Prognose intervallen personen in huishoudens; 2016-2060

Prognose intervallen personen in huishoudens; 2016-2060

Geslacht Prognose(-interval) Perioden Personen in huishoudens Totaal personen in huishoudens (aantal) Personen in huishoudens Personen in particuliere huishoudens Totaal personen in particuliere huish. (aantal) Personen in huishoudens Personen in particuliere huishoudens Thuiswonend kind (aantal) Personen in huishoudens Personen in particuliere huishoudens Alleenstaand (aantal) Personen in huishoudens Personen in particuliere huishoudens Samenwonend (aantal) Personen in huishoudens Personen in particuliere huishoudens Ouder in eenouderhuishouden (aantal) Personen in huishoudens Personen in particuliere huishoudens Overig lid huishouden (aantal) Personen in huishoudens Personen in institutionele huishoudens (aantal) Particuliere huishoudens Totaal particuliere huishoudens (aantal) Particuliere huishoudens Gemiddelde huishoudensgrootte (aantal)
Totaal mannen en vrouwen Prognose 2016 16.974.192 16.733.341 4.569.610 2.918.465 8.437.940 554.282 253.044 240.836 7.733.844 2,16
Totaal mannen en vrouwen Prognose 2030 17.837.004 17.582.854 4.637.213 3.371.187 8.717.016 589.057 268.381 254.575 8.362.524 2,10
Totaal mannen en vrouwen Prognose 2045 18.139.076 17.838.240 4.735.124 3.629.595 8.580.118 605.299 288.105 301.745 8.569.453 2,08
Totaal mannen en vrouwen Prognose 2060 18.175.442 17.857.530 4.688.144 3.687.670 8.581.363 598.718 301.635 319.320 8.623.341 2,07
Totaal mannen en vrouwen Ondergrens 95%-prognose-interval 2016 16.929.630 16.684.016 4.475.084 2.685.917 8.157.527 508.562 239.750 217.845 7.586.841 2,12
Totaal mannen en vrouwen Ondergrens 95%-prognose-interval 2030 17.033.082 16.780.758 4.128.183 2.402.861 7.413.738 414.328 217.166 147.671 7.616.301 1,93
Totaal mannen en vrouwen Ondergrens 95%-prognose-interval 2045 16.653.369 16.423.205 3.859.547 2.164.546 6.709.156 356.790 208.056 119.203 7.403.751 1,84
Totaal mannen en vrouwen Ondergrens 95%-prognose-interval 2060 15.994.946 15.721.958 3.450.610 1.874.484 6.296.173 297.973 199.306 66.668 7.162.687 1,78
Totaal mannen en vrouwen Bovengrens 95%-prognose-interval 2016 17.025.952 16.787.534 4.662.973 3.158.553 8.702.997 602.087 269.439 266.385 7.906.255 2,21
Totaal mannen en vrouwen Bovengrens 95%-prognose-interval 2030 18.847.746 18.566.762 5.185.565 4.422.810 9.944.960 772.863 342.131 372.767 9.125.180 2,30
Totaal mannen en vrouwen Bovengrens 95%-prognose-interval 2045 19.799.522 19.505.836 5.809.530 5.245.559 10.579.060 870.879 414.410 524.123 9.821.782 2,39
Totaal mannen en vrouwen Bovengrens 95%-prognose-interval 2060 20.812.700 20.438.174 6.159.118 5.726.232 11.070.825 935.567 466.572 638.311 10.268.292 2,46
Totaal mannen en vrouwen Ondergrens 67%-prognose-interval 2016 16.950.820 16.707.704 4.522.363 2.802.159 8.307.246 530.567 246.370 228.708 7.657.731 2,14
Totaal mannen en vrouwen Ondergrens 67%-prognose-interval 2030 17.411.936 17.173.928 4.384.060 2.849.760 8.098.021 497.998 242.784 196.716 7.975.709 2,02
Totaal mannen en vrouwen Ondergrens 67%-prognose-interval 2045 17.374.950 17.072.528 4.272.614 2.839.945 7.660.752 475.126 247.959 199.917 7.980.633 1,96
Totaal mannen en vrouwen Ondergrens 67%-prognose-interval 2060 17.043.656 16.758.646 4.034.271 2.683.881 7.436.581 438.558 248.947 183.432 7.833.471 1,93
Totaal mannen en vrouwen Bovengrens 67%-prognose-interval 2016 16.997.636 16.759.499 4.617.332 3.030.831 8.580.088 576.272 261.276 252.433 7.819.521 2,18
Totaal mannen en vrouwen Bovengrens 67%-prognose-interval 2030 18.274.390 18.010.896 4.918.922 3.857.535 9.308.581 675.146 299.232 311.325 8.744.427 2,20
Totaal mannen en vrouwen Bovengrens 67%-prognose-interval 2045 18.968.720 18.647.196 5.244.887 4.361.863 9.479.267 733.257 338.949 400.751 9.191.530 2,23
Totaal mannen en vrouwen Bovengrens 67%-prognose-interval 2060 19.397.900 19.071.912 5.406.093 4.620.854 9.719.323 750.799 371.993 448.564 9.416.555 2,25
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Deze tabel bevat cijfers over de prognose van de bevolking van Nederland in huishoudens en particuliere huishoudens in Nederland. De cijfers hebben betrekking op de situatie per 1 januari.

De volgende uitsplitsingen zijn mogelijk:
- Personen naar positie in het huishouden, geslacht en prognose-interval;
- Particuliere huishoudens naar prognose-interval;
- Gemiddelde huishoudensgrootte naar prognose-interval;

Gegevens beschikbaar van 2016 tot en met 2060

Status van de cijfers:
De cijfers in deze tabel zijn berekende prognosecijfers.

Wijzigingen per 18 december 2018:
Geen, deze tabel is stopgezet.

Wijzigingen per: 29 januari 2016.
In deze nieuwe tabel is de voorgaande prognose bijgesteld op basis van de meest recente inzichten, de prognoseperiode loopt nu van 2016 tot 2060.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Niet meer van toepassing. Deze tabel wordt opgevolgd door Prognose intervallen personen in huishoudens; 2019-2060. Zie paragraaf 3.

Toelichting onderwerpen

Personen in huishoudens
Bevolking van Nederland naar positie in het huishouden, 1 januari.

Bevolking
De bewoners van een bepaald gebied. In de CBS-bevolkingsaantallen zijn uitsluitend personen begrepen die zijn opgenomen in het bevolkingsregister van een Nederlandse gemeente. In principe wordt iedereen die voor onbepaalde tijd in Nederland woont, opgenomen in het bevolkingsregister van de woongemeente. Personen die tot de bevolking van Nederland behoren, maar voor wie geen vaste woonplaats valt aan te wijzen, zijn opgenomen in het bevolkingsregister van de gemeente 's-Gravenhage. In de bevolkingsregisters zijn niet opgenomen de in Nederland wonende personen waarvoor uitzonderingsregels gelden met betrekking tot opneming in de bevolkingsregisters (bijvoorbeeld diplomaten en NAVO militairen) en personen die niet legaal in Nederland verblijven.

Huishouden
Particulier of institutioneel huishouden.

Particulier huishouden
Eén of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf daar niet-bedrijfsmatig voorzien in de dagelijkse levensbehoeften.

Institutioneel huishouden
Eén of meer personen die samen een woonruimte bewonen en daar bedrijfsmatig worden voorzien in dagelijkse levensbehoeften. Ook de huisvesting vindt bedrijfsmatig plaats. Het gaat om personen in instellingen zoals verpleeg-, verzorgings- en kindertehuizen, gezinsvervangende tehuizen, revalidatiecentra en penitentiaire inrichtingen, die daar in principe voor langere tijd (zullen) verblijven.

Positie in het huishouden
Plaats die een persoon in een huishouden inneemt ten opzichte van de referentiepersoon van het huishouden. De referentiepersoon wordt niet als aparte positie onderscheiden maar neemt een van de andere posities in, behalve die van thuiswonend kind of lid van een institutioneel huishouden.

Referentiepersoon
Lid van het huishouden ten opzichte van wie de posities van de andere leden in het huishouden worden bepaald en van wie de kenmerken eventueel ook aan het huishouden worden toegekend. Uit de leden van het huishouden wordt de referentiepersoon als volgt gekozen:
- als er een paar is binnen het huishouden: de man;
- als het paar van gelijk geslacht is: de oudste van het paar;
- in een eenouderhuishouden: de ouder;
- in een overig huishouden: de oudste meerderjarige man of - als deze ontbreekt - de oudste meerderjarige vrouw.
Totaal personen in huishoudens
Personen in particuliere huishoudens
Particulier huishouden
Eén of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf daar niet-bedrijfsmatig voorzien in de dagelijkse levensbehoeften.
Totaal personen in particuliere huish.
Thuiswonend kind
Persoon ongeacht leeftijd of burgerlijke staat die een kind-ouder relatie heeft met één of twee tot het huishouden behorende ouders.

Onder thuiswonende kinderen worden ook adoptie- en stiefkinderen begrepen, maar geen pleegkinderen.
Alleenstaand
Persoon die alléén zichzelf particulier, dus niet-bedrijfsmatig, voorziet van huisvesting en in dagelijkse levensbehoeften.

Een alleenstaande vormt een eenpersoonshuishouden. Tot eenpersoonshuishoudens worden ook personen gerekend die met anderen op eenzelfde adres wonen maar een eigen huishouding voeren. Alleenstaanden worden in alle burgerlijke staten aangetroffen; zo kunnen gehuwden na het stuklopen van hun relatie (in afwachting van een scheiding) alleen wonen.
Samenwonend
Situatie van twee personen die als paar, al dan niet met kinderen, een particulier huishouden vormen.
Ouder in eenouderhuishouden
Persoon die niet samenwoont met een partner, maar wel thuiswonende kinderen heeft.

Thuiswonend kind
Persoon ongeacht leeftijd of burgerlijke staat die een kind-ouder relatie heeft met één of twee tot het huishouden behorende ouders. Onder thuiswonende kinderen worden ook adoptie- en stiefkinderen begrepen, maar geen pleegkinderen.
Overig lid huishouden
Persoon die anders dan als partner, ouder in een eenouderhuishouden of als thuiswonend kind deel uitmaakt van een particulier huishouden. Te denken valt hierbij bijvoorbeeld aan iemand die samen met broer(s) en/of zus(sen) een huishouden vormt, een pleegkind, of een kostganger die bij een gezin inwoont.
Personen in institutionele huishoudens
Institutioneel huishouden
Eén of meer personen die samen een woonruimte bewonen en daar bedrijfsmatig worden voorzien in dagelijkse levensbehoeften. Ook de huisvesting vindt bedrijfsmatig plaats. Het gaat om personen in instellingen zoals verpleeg-, verzorgings- en kindertehuizen, gezinsvervangende tehuizen, revalidatiecentra en penitentiaire inrichtingen, die daar in principe voor langere tijd (zullen) verblijven
Particuliere huishoudens
Particuliere huishoudens in Nederland, 1 januari.

Particulier huishouden
Eén of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf daar niet-bedrijfsmatig voorzien in de dagelijkse levensbehoeften.
Totaal particuliere huishoudens
Particulier huishouden
Eén of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf daar niet-bedrijfsmatig voorzien in de dagelijkse levensbehoeften.
Gemiddelde huishoudensgrootte
Gemiddeld aantal personen dat deel uitmaakt van een particulier huishouden. Wordt berekend door de totale bevolking in particuliere huishoudens te delen door het aantal particuliere huishoudens