Energiebalans; aanbod en verbruik, sector

Energiebalans; aanbod en verbruik, sector

Energiedragers Sectoren Perioden Opbouw vanuit verbruik Totaal verbruik (PJ) Opbouw vanuit verbruik Finaal energieverbruik (PJ) Opbouw vanuit verbruik Niet-energetisch gebruik (PJ)
Aardgas Totaal energiesector en eindgebruikers 2012 1.414,2 704,4 128,4
Aardgas Totaal energiesector en eindgebruikers 2013 1.408,1 725,6 107,7
Aardgas Totaal energiesector en eindgebruikers 2014 1.235,8 591,4 115,3
Aardgas Totaal energiesector en eindgebruikers 2015 1.216,3 628,3 99,5
Aardgas Totaal energiesector en eindgebruikers 2016 1.265,8 657,9 95,5
Aardgas Totaal energiesector en eindgebruikers 2017 1.306,7 645,4 112,6
Aardgas 20-21 Chemie en farmaceutische industrie 2012 193,7 63,9 96,1
Aardgas 20-21 Chemie en farmaceutische industrie 2013 200,5 67,9 96,7
Aardgas 20-21 Chemie en farmaceutische industrie 2014 189,6 65,1 100,1
Aardgas 20-21 Chemie en farmaceutische industrie 2015 189,5 63,9 99,5
Aardgas 20-21 Chemie en farmaceutische industrie 2016 197,6 70,0 95,5
Aardgas 20-21 Chemie en farmaceutische industrie 2017 219,0 71,3 107,2
Aardgas 20 Chemische industrie 2012 191,1 61,8 96,1
Aardgas 20 Chemische industrie 2013 197,8 65,6 96,7
Aardgas 20 Chemische industrie 2014 186,9 62,8 100,1
Aardgas 20 Chemische industrie 2015 187,1 61,9 99,5
Aardgas 20 Chemische industrie 2016 195,3 68,1 95,5
Aardgas 20 Chemische industrie 2017 216,6 69,5 107,2
Aardgas 201 Basischemie 2012 182,2 56,2 96,1
Aardgas 201 Basischemie 2013 189,2 60,0 96,7
Aardgas 201 Basischemie 2014 179,7 57,6 100,1
Aardgas 201 Basischemie 2015 181,2 56,3 99,5
Aardgas 201 Basischemie 2016 189,6 62,7 95,5
Aardgas 201 Basischemie 2017 211,1 64,3 107,2
Aardgas 2011 Industriële gassenindustrie 2012 30,1 6,9 22,5
Aardgas 2011 Industriële gassenindustrie 2013 28,9 6,3 21,7
Aardgas 2011 Industriële gassenindustrie 2014 31,8 6,6 24,6
Aardgas 2011 Industriële gassenindustrie 2015 27,8 5,7 20,7
Aardgas 2011 Industriële gassenindustrie 2016 36,1 6,3 19,5
Aardgas 2011 Industriële gassenindustrie 2017 39,3 6,4 24,3
Aardgas 2012 Kleur- en verfstoffenindustrie 2012 1,1 1,1
Aardgas 2012 Kleur- en verfstoffenindustrie 2013 1,2 1,2
Aardgas 2012 Kleur- en verfstoffenindustrie 2014 1,0 1,0
Aardgas 2012 Kleur- en verfstoffenindustrie 2015 0,9 0,9
Aardgas 2012 Kleur- en verfstoffenindustrie 2016 1,0 1,0
Aardgas 2012 Kleur- en verfstoffenindustrie 2017 0,7 0,7
Aardgas 2013 Overige anorganische basischemie 2012 13,4 5,7
Aardgas 2013 Overige anorganische basischemie 2013 12,9 5,0
Aardgas 2013 Overige anorganische basischemie 2014 7,8 5,2
Aardgas 2013 Overige anorganische basischemie 2015 6,2 3,7
Aardgas 2013 Overige anorganische basischemie 2016 6,2 4,7
Aardgas 2013 Overige anorganische basischemie 2017 18,4 4,9
Aardgas 2014 Organische basischemie 2012 37,2 17,3 8,8
Aardgas 2014 Organische basischemie 2013 39,7 19,3 7,7
Aardgas 2014 Organische basischemie 2014 37,6 18,3 11,6
Aardgas 2014 Organische basischemie 2015 37,3 18,4 11,6
Aardgas 2014 Organische basischemie 2016 39,2 20,2 9,2
Aardgas 2014 Organische basischemie 2017 45,6 22,9 13,2
Aardgas 2015 Kunstmestindustrie 2012 88,6 20,5 64,2
Aardgas 2015 Kunstmestindustrie 2013 93,0 22,4 66,5
Aardgas 2015 Kunstmestindustrie 2014 88,5 21,2 63,2
Aardgas 2015 Kunstmestindustrie 2015 93,3 22,5 66,9
Aardgas 2015 Kunstmestindustrie 2016 95,8 25,1 66,8
Aardgas 2015 Kunstmestindustrie 2017 97,1 23,5 69,6
Aardgas Kunststof- en rubberindustrie 2012 11,8 4,7 0,6
Aardgas Kunststof- en rubberindustrie 2013 13,5 5,8 0,7
Aardgas Kunststof- en rubberindustrie 2014 13,0 5,4 0,7
Aardgas Kunststof- en rubberindustrie 2015 15,7 5,2 0,3
Aardgas Kunststof- en rubberindustrie 2016 11,2 5,4
Aardgas Kunststof- en rubberindustrie 2017 10,0 5,8
Aardgas 202-206 Overige chemische industrie 2012 8,9 5,6
Aardgas 202-206 Overige chemische industrie 2013 8,6 5,6
Aardgas 202-206 Overige chemische industrie 2014 7,2 5,2
Aardgas 202-206 Overige chemische industrie 2015 6,0 5,6
Aardgas 202-206 Overige chemische industrie 2016 5,7 5,5
Aardgas 202-206 Overige chemische industrie 2017 5,5 5,2
Aardgas 21 Farmaceutische industrie 2012 2,6 2,2
Aardgas 21 Farmaceutische industrie 2013 2,6 2,2
Aardgas 21 Farmaceutische industrie 2014 2,7 2,3
Aardgas 21 Farmaceutische industrie 2015 2,3 2,0
Aardgas 21 Farmaceutische industrie 2016 2,4 1,9
Aardgas 21 Farmaceutische industrie 2017 2,4 1,8
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Deze tabel bevat cijfers over het aanbod en verbruik van energie per sector en per energiedrager. Het aanbod van energie is gelijk aan de winning van energie plus de aanvoer minus de aflevering plus de voorraadmutatie. Het verbruik van energie is gelijk aan som van het eigen verbruik, de verliezen bij distributie, het finaal energieverbruik, het niet-energetisch gebruik en het saldo van inzet en productie van energie. Voor iedere sector is het aanbod van energie gelijk aan het verbruik van energie.

Voor sommige energiedragers is het totaal van de waargenomen binnenlandse afleveringen niet precies gelijk aan de som van de waargenomen binnenlands aanvoer. Voor deze energiedragers ontstaat dan een statistisch verschil wat niet aan een sector kan worden toegerekend.

De indeling in sectoren volgt op hoofdlijnen de indeling zoals gebruikelijk is in internationale energiestatistieken. Deze indeling is gebaseerd op functies van diverse sectoren in de energiehuishouding en op elementen uit de internationale standaard bedrijfsindeling. Er zijn twee hoofdsectoren: de energiesector (bedrijven met hoofdactiviteit het winnen of omzetten van energie) en energieafnemers (overige bedrijven en huishoudens).

Naast een uitsplitsing naar sectoren is er ook een uitsplitsing naar energiedrager, zoals kolen, diverse olieproducten, aardgas, hernieuwbare energie, elektriciteit en warmte.

De gebruikte definities in deze tabel sluiten precies aan op de definities in de tabel Energiebalans; aanbod, omzetting en verbruik. Die tabel bevat geen uitsplitsing naar sector (uitgezonderd finaal energieverbruik), maar geeft wel informatie over invoer, uitvoer en bunkers en geeft ook wat meer detail over de energiedragers.

Gegevens beschikbaar:
Vanaf 1990.

Status van de cijfers:
Alle cijfers tot en met verslagjaar 2021 zijn definitief. Cijfers over 2022 zijn nader voorlopig.

Wijzigingen per 25 maart 2024:
De energiebalans is gereviseerd en geherstructureerd. Het gaat vooral om het volgende:
1. Andere wijze van omgaan met biobrandstoffen die zijn bijgemengd in fossiele brandstoffen
2. Een uitsplitsing van de aardgasbalans van de landbouw in glastuinbouw en overige landbouw.
3. Hoger finaal energieverbruik van elektriciteit in diensten in 2021 en 2022.

1. Bijgemengde biobrandstoffen
Voorheen werden biobrandstoffen welke zijn gemengd met fossiele brandstoffen geteld bij aardoliegrondstoffen en -producten. In de nieuwe energiebalans tellen bijgemengde biobrandstoffen bij hernieuwbare energie en betreft aardoliegrondstoffen en -producten en de onderliggende producten (zoals benzine, diesel en kerosine) alleen het fossiele deel van mengsels van fossiele en biogene brandstoffen. Om dit duidelijk te maken zijn de namen van de energiedragers aangepast. Gevolg van deze aanpassing is dat een deel van de energie verplaatst is van aardolie naar hernieuwbaar. Voor totaal energiedragers blijft de energiebalans hetzelfde. Doel van deze aanpassing is om de toenemende rol van bijgemengde biobrandstoffen in de Energiebalans zichtbaar te maken en om beter aan te sluiten bij de Energiebalansen die Eurostat en het Internationaal Energieagentschap publiceren. Binnen hernieuwbare energie, biomassa is vloeibare biomassa nu een aparte energiedrager. Dit betreft zowel pure als bijgemengde biobrandstoffen.

2. Glastuinbouw apart
Het energieverbruik van de landbouw in Nederland vindt grotendeels plaats in de glastuinbouw. Er is daarom ook veel aandacht voor deze sector en behoefte aan aparte data over energieverbruik in de glastuinbouw. Om te voldoen aan deze behoefte is de sector landbouw uitgesplitst in twee deelsectoren: Glastuinbouw en overige landbouw. Vooralsnog publiceren we alleen aparte aardgascijfers over de glastuinbouw.

3. Hogere finaal energieverbruik van elektriciteit in diensten in 2021 en 2022.
De wijze van omgaan met elektrische wegvervoer is verbeterd waardoor de aanvoer en het finaal verbruik van elektriciteit in de diensten in 2021 en 2022 ruim 2 PJ hoger is geworden. Dit werkt ook door in de aanvoer van elektriciteit in de sector H (Vervoer en opslag).

Wijzigingen per 14 november 2023:
Voor de jaren 2021 en 2022 zijn de cijfers bijgesteld.
Cijfers voor de Energiebalans 2015 tot en met 2020 zijn gereviseerd. Het gaat om de volgende punten:
- Voor de jaren 2019 en 2020 is het finaal energieverbruik van warmte in de landbouw een paar PJ lager en dat van de diensten een paar PJ hoger als gevolg van een verbetering in de interpretatie van de beschikbare cijfers over aanvoer van warmte door de landbouw.
- Bij de winning van aardwarmte door de landbouw komt ook aardgas mee dat door de landbouwbedrijven zelf wordt verbruikt. Dit is nu meegenomen in de energiebalans. Het gaat om 0,2 PJ in 2015 oplopend tot 0,7 PJ in 2020.
- Er zijn enkele verbeteringen van data voor warmte in industrie doorgevoerd van ongeveer 1 PJ of kleiner.
- Er zijn enkele andere verbeteringen in data meegenomen, ook maximaal ongeveer 1PJ, meest kleiner.

Wijzigingen per 15 juni 2023:
Nader voorlopige cijfers over 2022 zijn toegevoegd.

Wijzigingen per 15 december 2022:
De cijfers vanaf 1990 tot en met 2019 zijn gereviseerd. De revisie betreft voornamelijk het verbruik van gas- dieselolie en licht stookolie en het werkt door in de bovenliggende energiedragers (totaal aardolieproducten en totaal aardoliegrondstoffen en –producten en totaal energiedragers).
De revisie is tweeledig:
- Nieuwe gegevens over het verbruik van diesel in mobiele werktuigen zijn verwerkt. Daardoor gaat het finaal energieverbruik van gas- dieselolie en licht stookolie bij de bouw, diensten en landbouw omhoog. De grootste wijziging zit bij de bouw (+10 PJ van 1990 t/m 2015, aflopend tot 1 PJ in 2019. Bij de landbouw gaat het om 0,5 tot 1,5 PJ vanaf ongeveer 2010 en bij de diensten om 0 tot 3 PJ in de hele periode.
- De methode voor omgaan met statistisch verschil is aangepast. Voorheen werd vanaf 2013 uitgegaan van statistisch verschil van -3 procent op jaarbasis, aansluitend bij oude data (t/m 2012) over verbruik diesel wegverkeer gebaseerd op het aparte accijnstarief enkel voor gebruik voor wegverkeer wat tot die tijd bestond. In de nieuwe methode wordt het statistisch verschil weggewerkt vanaf 2015. Het finaal energieverbruik van wegverkeer wordt berekend als restpost door de totale marktleveringen van diesel te verminderen met de leveringen aan overige afnemers.
Het eerste en het tweede punt werkt allebei door op finaal energieverbruik wegverkeer wat daardoor omlaag gaat met gemiddeld ruim 5 procent vanaf 2015.
Vóór de accijnsaanpassing van 2013 was er een positief statistisch verschil, dat wil zeggen meer aanbod dan verbruik. Door de verbeterde gegevens waarbij het verbruik is gestegen is dit statistisch verschil kleiner geworden en in een aantal jaren negatief.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Nader voorlopige cijfers: juni/juli van het jaar volgend op het verslagjaar.
Definitieve cijfers: december van het tweede jaar volgend op het verslagjaar.

Toelichting onderwerpen

Opbouw vanuit verbruik
Opgebouwd vanuit verbruik is het energieverbruik de som van het saldo van inzet en productie van energie, het eigen verbruik, de verliezen bij distributie, het finaal energieverbruik en het niet-energetisch gebruik.
Totaal verbruik
De hoeveelheid energie die is verbruikt door bedrijven, huishoudens en vervoer in Nederland. Energie kan zijn verbruikt:
- bij omzetting in andere energiedragers, dit is de inzet minus de productie van energie.
- als finaal verbruik.
Finaal energieverbruik
Het door gebruik opmaken van energie. Hierna resteert geen nuttig bruikbare energiedrager.

Voorbeelden zijn het verbranden van aardgas in een warmteketel, het verbruik van elektriciteit door huishoudens en het verbruik van motorbrandstoffen voor vervoer.
Niet-energetisch gebruik
Het gebruiken van een energiedrager voor het maken van een product dat geen energiedrager is. Hierbij blijft de voor het productieproces gebruikte energie in het product aanwezig. Voorbeelden zijn het gebruik van olie als grondstof voor plastic of aardgas voor kunstmest.

Aardgas; niet-energetisch gebruik

Om de schommelingen in de vraag naar aardgas tussen zomer en winter op te vangen is er behoefte aan opslag van aardgas.

Een leeg gasveld kan geschikt gemaakt worden als ondergrondse opslag voor aardgas.
Hiervoor is het nodig dat er een bepaalde druk aanwezig is zodat het opgeslagen gas er ook weer snel uitgehaald kan worden.

Het aardgas dat in het lege veld gepompt wordt om de druk op peil te brengen wordt kussengas genoemd. Dit maakt geen deel uit van de aardgasvoorraad omdat het in principe tijdens de gehele levensduur van de ondergrondse opslag in het veld blijft.

De gebruikte hoeveelheid kussengas wordt in de energiebalans geboekt als 'Niet-energetisch gebruik'.