Sectoren; seizoen- en werkdaggecorrigeerde cijfers, nationale rekeningen

Sectoren; seizoen- en werkdaggecorrigeerde cijfers, nationale rekeningen

Seizoen- en werkdagcorrectie Perioden Overheid Totaal uitgaven (mln euro)
Oorspronkelijke, ongecorrigeerde cijfers 2023 4e kwartaal* 118.638
Seizoen- en werkdaggecorrigeerde cijfers 2023 4e kwartaal* 113.690
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Deze tabel geeft een overzicht van enkele niet-financiële (lopende) transacties en saldi per kwartaal van de institutionele sectoren van de Nederlandse economie. De bedragen zijn zowel seizoen- en werkdaggecorrigeerd als niet-gecorrigeerd gepresenteerd. Door de kwartaaluitkomsten te schonen voor seizoen- en werkdageffecten kunnen kwartaal op kwartaalontwikkelingen beter worden vergeleken en ook de onderliggende trendmatige ontwikkeling gemakkelijker worden gevolgd. De niet-gecorrigeerde cijfers komen overeen met (tellingen van) niet-geconsolideerde gegevens uit de tabel 'lopende transacties naar sectoren'. Voor de totale inkomsten en uitgaven van de overheid betreft het tellingen van geconsolideerde gegevens.

Gegevens beschikbaar vanaf het eerste kwartaal van 1999.

Status van de cijfers:
De gegevens van 1999 tot en met 2020 zijn definitief. Gegevens van 2021, 2022 en 2023 hebben de status voorlopig.

Wijzigingen per 25 maart 2024:
Cijfers over het vierde kwartaal van 2023 zijn toegevoegd.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
85 dagen na afloop van een verslagkwartaal komt de eerste kwartaalraming beschikbaar. Mocht daarna nog nieuwe kwartaalinformatie beschikbaar komen, dan kan in september het eerste, en in december het tweede kwartaal nog worden herzien. In maart kunnen de eerste drie kwartalen nog worden bijgesteld. Als in juni nieuwe jaarcijfers beschikbaar komen, dan worden de kwartaalcijfers opnieuw herzien zodat ze aansluiten op die jaarcijfers. Hiernaast kunnen er tussentijdse actualisaties plaatsvinden om eind maart en eind september de meest actuele gegevens over de overheid aan de Europese Commissie te verstrekken.

Toelichting onderwerpen

Overheid
De overheid bestaat ten eerste uit eenheden die uitvoerende, wetgevende en rechterlijke bevoegdheden op nationaal of regionaal niveau hebben. Zij hebben daarmee de bevoegdheid belastingen en andere verplichte heffingen op te leggen en wetten vast te stellen die het gedrag van economische eenheden beïnvloeden. Het gaat hierbij in Nederland om het rijk, gemeenten, provincies, waterschappen en dergelijke. Daarnaast worden die instellingen tot de overheid gerekend die gecontroleerd en voornamelijk gefinancierd worden door de eerder genoemde eenheden, én daarbij niet voor de markt produceren. Van niet-marktproductie is sprake als de verkoopopbrengsten structureel minder zijn dan 50 procent van de productiekosten. Dergelijke entiteiten zijn vaak opgericht voor specifieke taken, zoals de aanleg van wegen of de niet-marktproductie van diensten op het gebied van gezondheidszorg, onderwijs of onderzoek. Op deze wijze worden onder meer ook ProRail en de Open Universiteit tot de overheid gerekend. Nederlandse overheidsinstellingen die werkzaam zijn in het buitenland, zoals ambassades, behoren ook tot de Nederlandse overheid. Omgekeerd worden buitenlandse ambassades en internationale instellingen, zoals Europol en het Internationaal gerechtshof, daar niet toe gerekend.

Niet tot de sector overheid behoren bijvoorbeeld De Nederlandsche Bank (DNB), de NS, ziekenhuizen en energiebedrijven, maar ook sommige Zelfstandige Bestuursorganen (ZBO's) als het Kadaster. Zij worden wel in min of meerdere mate gecontroleerd door de overheid. Hun diensten en goederen worden echter (grotendeels) gefinancierd via tarieven, waardoor er sprake is van marktproductie. De sector overheid bestaat uit drie subsectoren: centrale overheid, lokale overheid en socialezekerheidsfondsen.

De belangrijkste economische functies van de overheid zijn:
a) het verschaffen van goederen en diensten aan de gemeenschap, hetzij voor collectieve consumptie, zoals bij openbaar bestuur, defensie en wetshandhaving, hetzij voor individuele consumptie, zoals bij onderwijs, gezondheidszorg, recreatie en culturele voorzieningen, en de financiering hiervan uit belastingmiddelen en andere inkomsten;
b) het herverdelen van inkomen en vermogen door middel van overdrachten, zoals door belastingen en sociale uitkeringen;
c) het verrichten van andere vormen van niet-marktproductie.
Totaal uitgaven
Totale uitgaven van de overheid. Tot de uitgaven behoren de beloning van werknemers, intermediair verbruik, investeringen, uitkeringen wettelijke sociale verzekering, uitkeringen sociale voorziening, subsidies, inkomen uit vermogen, overige uitgaven niet elders gespecificeerd (niet-productgebonden belastingen op productie, uitkeringen rechtstreeks door werkgevers, overige inkomensoverdrachten, kapitaaloverdrachten, saldo aan- en verkopen van niet-geproduceerde niet-financiële activa).
Afschrijvingen worden niet gerekend tot de uitgaven, investeringen wel.