Huishoudens; grootte, samenstelling, positie in het huishouden, 1 januari
Verklaring van tekens
Tabeltoelichting
Deze tabel bevat informatie over het verloop van de huishoudens in Nederland naar grootte en samenstelling alsmede personen naar positie in het huishouden op 1 januari.
Gegevens beschikbaar vanaf: 1995
Status van de cijfers:
Alle in de tabel opgenomen cijfers zijn definitief.
Met de beschikbare informatie is voor de verslagjaren 1995, 1996 en 1997 niet eenvoudig een eenduidige toedeling van personen in institutionele huishoudens te maken naar de 3 onderscheidende categorieën instellingen. Om die reden zijn de aantallen op onbekend gezet.
Wijzigingen per 7 augustus 2023:
De cijfers per 1 januari 2023 zijn toegevoegd.
Wanneer komen er nieuwe cijfers?
In het 4e kwartaal van 2024 worden de definitieve cijfers per 1 januari 2024 toegevoegd.
Toelichting onderwerpen
- Personen naar positie in het huishouden
- Huishouden:
Particulier of institutioneel huishouden.
Particulier huishouden:
Eén of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf, dus niet-bedrijfsmatig, voorzien in de dagelijkse levensbehoeften.
Institutioneel huishouden:
Eén of meer personen die een woonruimte bewonen en daar bedrijfsmatig worden voorzien in dagelijkse levensbehoeften. Ook de huisvesting vindt bedrijfsmatig plaats.
Het gaat om instellingen zoals verpleeg-, en verzorgingshuizen, instellingen voor geestelijke gezondheidszorg, forensische centra, instellingen voor verstandelijk, lichamelijk en zintuiglijk gehandicapten, instellingen voor verslavingszorg en daklozenopvang, internaten, kloosters, gevangenissen, kazernes, en asielzoekerscentra, waarin de personen in principe voor langere tijd (zullen) verblijven.
Positie in het huishouden:
Plaats die een persoon in een huishouden inneemt ten opzichte van de referentiepersoon van het huishouden.
Referentiepersoon:
Lid van het huishouden ten opzichte van wie de posities van de andere leden in het huishouden worden bepaald en van wie de kenmerken eventueel ook aan het huishouden worden toegekend.
Uit de leden van het huishouden wordt de referentiepersoon als volgt gekozen:
- als er een paar is binnen het huishouden: de man;
- als het paar van gelijk geslacht is: de oudste van het paar;
- in een eenouderhuishouden: de ouder;
- in een overig huishouden: de oudste meerderjarige man of - als deze ontbreekt - de oudste meerderjarige vrouw.- Mannen
- Personen in institutionele huishoudens
- Totaal aantal personen in institutionele huishoudens.
Institutioneel huishouden:
Eén of meer personen die een woonruimte bewonen en daar bedrijfsmatig worden voorzien in dagelijkse levensbehoeften. Ook de huisvesting vindt bedrijfsmatig plaats.
Het gaat om instellingen zoals verpleeg-, en verzorgingshuizen, instellingen voor geestelijke gezondheidszorg, forensische centra, instellingen voor verstandelijk, lichamelijk en zintuiglijk gehandicapten, instellingen voor verslavingszorg en daklozenopvang, internaten, kloosters, gevangenissen, kazernes, en asielzoekerscentra, waarin de personen in principe voor langere tijd (zullen) verblijven.
- Vrouwen
- Personen in institutionele huishoudens
- Totaal aantal personen in institutionele huishoudens.
Institutioneel huishouden:
Eén of meer personen die een woonruimte bewonen en daar bedrijfsmatig worden voorzien in dagelijkse levensbehoeften. Ook de huisvesting vindt bedrijfsmatig plaats.
Het gaat om instellingen zoals verpleeg-, en verzorgingshuizen, instellingen voor geestelijke gezondheidszorg, forensische centra, instellingen voor verstandelijk, lichamelijk en zintuiglijk gehandicapten, instellingen voor verslavingszorg en daklozenopvang, internaten, kloosters, gevangenissen, kazernes, en asielzoekerscentra, waarin de personen in principe voor langere tijd (zullen) verblijven.
- Particuliere huishoudens
- Particulier huishouden:
Eén of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf, dus niet-bedrijfsmatig, voorzien in de dagelijkse levensbehoeften.- Naar huishoudensgrootte
- Huishoudensgrootte:
Aantal personen dat deel uitmaakt van het particulier huishouden.- Totaal particuliere huishoudens
- Eenpersoonshuishouden
- Een particulier huishouden bestaande uit één persoon.
- Meerpersoonshuishouden
- Een particulier huishouden bestaande uit twee of meer personen.
- Totaal meerpersoonshuishoudens
- Gemiddelde huishoudensgrootte
- Gemiddeld aantal personen dat deel uitmaakt van een particulier huishouden.
- Naar samenstelling
- Samenstelling huishouden:
Typering van een particulier huishouden op basis van de onderlinge relaties van de personen binnen het huishouden.- Totaal particuliere huishoudens
- Meerpersoonshuishouden
- Een particulier huishouden bestaande uit twee of meer personen.
- Totaal meerpersoonshuishoudens
- Totaal aantal particuliere huishoudens bestaande uit twee of meer personen.
- Meerpersoonshuishoudens zonder kinderen
- Meerpersoonshuishouden zonder thuiswonende kinderen.
Thuiswonend kind:
Persoon ongeacht leeftijd of burgerlijke staat die een kind-ouderrelatie heeft met één of twee tot het huishouden behorende ouders.
Adoptie- en stiefkinderen in het huishouden worden wel gezien als thuiswonende kinderen, maar pleegkinderen niet.
- Meerpersoonshuishoudens met kinderen
- Meerpersoonshuishouden met thuiswonende kinderen.
Thuiswonend kind:
Persoon ongeacht leeftijd of burgerlijke staat die een kind-ouderrelatie heeft met één of twee tot het huishouden behorende ouders.
Adoptie- en stiefkinderen in het huishouden worden wel gezien als thuiswonende kinderen, maar pleegkinderen niet.
- Eenouderhuishouden
- Eenouderhuishouden:
Particulier huishouden bestaande uit één ouder met één of meer thuiswonende kinderen.
Thuiswonend kind:
Persoon ongeacht leeftijd of burgerlijke staat die een kind-ouderrelatie heeft met één of twee tot het huishouden behorende ouders.
Adoptie- en stiefkinderen in het huishouden worden wel gezien als thuiswonende kinderen, maar pleegkinderen niet.- Totaal eenouderhuishoudens