno(o)t(e);
- premies inkomensverzekeringen zoals premies betaald voor sociale verzekeringen, volksverzekeringen en particuliere verzekeringen in verband met werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en ouderdom en nabestaanden;
- premies ziektekostenverzekeringen;
- belastingen op inkomen en vermogen.

Het betreft voorlopige cijfers.
20% huishoudens met hoogste inkomen
Aandeel particuliere huishoudens die behoren tot de landelijke 20% huishoudens met het hoogste huishoudensinkomen.
Particuliere huishoudens zijn ingedeeld naar hoogte van het besteedbaar huishoudensinkomen.
De indeling vindt plaats nadat huishoudens landelijk zijn gerangschikt van laag naar hoog besteedbaar huishoudensinkomen. Tot de hoogste 20-procent-groep worden de twintig procent huishoudens met het hoogste besteedbaar inkomen gerekend.
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 particuliere huishoudens per regio.

Het besteedbaar inkomen van particuliere huishoudens bestaat uit het bruto-inkomen verminderd met:
- betaalde inkomensoverdrachten, zoals alimentatie van de ex-echtgeno(o)t(e);
- premies inkomensverzekeringen zoals premies betaald voor sociale verzekeringen, volksverzekeringen en particuliere verzekeringen in verband met werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en ouderdom en nabestaanden;
- premies ziektekostenverzekeringen;
- belastingen op inkomen en vermogen.

Het betreft voorlopige cijfers.
Huishoudens met een laag inkomen
Bij de bepaling van laag inkomen is van de particuliere huishoudens een aantal groepen niet meegenomen. Dit betreft enerzijds studentenhuishoudens en anderzijds huishoudens met een onvolledig jaarinkomen. De doelpopulatie bestaat dan ook uit particuliere huishoudens waarvan de hoofdkostwinner (of eventuele partner) het gehele jaar inkomen heeft en niet afhankelijk is van studiefinanciering.

Om te bepalen of een huishouden een laag inkomen heeft, wordt het inkomen van een huishouden omgerekend tot het gestandaardiseerde inkomen (exclusief eventueel ontvangen huurtoeslag). Vervolgens wordt dit gestandaardiseerde inkomen (met het prijsindexcijfer) herleid naar het prijspeil in 2000. Het resulterende gestandaardiseerde en gedefleerde inkomen is laag wanneer het minder is dan 9249 euro. Deze grens komt ongeveer overeen met de koopkracht van een bijstandsuitkering voor een alleenstaande in 1979 toen deze op zijn hoogst was.
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 particuliere huishoudens behorende tot de doelpopulatie per regio.

Het betreft voorlopige cijfers.
Huish. onder of rond sociaal minimum
Huishoudens onder of rond het sociaal minimum.
Bij de bepaling van het sociaal minimum is van de particuliere huishoudens een aantal groepen niet meegenomen. Dit betreft enerzijds studentenhuishoudens en anderzijds huishoudens met een onvolledig jaarinkomen. De doelpopulatie bestaat dan ook uit particuliere huishoudens waarvan de hoofdkostwinner (of eventuele partner) het gehele jaar inkomen heeft en niet afhankelijk is van studiefinanciering.

Het sociaal minimum is het wettelijk bestaansminimum zoals dat in de politieke besluitvorming is vastgesteld. Om te kunnen beoordelen hoe het inkomen zich verhoudt tot het minimum, is aan de hand van de regelgeving vastgesteld welke norm voor het desbetreffende huishouden van toepassing is. De norm voor een (echt)paar met uitsluitend minderjarige kinderen is bijvoorbeeld gelijkgesteld aan de bijstandsuitkering van een echtpaar, aangevuld met de (leeftijdsafhankelijke) kinderbijslag. Bij 65-plussers is het bedrag aan AOW-pensioen als norm gekozen.
Het waargenomen inkomen van huishoudens, die uitsluitend op een bijstandsuitkering zijn aangewezen, wijkt in veel gevallen in geringe mate af van de vastgestelde normbedragen. Zouden de normbedragen als inkomensgrens worden gehanteerd, dan komt een deel van deze huishoudens met hun inkomen net boven het sociale minimum uit. Daarom is niet 100%, maar 101% van het sociaal minimum als inkomensgrens gehanteerd.
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 particuliere huishoudens behorende tot de doelpopulatie per regio.

Het betreft voorlopige cijfers.
Huishoudens tot 110% van sociaal minimum
Het besteedbaar huishoudensinkomen exclusief gebonden uitkeringen is lager dan 110 procent van het sociaal minimum. Het sociaal minimum is het wettelijk bestaansminimum dat in de politieke besluitvorming is vastgesteld. Tot aan de pensioengerechtigde leeftijd is het sociaal minimum gelijk aan de hoogte van de bijstandsuitkering en vanaf de pensioengerechtigde leeftijd is het ontleend aan het AOW-pensioen. Voor huishoudens met kinderen zijn de kinderbijslag en het kindgebonden budget aan het normbedrag toegevoegd.

Het betreft voorlopige cijfers.
Huishoudens tot 120% van sociaal minimum
Het besteedbaar huishoudensinkomen exclusief gebonden uitkeringen is lager dan 120 procent van het sociaal minimum. Het sociaal minimum is het wettelijk bestaansminimum dat in de politieke besluitvorming is vastgesteld. Tot aan de pensioengerechtigde leeftijd is het sociaal minimum gelijk aan de hoogte van de bijstandsuitkering en vanaf de pensioengerechtigde leeftijd is het ontleend aan het AOW-pensioen. Voor huishoudens met kinderen zijn de kinderbijslag en het kindgebonden budget aan het normbedrag toegevoegd.

Het betreft voorlopige cijfers.
Mediaan vermogen van particuliere huish.
De mediaan is het middelste getal wanneer alle getallen van laag naar hoog worden gesorteerd. Vermogen is het saldo van bezittingen en schulden. Bezittingen worden gevormd door bank- en spaartegoeden, effecten, de eigen woning, overig onroerend goed, ondernemingsvermogen, aanmerkelijk belang en de overige bezittingen. De schulden omvatten onder meer schulden ten behoeve van een eigen woning en consumptief krediet.

Het betreft voorlopige cijfers.
Bedrijfsvestigingen, SBI 2008
Bedrijfsvestigingen naar activiteit op 1 januari (SBI 2008).

Deze tabel bevat gegevens over het aantal vestigingen van bedrijven naar economische activiteit, gebaseerd op de Standaard Bedrijfsindeling 2008 (SBI 2008). De vestigingen zijn voorts ingedeeld naar de gemeentelijke indeling per 1 januari van het verslagjaar, naar wijken en naar buurten.

Status van de cijfers:
De cijfers hebben een voorlopig karakter.

Vestiging:
Elke afzonderlijk gelegen ruimte, terrein of complex van ruimten of terreinen, benut door een bedrijf voor uitoefening van de activiteiten. Ieder bedrijf bestaat uit ten minste één vestiging. Meerdere locaties van een bedrijf binnen één postcodegebied worden als één vestiging beschouwd.

Standaard Bedrijfsindeling 2008 (SBI 2008):
De Nederlandse hiërarchische indeling van economische activiteiten die door het CBS wordt gebruikt om bedrijfseenheden in te delen naar hun hoofdactiviteit. De SBI 2008 is de versie die vanaf 2008 gebruikt wordt.

In deze tabel is gekozen voor de hoofdactiviteit (SBI) van de vestiging. Niet iedere vestiging van een bedrijf houdt zich bezig met de hoofdactiviteit (SBI) van het bedrijf als geheel. Om te weten welke activiteiten worden uitgevoerd in een regio is de hoofdactiviteit (SBI) van de vestiging gebruikt. In de tabel zijn de vestigingen (naast de totalen) ook naar de volgende acht sectoren onderverdeeld:
A Landbouw, bosbouw en visserij
B-F Nijverheid en energie
G+I Handel en horeca
H+J Vervoer, informatie en communicatie
K-L Financiële diensten, onroerend goed
M-N Zakelijke dienstverlening
O-Q Overheid, onderwijs en zorg
R-U Cultuur, recreatie, overige diensten

De sectoren overheid, onderwijs en zorg zijn niet opgenomen vanwege de onbetrouwbaarheid van deze gegevens.

Het aantal vestigingen is afgerond op een veelvoud van vijf. In geval van afrondingen kan het voorkomen, dat de totalen niet precies overeenstemmen met de som der opgetelde getallen.
In geval de wijk of buurt van het bedrijf onbekend is, wordt dit bedrijf alleen op gemeentelijk niveau meegeteld. De onderverdeling naar sectoren is alleen vermeld bij 20 of meer bedrijven per buurt.
Bedrijfsvestigingen naar activiteit
A Landbouw, bosbouw en visserij
Het betreft voorlopige cijfers.
Stedelijkheid
Mate van stedelijkheid
Op grond van de omgevingsadressendichtheid is aan iedere buurt, wijk of gemeente een stedelijkheidsklasse toegekend. De volgende klassenindeling is gehanteerd:
1: zeer sterk stedelijk >= 2 500 adressen per km²
2: sterk stedelijk 1 500 - 2 500 adressen per km²
3: matig stedelijk 1 000 - 1 500 adressen per km²
4: weinig stedelijk 500 - 1 000 adressen per km²
5: niet stedelijk < 500 adressen per km²