Kerncijfers wijken en buurten 2020

Kerncijfers wijken en buurten 2020

Wijken en buurten Wonen Gemiddelde WOZ-waarde van woningen (x 1 000 euro) Wonen Woningen naar bouwjaar Bouwjaar vanaf 2000 (%) Inkomen Inkomen van personen Aantal inkomensontvangers   (aantal) Inkomen Inkomen van personen Gemiddeld inkomen per inkomensontvanger  (x 1 000 euro) Inkomen Inkomen van personen Gemiddeld inkomen per inwoner  (x 1 000 euro) Inkomen Inkomen van personen 40% personen met laagste inkomen (%) Inkomen Inkomen van personen 20% personen met hoogste inkomen (%) Inkomen Inkomen van huishoudens Gem. gestandaardiseerd inkomen van huish (x 1 000 euro) Inkomen Inkomen van huishoudens 40% huishoudens met laagste inkomen (%) Inkomen Inkomen van huishoudens 20% huishoudens met hoogste inkomen (%) Inkomen Inkomen van huishoudens Huishoudens met een laag inkomen (%) Inkomen Inkomen van huishoudens Huish. onder of rond sociaal minimum (%) Inkomen Inkomen van huishoudens Huishoudens tot 110% van sociaal minimum (%) Inkomen Inkomen van huishoudens Huishoudens tot 120% van sociaal minimum (%) Inkomen Inkomen van huishoudens Mediaan vermogen van particuliere huish. (x 1 000 euro) Stedelijkheid Mate van stedelijkheid (code)
Verspreide huizen ten westen van Aalten 294 3 200 27,8 23,3 45,7 14,2 38,8 30,1 31,1 7,0 8,0 8,0 8,0 335,3 5
Van Boetzelaerstraat 269 9 2.100 36,9 29,9 32,2 24,4 34,7 30,1 21,7 3,5 2,7 4,4 5,5 101,3 1
G. van Stellingwerfstraat 255 12 1.300 35,7 28,6 30,3 22,7 31,0 39,1 17,8 5,6 5,9 7,8 11,0 76,1 1
Juliana van Stolberg 240 0 1.100 33,5 27,9 39,3 18,3 28,5 56,9 11,3 13,6 13,4 18,7 22,2 20,1 1
Van der Leekbuurt . 1 1.600 41,5 32,2 35,8 27,0 34,7 36,7 25,5 3,9 4,6 7,0 9,5 47,2 1
Van Loonbuurt 936 3 1.200 68,3 56,8 32,2 38,8 61,1 39,9 29,0 6,3 6,5 7,6 8,2 112,7 1
Van Lennepbuurt 375 2 6.100 36,4 31,8 41,8 23,3 29,5 57,9 12,2 15,0 16,8 22,1 26,0 7,3 1
Van der Helstpleinbuurt 447 11 3.300 47,0 40,8 31,9 34,9 35,7 48,3 20,4 10,6 11,4 14,7 16,8 12,5 1
Laan van Spartaan 334 100 1.500 34,5 26,1 41,7 24,5 26,3 56,3 16,5 14,2 14,1 18,1 21,2 1,6 1
Pieter van der Doesbuurt 397 3 1.600 37,3 31,5 40,2 24,1 30,6 53,9 17,3 15,8 17,4 21,4 24,5 3,4 1
Van Galenbuurt 350 0 4.800 32,5 27,7 42,7 19,0 27,4 58,9 10,8 16,4 17,3 22,6 26,7 2,4 1
Van Tuyllbuurt 498 0 3.500 50,3 42,0 28,5 37,8 38,4 41,4 25,4 6,9 8,2 10,7 13,1 20,5 1
Van der Kunbuurt 340 0 500 29,6 24,6 51,9 12,6 26,0 65,8 8,9 18,4 18,4 21,9 27,4 0,9 1
Van der Pekbuurt 267 2 3.700 25,6 20,5 54,6 8,9 23,3 67,2 6,3 20,6 21,4 29,3 34,1 1,1 1
Plan van Gool 298 0 2.400 26,1 20,6 52,0 11,7 25,3 55,2 7,1 16,8 16,3 21,9 26,7 3,3 1
Filips van Almondekwartier 422 21 900 43,9 37,1 31,6 33,2 33,3 50,0 20,2 11,4 13,3 16,7 18,9 9,9 1
Van Brakelkwartier 383 8 800 33,2 26,0 45,1 22,1 28,7 49,9 15,3 14,1 16,0 21,3 23,6 4,1 1
Emanuel van Meterenbuurt 356 0 1.600 33,8 25,3 41,5 20,3 29,0 50,8 15,3 13,8 12,8 18,1 21,3 8,8 1
Matendreef 180 0 3.400 30,2 24,2 40,0 14,7 28,8 40,3 11,8 6,1 5,3 9,3 13,0 30,1 2
Matenhorst 181 0 2.400 29,1 23,5 41,7 14,1 28,3 41,9 12,6 6,8 6,7 12,1 16,0 30,2 2
Matendonk 191 0 4.100 29,2 23,3 41,9 13,6 28,8 36,1 13,1 6,0 5,8 9,9 13,2 41,7 2
Matenhoeve 221 1 3.800 32,3 25,8 38,7 18,4 31,8 25,6 18,6 4,1 4,1 6,1 8,4 78,6 2
Matenveld 208 0 4.600 30,7 24,4 38,5 15,9 30,2 31,0 16,0 4,7 4,9 7,7 10,0 48,9 3
Matengaarde 197 4 2.100 32,1 27,1 40,8 16,2 28,4 52,1 12,7 10,2 10,2 16,0 20,6 12,8 2
Matenhoek 342 15 100 31,8 26,2 45,9 19,8 . . . . . . . . 2
Verspr.h. ten zuiden van Eemskanaal 285 12 100 . 32,5 . . . . . . . . . . 5
Verspr.h. ten N. van het Damsterdiep 285 9 100 28,2 21,9 46,7 18,0 . . . . . . . . 5
Van Verschuerbuurt 154 0 400 24,2 20,8 55,2 4,7 21,0 76,8 1,8 27,3 24,2 32,0 37,1 1,3 1
West van Schaarsbergen . 25 500 24,1 20,6 57,8 9,9 19,0 78,1 8,4 14,9 11,1 18,3 21,7 0,3 5
N.O. van Schaarsbergen . 2 200 40,0 32,1 39,2 27,5 . . . . . . . . 5
De Maten . . 0 . . . . . . . . . . . . 5
Verspr.h. ten Z.W. van Middenbeemster 562 6 300 45,6 34,8 33,4 33,4 42,3 19,0 40,5 4,2 3,6 4,8 7,2 462,4 5
Verspr.h. ten O. en Z. van de spoorlijn 408 0 100 . . . . . . . . . . . . 5
Van den Valgaetstraat e.o. 256 0 300 31,9 27,5 40,0 17,5 33,3 23,0 20,6 1,2 1,8 3,0 4,2 189,1 4
Prins van Luikstraat e.o. 271 2 300 32,0 25,4 36,0 15,8 32,0 29,3 20,7 5,2 6,4 8,7 9,2 187,3 5
Van den Tillaartstraat e.o. 299 51 300 31,5 25,2 36,7 16,2 32,1 29,4 21,9 2,6 3,2 4,5 7,1 169,0 5
Bornsche Maten 356 99 2.400 45,8 30,7 22,1 36,2 39,5 7,3 44,5 1,0 0,9 1,6 2,0 146,1 4
Matena's Pad en omgeving 170 14 700 26,6 22,1 53,5 12,1 24,9 61,6 9,7 19,1 21,9 28,7 33,0 2,8 1
De Landmaten 266 0 1.600 36,1 29,6 35,1 24,0 36,3 13,2 29,6 0,8 0,7 0,8 0,8 145,1 5
Schipholt-Glanermaten 169 4 2.200 25,7 20,5 51,5 9,7 26,1 48,3 12,0 9,2 9,4 15,5 19,9 15,5 3
Wijk 11 Bovenmaten 234 5 4.900 33,1 26,9 36,4 18,8 30,5 40,6 18,0 7,7 7,4 11,8 14,9 50,4 2
De Maten 311 33 2.500 34,7 27,6 39,6 24,1 37,4 13,8 39,2 1,7 1,6 2,9 3,9 178,5 3
Maten- en Zuivelbuurt 253 8 2.100 32,5 26,8 34,2 16,6 32,0 26,7 19,0 2,9 2,8 4,3 6,1 107,2 2
Vletgaarsmaten . . 0 . . . . . . . . . . . . 5
Verspreide huizen Oldmaten 385 23 200 32,0 24,2 31,8 15,1 . . . . . . . . 5
Broekmaten 217 0 1.200 30,1 24,1 39,7 14,0 31,2 27,3 19,9 2,5 3,5 6,1 7,2 159,1 4
Wijk 09 de Maten 265 10 200 32,1 25,7 46,2 19,0 . . . . . . . . 5
De Maten 251 7 100 32,9 24,9 43,3 18,9 . . . . . . . . 5
Pagemate en omgeving 167 26 1.100 26,5 20,8 46,8 10,2 26,7 43,6 7,1 7,6 6,7 10,6 14,3 20,4 1
Moesmate en Tichelkuilen 156 0 900 24,7 18,9 51,5 7,2 24,4 54,1 7,1 10,4 10,6 18,0 22,9 8,0 2
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Overzicht van statistische gegevens van gemeenten, wijken en buurten in Nederland.

Gegevens beschikbaar over: 2020.

Status van de cijfers:
Definitief, tenzij in de toelichting bij het onderwerp expliciet is vermeld dat het voorlopige cijfers betreft.

Wijzigingen per maart 2024
De cijfers over eigendom (huur- en koopwoningen) binnen het thema wonen zijn gecorrigeerd. In 2023 is geconstateerd dat de afleiding van huurwoningen in bezit van woningcorporaties voor de jaren 2019 t/m 2022 niet altijd correct is verlopen, waardoor bij enkele gemeenten in specifieke jaren het aantal huurwoningen in bezit van woningcorporaties is onderschat en het aantal huurwoningen in bezit van overige verhuurders is overschat. De cijfers van 2020 t/m 2022 zijn nu gecorrigeerd. Het voornemen is om ook de cijfers voor 2019 in het tweede kwartaal van 2024 te corrigeren.

Wijzigingen per december 2023
Binnen het thema inkomen zijn de cijfers over het mediane vermogen van particuliere huishoudens herzien naar aanleiding van een fout in de bronbestanden van de studieschulden (=vermogen). Dit levert voor 2019 en 2020 geringe verschillen op in het mediane vermogen.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Elk kwartaal worden er nieuwe cijfers toegevoegd indien deze beschikbaar zijn.

Toelichting onderwerpen

Wonen
Gemiddelde WOZ-waarde van woningen
Voor de bepaling van de gemiddelde WOZ-waarde van woningen wordt alleen gebruik gemaakt van BAG-objecten met een woonfunctie waarvoor een WOZ-waarde bekend is en die tussen de 10 duizend en de 5 miljoen euro ligt.

Er wordt geen gemiddelde WOZ-waarde bepaald voor een regio als:
-  de woningvoorraad kleiner is dan 20 woningen
-  er voor minder dan 20 woningen een WOZ-waarde bekend is
-  er voor minder dan 85 procent van de woningen een WOZ-waarde bekend is.

De gemiddelde woningwaarde wordt bepaald met de waardepeildatum van voorgaand jaar, bijvoorbeeld:
- 2020: waardepeildatum 1 januari 2019


Woningen naar bouwjaar
De aanduiding van het bouwjaar van een pand, waarin een woning zich bevindt. Oorspronkelijk als het pand bouwkundig gereed is of wordt opgeleverd. Latere wijziging aan een pand leidt niet tot wijziging van het bouwjaar. Bij een verblijfobject dat in meerdere panden is gelegen, wordt het oudste bouwjaar genomen.
De bouwjaarklasse heeft hier twee waarden:
1) in of na het jaar 2000 gebouwd;
2) vóór het jaar 2000 gebouwd.
Bouwjaar vanaf 2000
Peildatum: 1 januari van het desbetreffende jaar.
Het aantal woningen met bouwjaar 2000 of later, uitgedrukt in hele procenten van het totaal aantal woningen. Het percentage is vermeld bij 20 woningen of meer per buurt.
Inkomen
Deze variabelen geven informatie over het persoonlijk inkomen van personen in particuliere huishoudens waarvan het inkomen is waargenomen en het inkomen van particuliere huishoudens met een waargenomen inkomen. De gegevens komen uit de Integrale Inkomens- en Vermogensstatistiek (IIVS) met als populatie de bevolking van Nederland op 1 januari van het verslagjaar met het inkomen over het verslagjaar.

De Integrale Inkomens- en Vermogensstatistiek van het CBS is voornamelijk gebaseerd op registers afkomstig van het Ministerie van Financiën (de fiscale registers) en de bevolkingsregisters van de Nederlandse gemeenten (Basisregistratie personen). De Basisregistratie personen is een register waarin alle inwoners van een gemeente behoren te zijn ingeschreven. Uitgezonderd zijn:
- Inwoners van Nederland die gebruik maken van uitzonderingsregels die gelden met betrekking tot opneming in de bevolkingsregisters (niet-Nederlandse diplomaten en niet-Nederlandse NAVO militairen). Zij mogen zelf bepalen of zij in de bevolkingsregisters ingeschreven worden of niet.
- Asielzoekers die korter dan zes maanden in de centrale opvang verblijven en nog geen verblijfsvergunning hebben gekregen.
Inkomen van personen
De doelpopulatie bestaat uit personen behorende tot particuliere huishoudens waarvan het inkomen is waargenomen.

De inkomensgegevens zijn gebaseerd op het persoonlijk inkomen. Dit omvat de volgende bestanddelen van het bruto-inkomen van een persoon:
- inkomen uit arbeid;
- inkomen uit eigen onderneming;
- uitkering inkomensverzekeringen;
- uitkering sociale voorzieningen (met uitzondering van kinderbijslag).
Aantal inkomensontvangers  
Personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens.
De cijfers zijn afgerond op honderdtallen.

Gemiddeld inkomen per inkomensontvanger 
Het rekenkundig gemiddeld persoonlijk inkomen per persoon op basis van personen met persoonlijk inkomen die deel uitmaken van particuliere huishoudens.
De waarde is vermeld bij minimaal 2.500 personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens per regio.

Gemiddeld inkomen per inwoner 
Het rekenkundig gemiddeld persoonlijk inkomen per persoon op basis van de totale bevolking in particuliere huishoudens.
De waarde is vermeld bij minimaal 2.500 personen in particuliere huishoudens per regio.
40% personen met laagste inkomen
Aandeel personen in particuliere huishoudens die behoren tot de landelijke 40% personen met het laagste persoonlijk inkomen.
Personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens zijn ingedeeld naar hoogte van het persoonlijk inkomen.
De indeling vindt plaats nadat alle personen landelijk zijn gerangschikt van laag naar hoog persoonlijk inkomen. Tot de laagste 40-procent-groep worden de veertig procent personen met het laagste persoonlijk inkomen gerekend.
Het persoonlijk inkomen omvat inkomen uit arbeid, inkomen uit eigen onderneming, uitkering inkomensverzekeringen en uitkering sociale voorzieningen (met uitzondering van kinderbijslag).
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens per regio.
20% personen met hoogste inkomen
Aandeel personen in particuliere huishoudens die behoren tot de landelijke 20% personen met het hoogste persoonlijk inkomen.
Personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens zijn ingedeeld naar hoogte van het persoonlijk inkomen.
De indeling vindt plaats nadat alle personen landelijk zijn gerangschikt van laag naar hoog persoonlijk inkomen. Tot de hoogste 20-procent-groep worden de twintig procent personen met het hoogste persoonlijk inkomen gerekend.
Het persoonlijk inkomen omvat inkomen uit arbeid, inkomen uit eigen onderneming, uitkering inkomensverzekeringen en uitkering sociale voorzieningen (met uitzondering van kinderbijslag).
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens per regio.


Inkomen van huishoudens
De doelpopulatie bestaat uit particuliere huishoudens waarvan het inkomen is waargenomen.
Gem. gestandaardiseerd inkomen van huish
Het besteedbaar inkomen gecorrigeerd voor verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden. Deze correctie vindt plaats met behulp van equivalentiefactoren. In de equivalentiefactor komen de schaalvoordelen tot uitdrukking die het gevolg zijn van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Met behulp van de equivalentiefactoren worden alle inkomens herleid tot het inkomen van een eenpersoonshuishouden. Op deze wijze zijn de welvaartsniveaus van huishoudens onderling vergelijkbaar gemaakt. Het gestandaardiseerd inkomen is een maat voor de welvaart van (de leden van) een huishouden.


40% huishoudens met laagste inkomen
Aandeel particuliere huishoudens die behoren tot de landelijke 40% huishoudens met het laagste huishoudensinkomen.
Particuliere huishoudens zijn ingedeeld naar hoogte van het besteedbaar huishoudensinkomen.
De indeling vindt plaats nadat huishoudens landelijk zijn gerangschikt van laag naar hoog besteedbaar huishoudensinkomen. Tot de laagste 40-procent-groep worden de veertig procent huishoudens met het laagste besteedbaar inkomen gerekend.
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 particuliere huishoudens per regio.

Het besteedbaar inkomen van particuliere huishoudens bestaat uit het bruto-inkomen verminderd met:
- betaalde inkomensoverdrachten, zoals alimentatie van de ex-echtgeno(o)t(e);
- premies inkomensverzekeringen zoals premies betaald voor sociale verzekeringen, volksverzekeringen en particuliere verzekeringen in verband met werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en ouderdom en nabestaanden;
- premies ziektekostenverzekeringen;
- belastingen op inkomen en vermogen.

20% huishoudens met hoogste inkomen
Aandeel particuliere huishoudens die behoren tot de landelijke 20% huishoudens met het hoogste huishoudensinkomen.
Particuliere huishoudens zijn ingedeeld naar hoogte van het besteedbaar huishoudensinkomen.
De indeling vindt plaats nadat huishoudens landelijk zijn gerangschikt van laag naar hoog besteedbaar huishoudensinkomen. Tot de hoogste 20-procent-groep worden de twintig procent huishoudens met het hoogste besteedbaar inkomen gerekend.
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 particuliere huishoudens per regio.

Het besteedbaar inkomen van particuliere huishoudens bestaat uit het bruto-inkomen verminderd met:
- betaalde inkomensoverdrachten, zoals alimentatie van de ex-echtgeno(o)t(e);
- premies inkomensverzekeringen zoals premies betaald voor sociale verzekeringen, volksverzekeringen en particuliere verzekeringen in verband met werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en ouderdom en nabestaanden;
- premies ziektekostenverzekeringen;
- belastingen op inkomen en vermogen.

Huishoudens met een laag inkomen
Bij de bepaling van laag inkomen is van de particuliere huishoudens een aantal groepen niet meegenomen. Dit betreft enerzijds studentenhuishoudens en anderzijds huishoudens met een onvolledig jaarinkomen. De doelpopulatie bestaat dan ook uit particuliere huishoudens waarvan de hoofdkostwinner (of eventuele partner) het gehele jaar inkomen heeft en niet afhankelijk is van studiefinanciering.

Om te bepalen of een huishouden een laag inkomen heeft, wordt het inkomen van een huishouden omgerekend tot het gestandaardiseerde inkomen (exclusief eventueel ontvangen huurtoeslag). Vervolgens wordt dit gestandaardiseerde inkomen (met het prijsindexcijfer) herleid naar het prijspeil in 2000. Het resulterende gestandaardiseerde en gedefleerde inkomen is laag wanneer het minder is dan 9249 euro. Deze grens komt ongeveer overeen met de koopkracht van een bijstandsuitkering voor een alleenstaande in 1979 toen deze op zijn hoogst was.
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 particuliere huishoudens behorende tot de doelpopulatie per regio.

Huish. onder of rond sociaal minimum
Huishoudens onder of rond het sociaal minimum.
Bij de bepaling van het sociaal minimum is van de particuliere huishoudens een aantal groepen niet meegenomen. Dit betreft enerzijds studentenhuishoudens en anderzijds huishoudens met een onvolledig jaarinkomen. De doelpopulatie bestaat dan ook uit particuliere huishoudens waarvan de hoofdkostwinner (of eventuele partner) het gehele jaar inkomen heeft en niet afhankelijk is van studiefinanciering.

Het sociaal minimum is het wettelijk bestaansminimum zoals dat in de politieke besluitvorming is vastgesteld. Om te kunnen beoordelen hoe het inkomen zich verhoudt tot het minimum, is aan de hand van de regelgeving vastgesteld welke norm voor het desbetreffende huishouden van toepassing is. De norm voor een (echt)paar met uitsluitend minderjarige kinderen is bijvoorbeeld gelijkgesteld aan de bijstandsuitkering van een echtpaar, aangevuld met de (leeftijdsafhankelijke) kinderbijslag. Bij 65-plussers is het bedrag aan AOW-pensioen als norm gekozen.
Het waargenomen inkomen van huishoudens, die uitsluitend op een bijstandsuitkering zijn aangewezen, wijkt in veel gevallen in geringe mate af van de vastgestelde normbedragen. Zouden de normbedragen als inkomensgrens worden gehanteerd, dan komt een deel van deze huishoudens met hun inkomen net boven het sociale minimum uit. Daarom is niet 100%, maar 101% van het sociaal minimum als inkomensgrens gehanteerd.
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 particuliere huishoudens behorende tot de doelpopulatie per regio.

Huishoudens tot 110% van sociaal minimum
Het besteedbaar huishoudensinkomen exclusief gebonden uitkeringen is lager dan 110 procent van het sociaal minimum. Het sociaal minimum is het wettelijk bestaansminimum dat in de politieke besluitvorming is vastgesteld. Tot aan de pensioengerechtigde leeftijd is het sociaal minimum gelijk aan de hoogte van de bijstandsuitkering en vanaf de pensioengerechtigde leeftijd is het ontleend aan het AOW-pensioen. Voor huishoudens met kinderen zijn de kinderbijslag en het kindgebonden budget aan het normbedrag toegevoegd.
Huishoudens tot 120% van sociaal minimum
Het besteedbaar huishoudensinkomen exclusief gebonden uitkeringen is lager dan 120 procent van het sociaal minimum. Het sociaal minimum is het wettelijk bestaansminimum dat in de politieke besluitvorming is vastgesteld. Tot aan de pensioengerechtigde leeftijd is het sociaal minimum gelijk aan de hoogte van de bijstandsuitkering en vanaf de pensioengerechtigde leeftijd is het ontleend aan het AOW-pensioen. Voor huishoudens met kinderen zijn de kinderbijslag en het kindgebonden budget aan het normbedrag toegevoegd.
Mediaan vermogen van particuliere huish.
De mediaan is het middelste getal wanneer alle getallen van laag naar hoog worden gesorteerd. Vermogen is het saldo van bezittingen en schulden. Bezittingen worden gevormd door bank- en spaartegoeden, effecten, de eigen woning, overig onroerend goed, ondernemingsvermogen, aanmerkelijk belang en de overige bezittingen. De schulden omvatten onder meer schulden ten behoeve van een eigen woning en consumptief krediet.
Stedelijkheid
Mate van stedelijkheid
Op grond van de omgevingsadressendichtheid is aan iedere buurt, wijk of gemeente een stedelijkheidsklasse toegekend. De volgende klassenindeling is gehanteerd:
1: zeer sterk stedelijk >= 2 500 adressen per km²
2: sterk stedelijk 1 500 - 2 500 adressen per km²
3: matig stedelijk 1 000 - 1 500 adressen per km²
4: weinig stedelijk 500 - 1 000 adressen per km²
5: niet stedelijk < 500 adressen per km²