Inkomen, bestedingen en vermogen huishoudens; kerncijfers, NR

Inkomen, bestedingen en vermogen huishoudens; kerncijfers, NR

Huishoudenskenmerken Perioden Totaal bedrag Inkomens Bruto exploitatieoverschot (mln euro) Totaal bedrag Inkomens Bruto gemengd inkomen (mln euro) Totaal bedrag Inkomens Beloning van werknemers (mln euro) Totaal bedrag Inkomens Bruto beschikbaar inkomen (mln euro) Totaal bedrag Inkomens Sociale overdrachten in natura (mln euro) Totaal bedrag Inkomens Bruto alternatief beschikbaar inkomen (mln euro) Totaal bedrag Bestedingen Consumptieve bestedingen (mln euro) Totaal bedrag Bestedingen Werkelijke individuele bestedingen (mln euro) Totaal bedrag Bestedingen Bruto besparingen (mln euro) Totaal bedrag Vermogens Vermogenssaldo (mln euro) Totaal bedrag Vermogens Vorderingen Totaal (mln euro) Totaal bedrag Vermogens Vorderingen Pensioenrechten (mln euro) Totaal bedrag Vermogens Vorderingen Overige vorderingen (mln euro) Totaal bedrag Vermogens Schulden Totaal (mln euro) Totaal bedrag Vermogens Schulden Woninghypotheken (mln euro) Totaal bedrag Vermogens Schulden Overige schulden (mln euro) Totaal bedrag Vermogens Niet-financiële activa (mln euro) Gemiddeld bedrag Inkomens Bruto exploitatieoverschot (1 000 euro) Gemiddeld bedrag Inkomens Bruto gemengd inkomen (1 000 euro) Gemiddeld bedrag Inkomens Beloning van werknemers (1 000 euro) Gemiddeld bedrag Inkomens Bruto beschikbaar inkomen (1 000 euro) Gemiddeld bedrag Inkomens Sociale overdrachten in natura (1 000 euro) Gemiddeld bedrag Inkomens Bruto alternatief beschikbaar inkomen (1 000 euro) Gemiddeld bedrag Bestedingen Consumptieve bestedingen (1 000 euro) Gemiddeld bedrag Bestedingen Werkelijke individuele bestedingen (1 000 euro) Gemiddeld bedrag Bestedingen Bruto besparingen (1 000 euro) Gemiddeld bedrag Vermogens Vermogenssaldo (1 000 euro) Gemiddeld bedrag Vermogens Vorderingen Totaal (1 000 euro) Gemiddeld bedrag Vermogens Vorderingen Pensioenrechten (1 000 euro) Gemiddeld bedrag Vermogens Vorderingen Overige vorderingen (1 000 euro) Gemiddeld bedrag Vermogens Schulden Totaal (1 000 euro) Gemiddeld bedrag Vermogens Schulden Woninghypotheken (1 000 euro) Gemiddeld bedrag Vermogens Schulden Overige schulden (1 000 euro) Gemiddeld bedrag Vermogens Niet-financiële activa (1 000 euro) Gestandaardiseerd bedrag Inkomens Bruto exploitatieoverschot (1 000 euro) Gestandaardiseerd bedrag Inkomens Bruto gemengd inkomen (1 000 euro) Gestandaardiseerd bedrag Inkomens Beloning van werknemers (1 000 euro) Gestandaardiseerd bedrag Inkomens Bruto beschikbaar inkomen (1 000 euro) Gestandaardiseerd bedrag Inkomens Sociale overdrachten in natura (1 000 euro) Gestandaardiseerd bedrag Inkomens Bruto alternatief beschikbaar inkomen (1 000 euro) Gestandaardiseerd bedrag Bestedingen Consumptieve bestedingen (1 000 euro) Gestandaardiseerd bedrag Bestedingen Werkelijke individuele bestedingen (1 000 euro) Gestandaardiseerd bedrag Bestedingen Bruto besparingen (1 000 euro) Gestandaardiseerd bedrag Vermogens Vermogenssaldo (1 000 euro) Gestandaardiseerd bedrag Vermogens Vorderingen Totaal (1 000 euro) Gestandaardiseerd bedrag Vermogens Vorderingen Pensioenrechten (1 000 euro) Gestandaardiseerd bedrag Vermogens Vorderingen Overige vorderingen (1 000 euro) Gestandaardiseerd bedrag Vermogens Schulden Totaal (1 000 euro) Gestandaardiseerd bedrag Vermogens Schulden Woninghypotheken (1 000 euro) Gestandaardiseerd bedrag Vermogens Schulden Overige schulden (1 000 euro) Gestandaardiseerd bedrag Vermogens Niet-financiële activa (1 000 euro)
Totaal 2020* 21.795 79.026 392.775 415.947 145.648 561.595 329.747 475.395 111.152 4.014.387 2.818.544 1.710.595 1.107.949 852.188 736.279 115.909 2.048.031 2,6 9,5 47,4 50,2 17,6 67,8 39,8 57,4 13,4 486,2 341,4 207,2 134,2 103,2 89,2 14,0 248,0 1,8 6,4 31,9 33,8 11,8 45,7 26,8 38,7 9,0 325,7 228,7 138,8 89,9 69,2 59,7 9,4 166,2
Beschikbaar inkomen 1e 20%-groep 2020* 524 3.108 6.966 23.118 28.689 51.807 40.156 68.845 -16.073 259.519 231.465 114.634 116.830 35.818 22.971 12.847 63.872 0,3 1,9 4,2 14,0 17,3 31,3 24,2 41,6 -9,7 157,2 140,2 69,4 70,7 21,7 13,9 7,8 38,7 0,3 1,5 3,4 11,3 14,0 25,2 19,5 33,5 -7,8 126,1 112,4 55,7 56,8 17,4 11,2 6,2 31,0
Beschikbaar inkomen 2e 20%-groep 2020* 2.513 4.299 28.482 49.386 32.999 82.385 48.203 81.202 -636 404.541 301.002 182.755 118.247 63.667 53.595 10.071 167.206 1,5 2,6 17,2 29,8 19,9 49,8 29,1 49,0 -0,4 245,0 182,3 110,7 71,6 38,6 32,5 6,1 101,3 1,1 1,9 12,3 21,4 14,3 35,7 20,9 35,2 -0,3 174,9 130,1 79,0 51,1 27,5 23,2 4,4 72,3
Beschikbaar inkomen 3e 20%-groep 2020* 5.314 7.276 69.404 75.251 30.427 105.678 62.950 93.377 14.146 700.913 478.790 319.038 159.752 147.120 133.303 13.816 369.243 3,2 4,4 41,9 45,4 18,4 63,8 38,0 56,4 8,5 424,4 289,9 193,2 96,7 89,1 80,7 8,4 223,6 2,1 2,8 27,0 29,3 11,8 41,1 24,5 36,3 5,5 271,9 185,8 123,8 62,0 57,1 51,7 5,4 143,3
Beschikbaar inkomen 4e 20%-groep 2020* 6.626 12.319 113.823 101.160 28.483 129.643 78.081 106.564 30.891 961.791 655.863 449.428 206.436 227.074 209.709 17.365 533.002 4,0 7,4 68,7 61,1 17,2 78,3 47,2 64,4 18,7 582,4 397,2 272,1 125,0 137,5 127,0 10,5 322,8 2,5 4,6 42,4 37,7 10,6 48,3 29,1 39,7 11,5 357,3 243,7 167,0 76,7 84,4 77,9 6,5 198,0
Beschikbaar inkomen 5e 20%-groep 2020* 6.818 52.024 174.100 167.032 25.050 192.082 100.357 125.407 82.824 1.687.623 1.151.424 644.740 506.684 378.509 316.701 61.810 914.708 4,1 31,4 105,1 100,9 15,1 116,0 60,6 75,7 50,0 1.021,9 697,2 390,4 306,8 229,2 191,8 37,4 553,9 2,5 19,4 65,0 62,4 9,4 71,8 37,5 46,9 30,9 629,2 429,3 240,4 188,9 141,1 118,1 23,0 341,0
Type: Alleenstaande man 2020* 2.601 8.151 39.420 44.009 11.466 55.475 49.592 61.058 -3.689 396.019 284.258 157.899 126.359 81.370 65.973 15.397 193.131 1,7 5,5 26,5 29,6 7,7 37,3 33,3 41,0 -2,5 266,7 191,5 106,4 85,1 54,8 44,4 10,4 130,1 1,8 5,5 26,6 29,6 7,7 37,4 33,4 41,1 -2,5 266,7 191,5 106,4 85,1 54,8 44,4 10,4 130,1
Type: Alleenstaande vrouw 2020* 2.716 3.877 24.441 39.479 20.856 60.335 48.363 69.219 -10.776 428.832 317.265 191.850 125.416 56.880 44.537 12.343 168.447 1,7 2,5 15,6 25,2 13,3 38,5 30,9 44,2 -6,9 274,5 203,1 122,8 80,3 36,4 28,5 7,9 107,8 1,7 2,5 15,7 25,4 13,4 38,7 31,1 44,5 -6,9 274,5 203,1 122,8 80,3 36,4 28,5 7,9 107,8
Type: Eenoudergezin 2020* 954 4.302 22.203 25.076 12.322 37.398 20.013 32.335 7.101 159.405 113.361 64.428 48.933 43.651 36.551 7.102 89.695 1,7 7,7 39,6 44,8 22,0 66,8 35,7 57,7 12,7 285,4 202,9 115,3 87,6 78,1 65,4 12,7 160,6 1,0 4,7 24,4 27,6 13,5 41,1 22,0 35,5 7,8 174,8 124,3 70,7 53,7 47,9 40,1 7,8 98,4
Type: Paar, met kind(eren) 2020* 5.752 39.568 193.985 166.104 55.012 221.116 98.816 153.828 90.427 1.263.165 818.846 452.329 366.516 399.938 364.495 35.442 844.257 2,9 20,2 99,2 85,0 28,1 113,1 50,5 78,7 46,3 647,8 420,0 232,0 188,0 205,1 186,9 18,2 433,0 1,3 9,2 44,9 38,4 12,7 51,1 22,9 35,6 20,9 291,5 189,0 104,4 84,6 92,3 84,1 8,2 194,9
Type: Paar, zonder kind 2020* 9.366 19.200 99.505 123.603 34.959 158.562 98.686 133.645 24.369 1.650.249 1.195.602 796.872 398.730 244.445 204.002 40.443 699.092 4,2 8,7 44,9 55,8 15,8 71,6 44,6 60,4 11,0 747,5 541,6 360,9 180,6 110,7 92,4 18,3 316,7 2,8 5,8 30,1 37,3 10,6 47,9 29,8 40,4 7,4 497,5 360,4 240,2 120,2 73,7 61,5 12,2 210,7
Overige huishoudens 2020* 406 3.928 13.221 17.676 11.033 28.709 14.277 25.310 3.720 116.717 89.212 47.217 41.995 25.904 20.721 5.182 53.409 0,8 7,9 26,7 35,7 22,3 57,9 28,8 51,1 7,5 236,2 180,5 95,5 85,0 52,4 41,9 10,5 108,1 0,6 5,5 18,5 24,8 15,5 40,2 20,0 35,5 5,2 163,2 124,8 66,0 58,7 36,2 29,0 7,2 74,7
Inkomensbron: gemengd inkomen 2020* 2.173 54.961 13.738 67.356 13.631 80.987 37.441 51.072 32.444 763.940 427.142 151.859 275.283 121.364 100.181 21.183 458.162 2,7 67,7 16,9 82,9 16,8 99,7 46,1 62,9 39,9 943,2 527,4 187,5 339,9 149,8 123,7 26,2 565,7 1,7 42,1 10,5 51,5 10,4 62,0 28,6 39,1 24,8 583,3 326,2 116,0 210,2 92,7 76,5 16,2 349,9
Inkomensbron: beloning van werknemers 2020* 10.589 19.284 372.311 256.775 69.137 325.912 188.057 257.194 114.296 1.881.250 1.388.695 868.728 519.968 608.184 539.214 68.969 1.100.739 2,5 4,6 88,6 61,1 16,4 77,5 44,7 61,2 27,2 448,7 331,2 207,2 124,0 145,1 128,6 16,4 262,5 1,5 2,8 53,9 37,2 10,0 47,2 27,2 37,2 16,5 271,8 200,6 125,5 75,1 87,9 77,9 10,0 159,0
Inkomensbron: uitkering i.v.m. ouderdom 2020* 8.170 2.517 2.887 68.642 46.823 115.465 74.331 121.154 -29.482 1.225.150 884.587 621.885 262.702 95.330 77.358 17.973 435.893 3,8 1,2 1,4 32,3 22,1 54,4 35,0 57,1 -13,9 578,7 417,8 293,7 124,1 45,0 36,5 8,5 205,9 3,1 1,0 1,1 26,2 17,8 44,0 28,3 46,2 -11,2 465,9 336,4 236,5 99,9 36,3 29,4 6,8 165,8
Inkomensbron: overige 2020* 863 2.264 3.839 23.174 16.057 39.231 29.918 45.975 -6.106 144.047 118.120 68.123 49.996 27.310 19.526 7.784 53.237 0,8 2,0 3,4 20,3 14,1 34,4 26,2 40,3 -5,4 126,7 103,9 59,9 44,0 24,0 17,2 6,8 46,8 0,6 1,6 2,6 15,9 11,0 26,9 20,5 31,5 -4,2 98,5 80,8 46,6 34,2 18,7 13,4 5,3 36,4
Hoofdkostwinner: tot 35 jaar 2020* 1.797 12.815 78.324 66.810 20.107 86.917 59.071 79.178 15.504 178.165 97.729 30.524 67.207 122.026 105.395 16.631 202.462 1,0 7,4 45,3 38,7 11,6 50,3 34,2 45,8 9,0 103,4 56,7 17,7 39,0 70,8 61,2 9,7 117,5 0,8 5,6 34,4 29,4 8,8 38,2 26,0 34,8 6,8 78,2 42,9 13,4 29,5 53,5 46,2 7,3 88,8
Hoofdkostwinner: 35 tot 50 jaar 2020* 3.720 28.316 145.268 122.414 40.842 163.256 85.363 126.205 53.649 760.715 473.269 234.217 239.052 313.735 293.355 20.380 601.181 1,9 14,3 73,5 61,9 20,7 82,6 43,2 63,8 27,1 385,8 240,0 118,8 121,2 159,1 148,8 10,3 304,9 1,1 8,2 42,0 35,4 11,8 47,2 24,7 36,5 15,5 219,6 136,6 67,6 69,0 90,6 84,7 5,9 173,5
Hoofdkostwinner: 50 tot 65 jaar 2020* 7.394 30.480 158.504 143.773 34.269 178.042 101.985 136.254 64.424 1.640.711 1.199.259 768.731 430.526 288.254 244.622 43.631 729.706 3,3 13,5 70,0 63,5 15,1 78,6 45,0 60,2 28,4 726,5 531,0 340,4 190,6 127,6 108,3 19,3 323,1 2,0 8,4 43,5 39,5 9,4 48,9 28,0 37,4 17,7 449,3 328,4 210,5 117,9 78,9 67,0 11,9 199,8
Hoofdkostwinner: 65 jaar of ouder 2020* 8.884 7.415 10.679 82.950 50.430 133.380 83.328 133.758 -22.425 1.434.796 1.048.287 677.123 371.164 128.173 92.907 35.267 514.682 3,8 3,2 4,6 35,9 21,8 57,7 36,1 57,9 -9,7 622,8 455,0 293,9 161,1 55,6 40,3 15,3 223,4 3,0 2,5 3,7 28,4 17,3 45,6 28,5 45,8 -7,7 490,0 358,0 231,2 126,7 43,8 31,7 12,0 175,8
Woningbezit: eigen woning 2020* 22.071 60.300 302.770 302.609 84.462 387.071 219.412 303.874 105.159 3.479.337 2.314.224 1.411.845 902.379 817.957 726.715 91.242 1.983.070 5,0 13,6 68,2 68,1 19,0 87,1 49,4 68,4 23,7 785,4 522,4 318,7 203,7 184,7 164,1 20,6 447,7 3,0 8,2 41,1 41,1 11,5 52,5 29,8 41,2 14,3 471,0 313,3 191,1 122,2 110,7 98,4 12,4 268,5
Woningbezit: huurwoning met huurtoeslag 2020* -24 3.623 12.589 31.915 26.904 58.819 37.242 64.146 -5.662 100.546 101.374 56.091 45.282 7.777 1.093 6.684 6.949 0,0 2,5 8,8 22,3 18,8 41,2 26,1 44,9 -4,0 70,5 71,1 39,4 31,8 5,5 0,8 4,7 4,9 0,0 2,0 6,9 17,4 14,6 32,0 20,3 34,9 -3,1 54,6 55,1 30,5 24,6 4,2 0,6 3,6 3,8
Woningbezit: huurwoning geen huurtoeslag 2020* -306 14.265 75.027 75.764 27.872 103.636 65.906 93.778 13.692 406.193 376.758 232.312 144.447 24.640 7.535 17.105 54.075 -0,1 6,9 36,4 36,7 13,5 50,3 32,0 45,5 6,6 197,5 183,2 112,9 70,2 12,0 3,7 8,3 26,3 -0,1 5,2 27,6 27,9 10,3 38,1 24,2 34,5 5,0 149,1 138,3 85,3 53,0 9,0 2,8 6,3 19,8
Woningbezit: overig 2020* 54 838 2.389 5.659 6.410 12.069 7.187 13.597 -2.037 28.311 26.188 10.347 15.841 1.814 936 878 3.937 0,2 2,4 6,9 16,3 18,5 34,9 20,8 39,3 -5,9 82,0 75,8 30,0 45,9 5,3 2,7 2,5 11,4 0,1 2,3 6,5 15,3 17,3 32,6 19,4 36,8 -5,5 76,4 70,7 27,9 42,7 4,9 2,5 2,4 10,6
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Deze tabel geeft een beschrijving van transacties van inkomens, bestedingen, besparingen en vermogens van de sector huishoudens in de nationale rekeningen naar verschillende huishoudensgroepen. De huishoudens worden onderscheiden naar de voornaamste bron van inkomen, woonsituatie, samenstelling van het huishouden, leeftijdsklasse van de hoofdkostwinner, 20%-inkomensgroepen en 20%-vermogensgroepen.

Gegevens beschikbaar vanaf: 2015.

Status van de cijfers:
De gegevens van 2015, 2016, 2017, 2018, 2019 en 2020 zijn voorlopig.

Wijzigingen per 30 september 2022:
De cijfers voor 2015-2019 zijn bijgesteld, als gevolg van de bijstellingenbeleid van het CBS. Voor de cijfers over 2019 is daarnaast verdelingsinformatie gebruikt die bij de vorige publicatie nog niet beschikbaar was. De uitkomsten voor 2020 zijn toegevoegd.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
De nieuwe cijfers komen in september 2023.

Toelichting onderwerpen

Totaal bedrag
Inkomens
Ontvangsten uit productie, loon, uitkering en vermogen. Zo is de beloning van werknemers het loon uit arbeid dat werknemers ontvangen inclusief de sociale premies ten laste van werkgevers. Tevens worden diverse saldi als inkomen gezien, zoals bruto exploitatieoverschot, bruto gemengd inkomen en bruto beschikbaar inkomen. Ook sociale overdrachten in natura zijn inkomens, die opgeteld bij het bruto beschikbaar inkomen het alternatief beschikbaar inkomen oplevert.
Bruto exploitatieoverschot
Het exploitatieoverschot is het saldo dat resteert nadat de toegevoegde waarde tegen basisprijzen is verminderd met de beloning van werknemers en het saldo van belastingen en subsidies op productie en invoer. Bij zelfstandigen (die deel uitmaken van de sector huishoudens) wordt dit saldo gemengd inkomen genoemd omdat het ook de beloning voor de door hen geleverde arbeid bevat.
Bij huishoudens is het exploitatieoverschot gelijk aan inkomsten uit woondiensten vanwege eigen woningbezit.
In de nationale rekeningen betekent 'bruto' vóór aftrek van afschrijvingen (het verbruik van vaste activa) en 'netto' na aftrek van afschrijvingen.
Bruto gemengd inkomen
Het gemengd inkomen bestaat bij huishoudens voornamelijk uit het inkomen van zelfstandigen (ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid). Dit inkomen uit zelfstandige activiteit heeft kenmerken van loon en kenmerken van winst omdat werkzaamheden in de hoedanigheid van ondernemer zijn uitgevoerd. Ook valt onder het gemengd inkomen het inkomen uit verhuur van woningen en het inkomen dat verdiend wordt in de grijze en illegale economie.
In de nationale rekeningen betekent 'bruto' vóór aftrek van afschrijvingen (het verbruik van vaste activa) en 'netto' na aftrek van afschrijvingen.
Beloning van werknemers
De totale vergoeding, in geld of in natura, die door een werkgever aan een werknemer verschuldigd is voor de arbeid die deze tijdens een verslagperiode heeft verricht. De beloning van werknemers is gelijk aan het totaal van lonen en sociale premies ten laste van werkgevers.
Bruto beschikbaar inkomen
Het beschikbaar inkomen geeft aan over welk inkomen een sector kan beschikken na herverdeling van het primaire inkomen door al dan niet verplichte inkomensoverdrachten tussen de sectoren (belastingen op inkomen en vermogen, sociale premies en uitkeringen en overige inkomensoverdrachten).
In de nationale rekeningen betekent 'bruto' vóór aftrek van afschrijvingen (het verbruik van vaste activa) en 'netto' na aftrek van afschrijvingen.
Sociale overdrachten in natura
Sociale overdrachten in natura bestaan uit afzonderlijke goederen en diensten die door overheidsinstellingen en izw's t.b.v. huishoudens gratis of tegen economisch niet-significante prijzen aan individuele huishoudens worden verstrekt. Onder sociale uitkeringen in natura vallen onder andere de uitkeringen van de zorgverzekeringswet, uitkeringen sociale voorziening, de wet maatschappelijke ondersteuning en de algemene wet bijzondere ziektekosten. Sociale uitkeringen in natura kunnen worden verdeeld in vergoedingen van daadwerkelijk door de betreffende huishoudens aangeschafte goederen en diensten en in diensten die rechtstreeks aan de huishoudens worden verleend.
In het tweede geval worden goederen en diensten die door de producenten rechtstreeks aan de begunstigden worden geleverd geheel of gedeeltelijk betaald door de overheid of door instellingen zonder winstoogmerk. De bestemming voor sociale uitkeringen in natura is vooral terug te vinden in de zorg, maar in mindere mate ook in OV jaarkaarten voor studenten en huursubsidies.
Bruto alternatief beschikbaar inkomen
Het alternatief beschikbaar inkomen is het beschikbaar inkomen van huishoudens aangevuld met de bestedingen van overheid en de instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens aan sociale overdrachten in natura. Deze variabele vergemakkelijkt vergelijkingen in de tijd en in internationaal verband aangezien er sprake is van verschillen en wijzigingen in de economische en sociale omstandigheden.
In de nationale rekeningen betekent 'bruto' vóór aftrek van afschrijvingen (het verbruik van vaste activa) en 'netto' na aftrek van afschrijvingen.
Bestedingen
Uitgaven aan goederen en diensten die worden gebruikt voor de rechtstreekse bevrediging van individuele behoeften. Dit bestaat uit de consumptieve bestedingen door huishoudens en uit de werkelijke individuele bestedingen.
Consumptieve bestedingen
Uitgaven aan goederen en diensten die worden gebruikt voor de rechtstreekse bevrediging van individuele of collectieve behoeften. De consumptieve bestedingen kunnen zowel op het eigen grondgebied als in het buitenland worden gedaan, maar het gaat altijd om uitgaven door ingezeten institutionele eenheden, dat wil zeggen in Nederland gevestigde huishoudens en overheidsinstanties. Consumptieve bestedingen worden gedaan door huishoudens, instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens, en de overheid. Ondernemingen consumeren niet: kosten aan goederen en diensten die ondernemingen maken ten behoeve van hun productie vallen hier niet onder, maar onder intermediair verbruik of investeringen. De overheid is een speciaal geval. Ook de overheid kent intermediair verbruik, naar analogie van ondernemingen. Maar de productie die de overheid levert en waar niet rechtstreeks voor wordt betaald, niet-markt-output (veiligheid bijvoorbeeld), valt onder de overheidsconsumptie. Het heet dat de overheid 'haar eigen productie consumeert'. Binnen de nationale rekeningen moet alles wat wordt geproduceerd namelijk ook worden afgenomen. Dat de consumptie van de overheidsproductie bij de overheid zelf is neergelegd, is een conventie. Daarnaast bevat de overheidsconsumptie ook door de overheid verstrekte sociale uitkeringen in natura zoals basiszorg (gefinancierd uit AWBZ en de Zorgverzekeringswet) en huurtoeslag.
Werkelijke individuele bestedingen
Werkelijke individuele bestedingen van huishoudens zijn gelijk aan sociale overdrachten in natura plus de consumptieve bestedingen.
Bruto besparingen
Het gedeelte van het beschikbaar inkomen dat niet voor consumptieve bestedingen is gebruikt.
Vermogens
Vermogen is het saldo van bezittingen en schulden. De bezittingen bestaan vooral uit pensioenrechten, woningen, grond onder woningen, banktegoeden en chartaal geld, en effecten. De schulden omvatten onder meer schulden ten behoeve van een eigen woning en consumptief krediet. De eigen woning en overige onroerende zaken zijn gewaardeerd op marktwaarde.
Enkele zaken zijn bij de berekening van het vermogen niet meegerekend door gebrek aan gegevens. Duurzame consumptiegoederen (met uitzondering van de eigen woning), juwelen en antiek worden niet tot het bezit gerekend.
Vermogenssaldo
Het vermogenssaldo bestaat uit vorderingen minus schulden plus niet-financiële activa.
Vorderingen
Vorderingen zijn bezittingen van huishoudens.
Totaal
Pensioenrechten
Pensioenrechten omvatten financiële aanspraken van huidige en voormalige werknemers op:
a) hun werkgevers;
b) een pensioenfonds;
c) een levensverzekeraar (collectieve contracten).

Bij deze post gaat het om de zogenaamde tweede pijler van het Nederlandse pensioenstelsel, m.a.w. de door werknemers opgebouwde aanvullende pensioenen en niet om de AOW. Onder deze post worden de pensioenaanspraken geboekt, en niet de totale waarde van de beleggingen. De pensioenaanspraken kunnen afwijken van de waarde van de beleggingen. Als de dekkingsgraad bijvoorbeeld 110 procent bedraagt, zijn de beleggingen 10 procent meer waard dan de pensioenaanspraken.

Aanspraken van pensioenfondsen op pensioenbeheerders en rechten op niet-pensioenuitkeringen
Voor Nederland bevat deze categorie alleen aanspraken van pensioenfondsen op pensioenbeheerders, rechten op niet-pensioenuitkeringen komen hier niet voor.
Een werkgever kan een contract met een derde sluiten om het pensioenfonds voor zijn werknemers te administreren. Als de werkgever de voorwaarden van de pensioenregelingen blijft bepalen en de verantwoordelijkheid voor financieringstekorten en het recht op financieringsoverschotten behoudt, wordt de werkgever als pensioenbeheerder beschouwd en de eenheid die de werkzaamheden onder leiding van de pensioenbeheerder verricht als pensioenadministrateur. Als de overeenkomst tussen de werkgever en de derde inhoudt dat de werkgever de risico's en verantwoordelijkheid voor een financieringstekort aan de derde overdraagt in ruil voor het recht van de derde om overschotten te behouden, is de derde zowel pensioenbeheerder als pensioenadministrateur.
Overige vorderingen
Overige vorderingen zijn bezittingen van huishoudens exclusief de pensioenrechten.
Schulden
Schulden zijn bedragen die nog dienen te worden betaald.
Totaal
Woninghypotheken
Totaal van de hypothecaire leningen. Dit zijn langlopende leningen met als onderpand de woning die door de particulier zelf voor bewoning wordt gebruikt. Het betreft hier de waarde van de woninghypotheken aan het einde van de betreffende periode.

Overige schulden
Overige schulden zijn bedragen die nog dienen te worden betaald exclusief de woninghypotheken.
Niet-financiële activa
Niet-financiële activa zijn objecten die een economische waarde hebben, waar eigendomsrechten over kunnen worden uitgeoefend en die niet geldelijk van aard zijn. In de praktijk komt dit bij benadering neer op alle (niet geldelijke) objecten die verkocht kunnen worden. Voorbeelden van objecten die niet verkocht kunnen worden zijn de zee en de lucht. Voorbeelden van activa die geldelijk van aard zijn, zijn aandelen en pensioenen. Niet-financiële activa bestaan uit vaste activa, voorraden, grond, olie- en gasreserves en duurzame consumptiegoederen.

Gemiddeld bedrag
Bedrag per huishouden.
Inkomens
Ontvangsten uit productie, loon, uitkering en vermogen. Zo is de beloning van werknemers het loon uit arbeid dat werknemers ontvangen inclusief de sociale premies ten laste van werkgevers. Tevens worden diverse saldi als inkomen gezien, zoals bruto exploitatieoverschot, bruto gemengd inkomen en bruto beschikbaar inkomen. Ook sociale overdrachten in natura zijn inkomens, die opgeteld bij het bruto beschikbaar inkomen het alternatief beschikbaar inkomen oplevert.
Bruto exploitatieoverschot
Het exploitatieoverschot is het saldo dat resteert nadat de toegevoegde waarde tegen basisprijzen is verminderd met de beloning van werknemers en het saldo van belastingen en subsidies op productie en invoer. Bij zelfstandigen (die deel uitmaken van de sector huishoudens) wordt dit saldo gemengd inkomen genoemd omdat het ook de beloning voor de door hen geleverde arbeid bevat.
Bij huishoudens is het exploitatieoverschot gelijk aan inkomsten uit woondiensten vanwege eigen woningbezit.
In de nationale rekeningen betekent 'bruto' vóór aftrek van afschrijvingen (het verbruik van vaste activa) en 'netto' na aftrek van afschrijvingen.
Bruto gemengd inkomen
Het gemengd inkomen bestaat bij huishoudens voornamelijk uit het inkomen van zelfstandigen (ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid). Dit inkomen uit zelfstandige activiteit heeft kenmerken van loon en kenmerken van winst omdat werkzaamheden in de hoedanigheid van ondernemer zijn uitgevoerd. Ook valt onder het gemengd inkomen het inkomen uit verhuur van woningen en het inkomen dat verdiend wordt in de grijze en illegale economie.
In de nationale rekeningen betekent 'bruto' vóór aftrek van afschrijvingen (het verbruik van vaste activa) en 'netto' na aftrek van afschrijvingen.
Beloning van werknemers
De totale vergoeding, in geld of in natura, die door een werkgever aan een werknemer verschuldigd is voor de arbeid die deze tijdens een verslagperiode heeft verricht. De beloning van werknemers is gelijk aan het totaal van lonen en sociale premies ten laste van werkgevers.
Bruto beschikbaar inkomen
Het beschikbaar inkomen geeft aan over welk inkomen een sector kan beschikken na herverdeling van het primaire inkomen door al dan niet verplichte inkomensoverdrachten tussen de sectoren (belastingen op inkomen en vermogen, sociale premies en uitkeringen en overige inkomensoverdrachten).
In de nationale rekeningen betekent 'bruto' vóór aftrek van afschrijvingen (het verbruik van vaste activa) en 'netto' na aftrek van afschrijvingen.
Sociale overdrachten in natura
Sociale overdrachten in natura bestaan uit afzonderlijke goederen en diensten die door overheidsinstellingen en izw's t.b.v. huishoudens gratis of tegen economisch niet-significante prijzen aan individuele huishoudens worden verstrekt. Onder sociale uitkeringen in natura vallen onder andere de uitkeringen van de zorgverzekeringswet, uitkeringen sociale voorziening, de wet maatschappelijke ondersteuning en de algemene wet bijzondere ziektekosten. Sociale uitkeringen in natura kunnen worden verdeeld in vergoedingen van daadwerkelijk door de betreffende huishoudens aangeschafte goederen en diensten en in diensten die rechtstreeks aan de huishoudens worden verleend.
In het tweede geval worden goederen en diensten die door de producenten rechtstreeks aan de begunstigden worden geleverd geheel of gedeeltelijk betaald door de overheid of door instellingen zonder winstoogmerk. De bestemming voor sociale uitkeringen in natura is vooral terug te vinden in de zorg, maar in mindere mate ook in OV jaarkaarten voor studenten en huursubsidies.
Bruto alternatief beschikbaar inkomen
Het alternatief beschikbaar inkomen is het beschikbaar inkomen van huishoudens aangevuld met de bestedingen van overheid en de instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens aan sociale overdrachten in natura. Deze variabele vergemakkelijkt vergelijkingen in de tijd en in internationaal verband aangezien er sprake is van verschillen en wijzigingen in de economische en sociale omstandigheden.
In de nationale rekeningen betekent 'bruto' vóór aftrek van afschrijvingen (het verbruik van vaste activa) en 'netto' na aftrek van afschrijvingen.
Bestedingen
Uitgaven aan goederen en diensten die worden gebruikt voor de rechtstreekse bevrediging van individuele behoeften. Dit bestaat uit de consumptieve bestedingen door huishoudens en uit de werkelijke individuele bestedingen.
Consumptieve bestedingen
Uitgaven aan goederen en diensten die worden gebruikt voor de rechtstreekse bevrediging van individuele of collectieve behoeften. De consumptieve bestedingen kunnen zowel op het eigen grondgebied als in het buitenland worden gedaan, maar het gaat altijd om uitgaven door ingezeten institutionele eenheden, dat wil zeggen in Nederland gevestigde huishoudens en overheidsinstanties. Consumptieve bestedingen worden gedaan door huishoudens, instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens, en de overheid. Ondernemingen consumeren niet: kosten aan goederen en diensten die ondernemingen maken ten behoeve van hun productie vallen hier niet onder, maar onder intermediair verbruik of investeringen. De overheid is een speciaal geval. Ook de overheid kent intermediair verbruik, naar analogie van ondernemingen. Maar de productie die de overheid levert en waar niet rechtstreeks voor wordt betaald, niet-markt-output (veiligheid bijvoorbeeld), valt onder de overheidsconsumptie. Het heet dat de overheid 'haar eigen productie consumeert'. Binnen de nationale rekeningen moet alles wat wordt geproduceerd namelijk ook worden afgenomen. Dat de consumptie van de overheidsproductie bij de overheid zelf is neergelegd, is een conventie. Daarnaast bevat de overheidsconsumptie ook door de overheid verstrekte sociale uitkeringen in natura zoals basiszorg (gefinancierd uit AWBZ en de Zorgverzekeringswet) en huurtoeslag.
Werkelijke individuele bestedingen
Werkelijke individuele bestedingen van huishoudens zijn gelijk aan sociale overdrachten in natura plus de consumptieve bestedingen.
Bruto besparingen
Het gedeelte van het beschikbaar inkomen dat niet voor consumptieve bestedingen is gebruikt.
Vermogens
Vermogen is het saldo van bezittingen en schulden. De bezittingen bestaan vooral uit pensioenrechten, woningen, grond onder woningen, banktegoeden en chartaal geld, en effecten. De schulden omvatten onder meer schulden ten behoeve van een eigen woning en consumptief krediet. De eigen woning en overige onroerende zaken zijn gewaardeerd op marktwaarde.
Enkele zaken zijn bij de berekening van het vermogen niet meegerekend door gebrek aan gegevens. Duurzame consumptiegoederen (met uitzondering van de eigen woning), juwelen en antiek worden niet tot het bezit gerekend.
Vermogenssaldo
Het vermogenssaldo bestaat uit vorderingen minus schulden plus niet-financiële activa.
Vorderingen
Vorderingen zijn bezittingen van huishoudens.
Totaal
Pensioenrechten
Pensioenrechten omvatten financiële aanspraken van huidige en voormalige werknemers op:
a) hun werkgevers;
b) een pensioenfonds;
c) een levensverzekeraar (collectieve contracten).

Bij deze post gaat het om de zogenaamde tweede pijler van het Nederlandse pensioenstelsel, m.a.w. de door werknemers opgebouwde aanvullende pensioenen en niet om de AOW. Onder deze post worden de pensioenaanspraken geboekt, en niet de totale waarde van de beleggingen. De pensioenaanspraken kunnen afwijken van de waarde van de beleggingen. Als de dekkingsgraad bijvoorbeeld 110 procent bedraagt, zijn de beleggingen 10 procent meer waard dan de pensioenaanspraken.

Aanspraken van pensioenfondsen op pensioenbeheerders en rechten op niet-pensioenuitkeringen
Voor Nederland bevat deze categorie alleen aanspraken van pensioenfondsen op pensioenbeheerders, rechten op niet-pensioenuitkeringen komen hier niet voor.
Een werkgever kan een contract met een derde sluiten om het pensioenfonds voor zijn werknemers te administreren. Als de werkgever de voorwaarden van de pensioenregelingen blijft bepalen en de verantwoordelijkheid voor financieringstekorten en het recht op financieringsoverschotten behoudt, wordt de werkgever als pensioenbeheerder beschouwd en de eenheid die de werkzaamheden onder leiding van de pensioenbeheerder verricht als pensioenadministrateur. Als de overeenkomst tussen de werkgever en de derde inhoudt dat de werkgever de risico's en verantwoordelijkheid voor een financieringstekort aan de derde overdraagt in ruil voor het recht van de derde om overschotten te behouden, is de derde zowel pensioenbeheerder als pensioenadministrateur.
Overige vorderingen
Overige vorderingen zijn bezittingen van huishoudens exclusief de pensioenrechten.
Schulden
Schulden zijn bedragen die nog dienen te worden betaald.
Totaal
Woninghypotheken
Totaal van de hypothecaire leningen. Dit zijn langlopende leningen met als onderpand de woning die door de particulier zelf voor bewoning wordt gebruikt. Het betreft hier de waarde van de woninghypotheken aan het einde van de betreffende periode.

Overige schulden
Overige schulden zijn bedragen die nog dienen te worden betaald exclusief de woninghypotheken.
Niet-financiële activa
Niet-financiële activa zijn objecten die een economische waarde hebben, waar eigendomsrechten over kunnen worden uitgeoefend en die niet geldelijk van aard zijn. In de praktijk komt dit bij benadering neer op alle (niet geldelijke) objecten die verkocht kunnen worden. Voorbeelden van objecten die niet verkocht kunnen worden zijn de zee en de lucht. Voorbeelden van activa die geldelijk van aard zijn, zijn aandelen en pensioenen. Niet-financiële activa bestaan uit vaste activa, voorraden, grond, olie- en gasreserves en duurzame consumptiegoederen.
Gestandaardiseerd bedrag
Bedrag per huishouden omgerekend naar eenpersoonshuishouden.
Inkomens
Ontvangsten uit productie, loon, uitkering en vermogen. Zo is de beloning van werknemers het loon uit arbeid dat werknemers ontvangen inclusief de sociale premies ten laste van werkgevers. Tevens worden diverse saldi als inkomen gezien, zoals bruto exploitatieoverschot, bruto gemengd inkomen en bruto beschikbaar inkomen. Ook sociale overdrachten in natura zijn inkomens, die opgeteld bij het bruto beschikbaar inkomen het alternatief beschikbaar inkomen oplevert.
Bruto exploitatieoverschot
Het exploitatieoverschot is het saldo dat resteert nadat de toegevoegde waarde tegen basisprijzen is verminderd met de beloning van werknemers en het saldo van belastingen en subsidies op productie en invoer. Bij zelfstandigen (die deel uitmaken van de sector huishoudens) wordt dit saldo gemengd inkomen genoemd omdat het ook de beloning voor de door hen geleverde arbeid bevat.
Bij huishoudens is het exploitatieoverschot gelijk aan inkomsten uit woondiensten vanwege eigen woningbezit.
In de nationale rekeningen betekent 'bruto' vóór aftrek van afschrijvingen (het verbruik van vaste activa) en 'netto' na aftrek van afschrijvingen.
Bruto gemengd inkomen
Het gemengd inkomen bestaat bij huishoudens voornamelijk uit het inkomen van zelfstandigen (ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid). Dit inkomen uit zelfstandige activiteit heeft kenmerken van loon en kenmerken van winst omdat werkzaamheden in de hoedanigheid van ondernemer zijn uitgevoerd. Ook valt onder het gemengd inkomen het inkomen uit verhuur van woningen en het inkomen dat verdiend wordt in de grijze en illegale economie.
In de nationale rekeningen betekent 'bruto' vóór aftrek van afschrijvingen (het verbruik van vaste activa) en 'netto' na aftrek van afschrijvingen.
Beloning van werknemers
De totale vergoeding, in geld of in natura, die door een werkgever aan een werknemer verschuldigd is voor de arbeid die deze tijdens een verslagperiode heeft verricht. De beloning van werknemers is gelijk aan het totaal van lonen en sociale premies ten laste van werkgevers.
Bruto beschikbaar inkomen
Het beschikbaar inkomen geeft aan over welk inkomen een sector kan beschikken na herverdeling van het primaire inkomen door al dan niet verplichte inkomensoverdrachten tussen de sectoren (belastingen op inkomen en vermogen, sociale premies en uitkeringen en overige inkomensoverdrachten).
In de nationale rekeningen betekent 'bruto' vóór aftrek van afschrijvingen (het verbruik van vaste activa) en 'netto' na aftrek van afschrijvingen.
Sociale overdrachten in natura
Sociale overdrachten in natura bestaan uit afzonderlijke goederen en diensten die door overheidsinstellingen en izw's t.b.v. huishoudens gratis of tegen economisch niet-significante prijzen aan individuele huishoudens worden verstrekt. Onder sociale uitkeringen in natura vallen onder andere de uitkeringen van de zorgverzekeringswet, uitkeringen sociale voorziening, de wet maatschappelijke ondersteuning en de algemene wet bijzondere ziektekosten. Sociale uitkeringen in natura kunnen worden verdeeld in vergoedingen van daadwerkelijk door de betreffende huishoudens aangeschafte goederen en diensten en in diensten die rechtstreeks aan de huishoudens worden verleend.
In het tweede geval worden goederen en diensten die door de producenten rechtstreeks aan de begunstigden worden geleverd geheel of gedeeltelijk betaald door de overheid of door instellingen zonder winstoogmerk. De bestemming voor sociale uitkeringen in natura is vooral terug te vinden in de zorg, maar in mindere mate ook in OV jaarkaarten voor studenten en huursubsidies.
Bruto alternatief beschikbaar inkomen
Het alternatief beschikbaar inkomen is het beschikbaar inkomen van huishoudens aangevuld met de bestedingen van overheid en de instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens aan sociale overdrachten in natura. Deze variabele vergemakkelijkt vergelijkingen in de tijd en in internationaal verband aangezien er sprake is van verschillen en wijzigingen in de economische en sociale omstandigheden.
In de nationale rekeningen betekent 'bruto' vóór aftrek van afschrijvingen (het verbruik van vaste activa) en 'netto' na aftrek van afschrijvingen.
Bestedingen
Uitgaven aan goederen en diensten die worden gebruikt voor de rechtstreekse bevrediging van individuele behoeften. Dit bestaat uit de consumptieve bestedingen door huishoudens en uit de werkelijke individuele bestedingen.
Consumptieve bestedingen
Uitgaven aan goederen en diensten die worden gebruikt voor de rechtstreekse bevrediging van individuele of collectieve behoeften. De consumptieve bestedingen kunnen zowel op het eigen grondgebied als in het buitenland worden gedaan, maar het gaat altijd om uitgaven door ingezeten institutionele eenheden, dat wil zeggen in Nederland gevestigde huishoudens en overheidsinstanties. Consumptieve bestedingen worden gedaan door huishoudens, instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens, en de overheid. Ondernemingen consumeren niet: kosten aan goederen en diensten die ondernemingen maken ten behoeve van hun productie vallen hier niet onder, maar onder intermediair verbruik of investeringen. De overheid is een speciaal geval. Ook de overheid kent intermediair verbruik, naar analogie van ondernemingen. Maar de productie die de overheid levert en waar niet rechtstreeks voor wordt betaald, niet-markt-output (veiligheid bijvoorbeeld), valt onder de overheidsconsumptie. Het heet dat de overheid 'haar eigen productie consumeert'. Binnen de nationale rekeningen moet alles wat wordt geproduceerd namelijk ook worden afgenomen. Dat de consumptie van de overheidsproductie bij de overheid zelf is neergelegd, is een conventie. Daarnaast bevat de overheidsconsumptie ook door de overheid verstrekte sociale uitkeringen in natura zoals basiszorg (gefinancierd uit AWBZ en de Zorgverzekeringswet) en huurtoeslag.
Werkelijke individuele bestedingen
Werkelijke individuele bestedingen van huishoudens zijn gelijk aan sociale overdrachten in natura plus de consumptieve bestedingen.
Bruto besparingen
Het gedeelte van het beschikbaar inkomen dat niet voor consumptieve bestedingen is gebruikt.
Vermogens
Vermogen is het saldo van bezittingen en schulden. De bezittingen bestaan vooral uit pensioenrechten, woningen, grond onder woningen, banktegoeden en chartaal geld, en effecten. De schulden omvatten onder meer schulden ten behoeve van een eigen woning en consumptief krediet. De eigen woning en overige onroerende zaken zijn gewaardeerd op marktwaarde.
Enkele zaken zijn bij de berekening van het vermogen niet meegerekend door gebrek aan gegevens. Duurzame consumptiegoederen (met uitzondering van de eigen woning), juwelen en antiek worden niet tot het bezit gerekend.
Vermogenssaldo
Het vermogenssaldo bestaat uit vorderingen minus schulden plus niet-financiële activa.
Vorderingen
Vorderingen zijn bezittingen van huishoudens.
Totaal
Pensioenrechten
Pensioenrechten omvatten financiële aanspraken van huidige en voormalige werknemers op:
a) hun werkgevers;
b) een pensioenfonds;
c) een levensverzekeraar (collectieve contracten).

Bij deze post gaat het om de zogenaamde tweede pijler van het Nederlandse pensioenstelsel, m.a.w. de door werknemers opgebouwde aanvullende pensioenen en niet om de AOW. Onder deze post worden de pensioenaanspraken geboekt, en niet de totale waarde van de beleggingen. De pensioenaanspraken kunnen afwijken van de waarde van de beleggingen. Als de dekkingsgraad bijvoorbeeld 110 procent bedraagt, zijn de beleggingen 10 procent meer waard dan de pensioenaanspraken.

Aanspraken van pensioenfondsen op pensioenbeheerders en rechten op niet-pensioenuitkeringen
Voor Nederland bevat deze categorie alleen aanspraken van pensioenfondsen op pensioenbeheerders, rechten op niet-pensioenuitkeringen komen hier niet voor.
Een werkgever kan een contract met een derde sluiten om het pensioenfonds voor zijn werknemers te administreren. Als de werkgever de voorwaarden van de pensioenregelingen blijft bepalen en de verantwoordelijkheid voor financieringstekorten en het recht op financieringsoverschotten behoudt, wordt de werkgever als pensioenbeheerder beschouwd en de eenheid die de werkzaamheden onder leiding van de pensioenbeheerder verricht als pensioenadministrateur. Als de overeenkomst tussen de werkgever en de derde inhoudt dat de werkgever de risico's en verantwoordelijkheid voor een financieringstekort aan de derde overdraagt in ruil voor het recht van de derde om overschotten te behouden, is de derde zowel pensioenbeheerder als pensioenadministrateur.
Overige vorderingen
Overige vorderingen zijn bezittingen van huishoudens exclusief de pensioenrechten.
Schulden
Schulden zijn bedragen die nog dienen te worden betaald.
Totaal
Woninghypotheken
Totaal van de hypothecaire leningen. Dit zijn langlopende leningen met als onderpand de woning die door de particulier zelf voor bewoning wordt gebruikt. Het betreft hier de waarde van de woninghypotheken aan het einde van de betreffende periode.

Overige schulden
Overige schulden zijn bedragen die nog dienen te worden betaald exclusief de woninghypotheken.
Niet-financiële activa
Niet-financiële activa zijn objecten die een economische waarde hebben, waar eigendomsrechten over kunnen worden uitgeoefend en die niet geldelijk van aard zijn. In de praktijk komt dit bij benadering neer op alle (niet geldelijke) objecten die verkocht kunnen worden. Voorbeelden van objecten die niet verkocht kunnen worden zijn de zee en de lucht. Voorbeelden van activa die geldelijk van aard zijn, zijn aandelen en pensioenen. Niet-financiële activa bestaan uit vaste activa, voorraden, grond, olie- en gasreserves en duurzame consumptiegoederen.